DE ORGANISATIE VAN
KLEINE BOERENBEDRIJVEN
L. NIEUWENHUIJSE
Proefstation
voor (le Akker- en Weidebouw
I\E kleine boerenbedrijven moeten voldoende inkomen voor een gezin op-
leveren. Eenvoudig is dit niet, omdat een kleine oppervlakte cultuurgrond
minder dan 12 ha) beschikbaar is. Bovendien worden de mogelijkheden soms
beperkt'door de kwaliteit van de grond of door gemis aan ervaring, interesse
of kennis van de op deze bedrijven passende produkties. Het is daarom zeker
nodig dat met in achtname van de beperkingen een produktieplan wordt ge
kozen dat bij de bestaande verhouding tussen beschikbare grond, arbeid en
vermogen de hoogste bruto-opbrengst kan geven. Dit zal niet neerkomen op
een verkleinde weergave van het grotere bedrijf. Het kleine boerenbedrijf heeft
een eigen karakter en vraagt een daarbij passende bedrijfsexploitatie.
DE BESCHIKBARE PRODUKTIEFACTOREN
BIJ de organisatie moet steeds van enkele vaststaande gegevens worden
uitgegaan.
a. Grond. Er is bekend welke oppervlakte cultuurgrond beschikbaar is. Van
die oppervlakte kent de betrokken boer de mogelijkheden. Hij weet welk
deel geschikt is voor bouwland (met meer of minder ruime gewassen-
keuze) en welk deel alleen voor grasland. Ook over de te verwachten kg-
opbrengster. bestaat in de meeste gevallen een indruk.
b. Arbeid. De gezinscyclus is van invloed op de beschikbare arbeid. Een
pasgetrouwde boer zal voor het bedrijf alleen zijn eigen, arbeid beschik
baar kunnen stellen. Is een zoon-opvolger zo groot dat hij kan meewerken,
dan zal, ondanks de mogelijkheid dat de prestaties van de vader afnemen,
meer arbeid beschikbaar zijn. De beschikbare arbeid uit het gezin is voor
een langere periode vooraf te bepalen. Met het beschikbaar zijn van be
taalde vaste arbeidskrachten zal bij de bedrijfsorganisatie in het algemeen
geen rekening moeten worden gehouden.
c. Vermogen. De boer weet welk eigen vermogen hij beschikbaar kan
stellen. Daarnaast is van belang te weten welke mogelijkheden voor op
name van vreemd vermogen er zijn. Vooral ook of opname zonder zakelijke
zekerheid (b.v. borgtocht) aanwezig is. De zakelijke zekerheden kunnen
m defintief worden bepaald als het organisatieplan is opgesteld.
De mogelijkheden moeten de boer echter vooraf bekend zijn. Hij moet
voldoende geïnformeerd zijn of voor een bepaald plan inlichtingen vragen
bij de plaatselijke boerenleen)bank. Het vermogen waarover beschikt
kan worden is van bedrijf tot bedrijf zeer verschillend en is daarom juist
een punt dat in aanmerking moet worden genomen bij het (helpen) kiezen
van een bedrijfsplan.
DE PRODUKTTEMOGELÏJKHEDEN
BIJ de organisatie van het kleine boerenbedrijf staat voorop dat met de
beschikbare produktiefactoren een zo hoog mogelijk inkomen moet wor
den verkregen. Dit betekent in het algemeen dat wordt gestreefd naar een
hoge bruto opbrengst (b.v. ƒ20.000,a ƒ25.000,per arbeidskracht). Een
dergelijke opbrengst is alleen mogelijk als gewassen met hoge opbrengsten
worden verbouwd en een maximum aantal produktieve uren per arbeids
kracht wordt gemaakt.
Voor een hoge opbrengst is ook van belang dat de boer het werk zelf doet
en dus goed. Niets zal hem tijdens de produktiepeiiode ontgaan. Daardoor is
hij in staat kwaliteitsprodukten af te leveren die relatief een hoge prijs op
brengen.
Voor het bereiken van een hoge opbrengst, met de daarmee gepaard gaande
kansen op een beter inkomen, bestaan verschillende mogelijkheden. Er kan
b.v. vooral aandacht worden geschonken aan de veredelingsproduktie. De
hoeveelheid beschikbare grond speelt dan een minder belangrijke rol. Wordt
de grond als belangrijkste produktiebasis aangehouden, dan zijn er ook ver
schillende mogelijkheden. We geven enkele voorbeelden
a. Hakvruehten en melkvee
PEN hoge opbrengst per ha cultuurgrond wordt hier mogelijk door de
granen en andere gewassen met een vrij lage bruto-opbrengst niet
meer of in geringere mate in het bouwplan op te nemen. Voor vrucht
wisseling wordt dan kunstweide aangelegd die na twee a drie jaar wordt
gescheurd.
Dit systeem heeft o.a. het voordeel dat de bijprodukten van de akker
bouwgewassen voor de veehouderij kunnen worden benut. Anderzijds wer
ken stalmest en
kunstweide een goe
de structuur en bo
demvruchtbaarheid
in de hand. Uiteraard
zal de mogelijkheid
tot verbouw van bie
ten en aardappelen
aanwezig moeten
zijn.
Grasland en melkvee
PEN hoge opbrengst
gepaard gaande
met bedrijfsvereen-
voudiging is denk
baar met alleen gras
land en melkkoeien.
Deze vorm van spe
cialisatie houdt in
dat ook het eventueel
voor bouwland ge
schikte deel van het
bedrijf geheel in gras
wordt gelegd. Op het
kleine bedrijf kan
dan al gauw een
melkmachine worden
aangeschaft.
De boekhouding is op het kleine bedrijf van even
groot belang als op het grote bedrijf.
Kippen kunnen het arbeidsinkomen op het kleine bedrijf vergroten.
Om een groot aantal koeien te kunnen houden moet minstens rantsoen
beweiding worden toegepast. Momenteel heeft in dit verband de zomerstal-
voedering ook de aandacht. De koeien blijven dan het gehele jaar in een
open loopstal en worden gevoederd met gras (lx per dag maaien en
halen). Dit systeem biedt de mogelijkheid om meer koeien te houden dan
bij rantsoenbeweiding. (2% a 3 koeien per ha wordt dan mogelijk).
Wel wordt er soms gesteld dat er per ha 400 kg melk (één koe per
10 ha) méér moet worden verkregen om de extra kosten t.o.v. de rantsoen-
beweiding eruit te halen.
C. Akkerbouw en fruit
LEENT het bedrijf incl. de boer zich niet voor vrijwel alleen hakvruch-
ten en kunstweide of grasland en melkvee dan kan worden gedacht
aan akkerbouw en fruit (boomgaard) of kleinfruit b.v. aardbeien en bes
sen. Het nadeel van fruit is, dat de opbrengstprijzen grote verschillen
laten zien en met de teelt vaak meer handwerk gepaard gaat dan de
beschikbare arbeidskrachten kunnen leveren. Praktisch is de mogelijkheid
dus alleen aanwezig als tijdelijk los personeel kan worden aangetrokken.
Hetzelfde geldt als in plaats van fruit b.v. zilveruien, wijnpeen of gladiolen
in het bouwplan worden opgenomen.
d. Gemengd bedrijf met kleinvee
IS de oppervlakte grond te beperkt om bij de reeds genoemde vormen
van bedrijfsorganisatie een voldoende inkomen te verkrijgen, dan moet
worden gedacht aan produktie met aangekochte middelen b.v. het mesten
van kalveren, van jonge stieren, van varkens of het houden van kippen.
Deze produktie is niet afhankelijk van de aanwezigheid van cultuurgrond
en kan een noodzakelijke aanvulling zijn om de kleine boer van het benodig
de inkomen te voorzien.
Hier geldt echter (evenals voor andere reeds genoemde produktierica-
tingendat kennis van, en interesse voor de produktie noodzakelijke voor
waarden zijn.
Uiteraard zijn er veel meer voorbeelden van technische mogelijkheden
om het kleine boerenbedrijf te exploiteren. De exploitatie moet echter ook
economisch verantwoord zijn.
HET INKOMEN
HET is niet voldoende als de kleine boer een inkomen verkrijgt gelijk aan
dat van een betaalde arbeidskracht in de landbouw. Er moeten ook nog
middelen aanwezig zijn ter dekking van het ondernemersrisico en de ge
maakte overuren moeten worden betaald. De laatste moeten vaak worden
gemaakt om tegen een lage kostprijs te kunnen produceren (een betaalde
kracht wordt daardoor overbodig).
De mogelijkheid van inkomensvorming hangt niet alleen af van een juiste
bedrijfsorganisatie en bedrijfsvoering op deze bedrijven zelf. De rationalisatie
van (en dus de kosten voor) de grotere bedrijven die als basis voor de kost
prijsberekening dienen speelt ook een rol. Hoe voordeliger deze bedrijven
kunnen produceren hoe lager de kostprijs en daarmee de vast te stellen op-
brengstprijs. Wil het kleine bedrijf bij die prijzen winst kunnen maken dan
zal de kostprijs minstens met die van de grotere bedrijven moeten concur
reren.
IETS dergelijks geldt voor produkten waarvan geen kostprijzen worden
berekend, maar die door specialistische bedrijven in grotere hoeveelheden
worden geproduceerd. Voor de prijzen waartegen deze bedrijven kunnen af
leveren zullen ook de kleine boerenbedrijven moeten produceren. Dit houdt in,
dat de kostprijs niet veel hoger dan op de genoemde bedrijven mag zijn.
De organisatie van liet kleine boerenbedrijf moet erop gericht zijn om de
produkten tegen een zo laag mogelijke kostprijs voort te brengen.
De reeds genoemde produktiemogelijkheden werken een lage kostprijs in
de hand. Er wordt een goede besteding van de arbeid gedurende het gehele
jaar verkregen. Daardoor kunnen op een klein bedrijf relatief minder on-
produktieve uren voorkomen dan op een gróter bedrijf dat b.v. slechts enkele
gewassen verbouwt.
Zie verder pagina 27 onderaan).
ZEEUWS LANDBOUWBLAD