Coöperatie en de kleine boer
De arbeid op het gezinsbedrijf
r
D1
III
KWETSBAAR en
STERK GEBONDEN
24
'pIGENLIJK is de kop boven deze regels niet juist. De aanhef zou namelijk gemakkelijk de me-
•C» ning kunnen doen postvatten, dat de kleine boer binnen de coöperatie een aparte plaats in
neemt. En het woord apartheid klinkt velen beslist niet sympathiek. Alsof er sprake zou zijn van
een tegenstelling tussen de kleine boer en andere boeren, als leden van een coöperatie. Of dit nu
een aan- en verkoopvereniging, een boerenleenbank, een suikerfabriek, een zuivelfabriek, een
veiling of welke coöperatie of onderlinge ook is.
Daarmee zeggen we niet, dat er geen tegenstellingen tussen kleine en grotere boeren voorkomen.
Van tijd tot tijd blijkt daar naar buiten wel eens iets van. Nogmaals, slechts incidenteel. De vraag
kan rijzen: wie of wat schept, deze tegenstellingen? Het lijkt hier niet de plaats zich daarin te gaan
verdiepen. Om over de „schuld"vraag helemaal niet te spreken. Laten we maar zeggen, dat beide
partijen de plicht hebben de eventuele tegenstellingen zoveel als mogelijk is te overbruggen. Om
meerdere redenen.
/N vele streken van ons land leert de geschiedenis van de coöperatie, dat het juist ging om de
kleitere boer. Hem helpen bij zijn streven naar een betere bestaanszekerheid. En met suc
ces. Overigens is het verschil in economische positie tussen de kleinere en grotere boeren be
slist niet zo groot als op het eerste gezicht wel eens lijkt. Vandaar dan ook, dat de coöperatie binnen
alle grootte-klassen goed is aangeslagen. De coöperatie dient e?i wil alle boeren dienen ongeacht de
bedrijfsgrootte. De praktijk leert dat ook. En als we zojuist spraken van tegenstellingen, dan is dit
vaak eerder een gevoelskwestie dan concrete werkelijkheid.
De belangen van de kleine boer worden ook door coöpereren gediend.
NOEMEN we met name de aankoopcoöperatie. De bundeling van de aankoop van kunstmest bij
voorbeeld houdt in, dat de kleine boer tegen redelijke prijzen aan zijn meststoffen komt. De
coöperatie brengt zowel in één vracht een grote partij tegelijk bij het grotere lid als in één vracht
meerdere partijtjes bij enkele kleinere leden. En denken we aan de zuivelcoöperatie, dan geldt het
zelfde voor het ophalen der melkbussen. Ook bij het lid dat één bus melk levert wordt de grondstof
voor de zuivelcoöveratie opgehaald. Vele kleintjes maken ook hier een grote e?i is dat in wezen
niet de belangrijkste achtergrond voor het coöpereren? Bij de veilingen geldt hetzelfde. Doordat
een kist van dit en een kist van dat geblokt wordt tot een partij wordt het voor de kopers aantrek
kelijker. Op deze wijze komen ook de kleinere telers aan hun trek. We kunnen zonder voorbehoud
stellen, dat de coöperatie voor de kleine boer en tuinder van zeer groot nut is. Het samen sterk
staan is beslist geen holle jrase.
MEDE in aantal gezien kunnen de kleinere collega's binnen de coöperatie behoorlijk meespreken.
Als ze bij verkiezingen van bestuursleden bijvoorbeeld goed ter vergadering vertegenwoor
digd zijn. Wordt het argument „ik heb geen tijd" dikwijls niet te gemakkelijk gehanteerd? Tijd heb
ben is één kant van de medaille, maar belangstelling moet er ook zijn. Wij hebben de indruk, dat
aan dat laatste wel eens wat mankeert. Overigens niet alleen bij de kleine boer of tuinder. Een goed
zakelijk verkeer met de coöperatie staat voorop. Maar de coöperatie is tevens een vereniging van
personen. Aan dit laatste aspect wordt wel eens te weinig aandacht besteed. En hierdoor ontstaat juist
het kwade gerucht. Zo in de geest van: ze doen maar en houden geen rekening met ons.
1961 is nog niet zo lang geleden van stapel gelopen. Laat een van de goede voornemens ook zijn:
meer meeleven en belangstelling voor de coöperatie. Daar kan ook de kleine boer wél bij varen.
J. Dij.
DE PLUIMVEETEELTREGELING
VOOR 1961 AANZIENLIJK
VERRUIMD
I\E „Pluimveeregeling 1961", welke voor
het jaar 1961 het aanhouden van vol
wassen hennen regelt, is een dezer dagen
afgekomen. Zij is in werking getreden met
ingang van 1 januari 1961 en eindigt met
ingang van 1 januari 1962. Het maximum
aantal volwassen hennen dat thans mag
worden aangehouden op bedrijven per
grootte van t/m 3 ha cultuurgrond is
verhoogd van 250 op 300 stuks per volle ha
cultuurgrond.
Op bedrijven per grootte van 3 t/m 20 ha
mogen maximaal 900 stuks (voorheen 750
stuks) volwassen hennen worden aangehou
den. Op bedrijven met meer dan 20 ha cul
tuurgrond maximaal 150 stuks (voorheen
125 stuks).
Ondernemers die over geen of minder
dan *4 ha cultuurgrond de beschikking heb
ben, mogen, gelijk tot nu toe het geval was
niet meer dan 50 stuks volwassen hennen
aanhouden.
E vóór 1 januari 1961 door of namens
het Produktschap voor Pluimvee en
Eieren afgegeven ontheffingen of vergun
ningen blijven voor zover deze inmiddels
niet zijn vervallen of ingetrokken nor
maal van kracht en behoeven niet opnieuw
te worden aangevraagd.
Het op deze ontheffingen of vergunningen
vermelde aantal volwassen hennen wordt ge
acht te zijn verhoogd met: 50% voorzover
het vóór 1 januari 1960 afgegeven vergun
ningen of ontheffingen betreft; en met 20 "o
voor zover het de in de loop van 1960 afge
geven ontheffingen betreft.
Bedrijfsverzorgiiig of boereiihulpverloningsdienst een oplossing?
HET kleinere bedrijf is veelal een gezinsbedrijf; een eenmansbedrijf of door een meewerkende
zoon vaak een tweemansbedrijf.
Het voordeel van een dergelijke bedrijfsvoering is de onafhankelijkheid van vreemde arbeidskrach
ten. Een voordeel dat bij het snelle teruglopen van het aantal landarbeiders steeds groter wordt. Dat
er ook nadelen zijn is duidelijk. Het ten volle praiuktief maken van de beschikbare arbeidskracht
vraagt aanpassing in het bedrijfsplan. Aanpassing van het aantal arbeidskrachten aan de arbeidsbe-
hoefte is veel eenvoudiger. Echter, ook voor de grotere bedrijven, wordt deze werkwijze steeds
meer als onmogelijk en ongewenst beschouwd.
rN ander punt waaruit moeilijkheden kunnen voortvloeien is de kwetsbaarheid die in de geringe
arbeidsbezetting van het gezinsbedrijf zijn gelegen. Bij ziekte en ongeval komen er zeker bij het
éénmansbedrijf onoverkomelijke moeilijkheden. Men doet dan vaak in zo'n geval een beroep op fa
milie of buren, of deze hulp wordt van die zijde spontaan aangeboden. De laatste tijd komt de
wenselijkheid naar voren deze vorm van hulp in georganseerd verband mogelijk te maken. De oude
vormen van burenhulp verliezen, zelfs in de gebieden waar ze lange tijd een ongeschreven wet
waren, steeds meer aan betekenis. Men ziet deze verschuivng naar de georganiseerde vormen in
alle sectoren van de samenleving. Zo behoorde de huidige taak van bijv. begrafenisondernemingen
in vroeger dagen in veel plattelandsgebieden tot die van buren of buurtgemeenschappen. Deze ont
wikkeling naar onafhankelijkheid zet zich steedsverder voort, afhankelijkheid wordt steeds minder
gewenst.
BEHALVE dus de wens naar meer zakelijke verhoudingen bij de hulp tijdens ziekte en ongeval waar
in een boerenliulpverienlngsdienst of een vereniging voor bedrijfsverzorging kan voorzien, zal
deze georganiseerde vorm van hulp mogelijkheid kunnen geven tot liet realiseren van vrije dagen
(b.v. week-einden) en vakantie. De vraag naar mogelijke oplossingen voor deze problemen *a! onge
twijfeld toenemen nu de categorie gezinsbedrijven groter wordt door het verminderen van het aantal
landarbeiders.
De verwezenlijking van verenigingen op dit gebied hangt van veel factoren af.
Aan de arbeidskrachten, in dienst van een dergelijke vereniging, zullen hoge eisen gesteld moeten
worden. Behalve dat een bedrijfsverzorger een goed landbouwer-veehouder-tuinder zal moeten zijn,
zal hij ook de juiste mentale instelling voor dit werk moeten hebben.
Voor tijden van „werkeloosheid" van de bedrijfsverzorger zullen goede contacten met bijv. een
coöperatieve landbouwvereniging wenselijk zijn om een economische basis mogelijk te maken. Ook
de organisatievorm en de financiële consequenties voor de deelnemers zijn belangrijke zaken.
Ten einde een indruk te geven van de werkwijze van reeds bestaande instellingen voor bedfïjfs-
verzorging volgen hier enkele gegevens.
Onderlinge bedrijf sverzorging met gesloten beurs te Den Ham.
INaar aanleiding van een langdurige ziektegeval van één der leden, kwam men in een vergade
ring van de plaatselijke afdeling O. L. M. overeen, een lijst met vrijwilligers op te stellen, opdat
men in voorkomende gevallen hulp zou kunnen bieden. Alle aanwezigen gaven zich spontaan
op.
De secretaris werd aangewezen om deze hulpverlening te regelen. Bij sommige werkzaamheden
zoals het rooien en inkuilen van aardappelen en de graanoogst worden soms wel 6 tot 12 men
sen tegelijk ingezet.
Niet zelden komt het voor, dat een boer die zelf vanuit zijn bedrijf geen hulp kan bieden een
door hem betaalde arbeider laat helpen.
Be.dritjfsverzörging te Gorsel.
nln deze overwegend Protestantse gemeente is dit werk in 1958 gestart vanuit de Protestantse
Stichting voor Maatschappelijk Werk waarin de kerken samenwerken. De bedrijfsverzorging
beoogt het bieden van hulp aan die
landbouwers die door ziekte of ongeval
niet in staat zijn hun bedrijf te voeren. Het
werkgebied omvat ongeveer 500 bedrijven.
De administratie wordt gevoerd door een
jonge landbouwer die samen met de aange
stelde kracht uitmaakt waar hulp het meest
nodig is. De financiële lasten worden gedra
gen door de bedrijven die een beroep doen
op deze hulp, terwijl mén belangrijke sub
sidies ontvangt van de gezamenlijke diaco
nieën, standsorganisaties en coöperaties.
Coöperatieve vereniging tot exploitatie
van een horren hulpverleningsdienst
voor Oldeboorn e.o. W. A.
Ieder lid van deze vereniging, die ongeveer
25 veehouders omvat, heeft 't recht in voor
komende gevallen een verzoek te richten
tot het bestuur om bedrijfshulp wanneer:
a. Hijzelf, zijn meewerkende gezinsleden, of
zijn vast personeel door ziekte, ongeval
of ten gevolge van een wettelijke ver
plichting niet in staat is zijn geheel of
gedeeltelijk het werk op zijn bedrijf te
verrichten.
b. Hijzelf, zijn meewerkende gezinsleden of
zijn vast personeel t.g.v. vakantie, vrije
tijd of anderszins geen arbeid in het be
drijf kunnen verrichten.
c. Het lid om andere redenen tijdelijke be
drijfshulp wenst te ontvangen.
Het bestuur is bevoegd te bepalen hoelang
de hulpverlening zal plaatsvinden en kan,
indien de omstandigheden dit noodzakelijk
maken, de dienstverlening beëindigen. Om
de. benodigde financiële middelen te verkrij
gen legt men de leden een heffing op.
0EZE voorbeelden verschillen naar aard en
werkwijze. Het eerste staat ongetwijfeld het
dichtst bij de oude burenhulp, zoals die in ons
land lange tijd gebruikelijk was. In Gorsel richt
men zich alleen op de noodgevallen en men helpt
er iedereen. In de coöperatieve vereniging hebben
de leden natuurlijk voorrang en kan zich de hulp
ook uitstrekken buiten gevallen van ziekte en
ongeval. Genoemde voorbeelden zullen waar
schijnlijk moeilijk zonder meer in elk gebied zijn
toe te passen. Daarvoor zijn de onderlinge ver
schillen te groot. Wel zullen deze voorbeelden een
bijdrage kunnen leveren aan de discussie om de
wenselijke vormen te vinden.
Dat er in deze organisatie voor be
drijfsverzorging mogelijkheden zijn ge
legen om de kwetsbaarheid te vermin
deren en de mogelijkheden van het ge
zinsbedrijf te vergroten, die het over
wegen waard zijn, hopen wij hiermee te
hebben aangetoond.
P. R.