ZATERDAG 14 JANUARI 1961
3?
teelten, vollegronds groenteteelten, klein fruit
teelt en de moeilijkheid hierbij is, dat dit sterk
wordt geremd door de bestaande voorschriften.
Reeds lang is er ook aangedrongen op meer soe
pele toepassing van de voorschriften. Deze stem
men worden echter ook in andere provincies meer
en meer gehoord.
De heer Van Hennik wijst erop, dat het nodig
is de bestaande voorschriften per 1 januari 1962
te herzien en in verband daarmede is in voorberei
ding een tuinbouwvestigingswet. Hoewel hierover
nog weinig bekend is en afgewacht zal moeten
worden hoe deze wet eruit zal zien, meent de heer
Van Hennik toch, dat de voorschriften op dit ge
bied wat soepeler zullen worden. Het spreekt van
zelf, dat verschillende eisen zullen worden gehand
haafd en dat aan bepaalde voorwaarden zal moeten
worden voldaan. Het is echter thans niet mogelijk
in sommige delen van ons land, en dan met name
voor Zeeland ontheffingen te gaan verlenen. Voor
Zeeland geldt niet het bezwaar van te weinig theo
retische scholing om voor een erkenning of teelt
vergunning in aanmerking te komen, doch veelal
de eis van de praktijktijd, die voor velen neerkomt
op de tijd van 5 jaar. Dit laatste, aldus de heer
Van Hennik, vinden wij ook wel te zwaar en wij
hopen dan ook, dat bij de nieuwe tuinbouwvesti
gingswet men ten aanzien van de praktische eisen
de nodige soepelheid zal betrachten en een ver
korte tijd zal invoeren.
De Voorzitter dankt de heer Van Hennik voor
zijn toelichting en constateert, dat de afgevaardig
den van de Afdeling Biggekerke voldoende zijn in
gelicht.
De Voorzitter stelt hierna de vergadering in de
gelegenheid vragen te stellen.
De heer M. van Fraaijenhove (Axel) kan zich
niet verenigen met de voorstellen die het Land
bouwschap aan de regering heeft gedaan en waar
bij lagere garantieprijzen werden voorgesteld, ter
wijl de prijsdalingen in de agrarische sector het
sterkst zijn. Tevens kan spr. het niet juist vinden
in een tijd van grote overschotten tot prodbktivi-
teitsverhoging aan te dringen, omdat overschotten
altijd aanleiding geven tot lagere prijzen.
De heer B. G. ter Haar Romeny (Wolfaartsdijk)
zegt, dat de heer Vaandrager in zijn inleiding ook
gezinspeeld heeft op de bezitsvorming. Men con
stateert overal een wegtrekken van de landarbei
ders naar de industrie. In een onlangs gehouden
vergadering van de Vereniging van Burgemeesters
en Secretarissen werd ter sprake gebracht of men
de mogelijkheden niet eens onder het oog moest
zien om voor de landbouwbedrijven woningen voor
landarbeiders te bouwen in de vrije sector, met
dien verstande, dat de bedrijven de arbeiders be
hulpzaam zijn bij de bouw van een woning, die dus
hun eigendom wordt. Spr. vraagt of het geen aan
beveling verdient, dat de landbouworganisaties
deze mogelijkheden eens nader in studie gaan
nemen.
De heer De Feijter (Wissenkerke) acht het ge
wenst om tot meer coördinatie in de afzet van
landbouwprodukten te komen. Spr. vraagt vervol
gens wat er gedaan wordt om de belastingvoorstel
len, die voor de landbouw zeer ongunstig zijn, in
gunstige zin gewijzigd te krijgen en of het laatste
woord reeds is gesproken over het coupeerverbod.
Tenslotte bepleit spr. het organiseren van groot
scheepse protestacties tegen het landbouwbeleid
van de Regering.
De heer De Nood (Waterlandkerkje) vraagt of
er nog iets terecht komt van de deze zomer be
sproken stemming over het Landbouwschap-
Tevens gaan er geruchten, dat een korting van
7,tot 9,zal worden toegepast op de gelever
de suikerbieten. Wat moet men hiervan aannemen.
Dg heer Krijnsen (Waarde) acht het voor de
telers, die vroeger op vergunning de z.g. rode wijn
peeën teelden een bezwaar, dat deze teelt geheel is
vrijgegeven.
De heer Mesu (Gapinge) brengt nogmaals zijn
persoonlijke ondervinding met betrekking tot de
herverkaveling Walcheren naar voren. Uitvoerig
s-eeft spr. aan welke onjuiste beslissingen naar zij*
mening zijn genomen.
De heer Boone (Ritthem) acht het gewenst, dat
men zich bij de onderhandelingen over de loon
regelingen in de toekomst wat meer op de praktijk
baseert. In het contract namelijk is sprake van
a- en b-arbeiders, die een verschillende beloning
zouden moeten ontvangen. Wanneer deze mensen
in feite in een bepaalde periode hetzelfde werk ver.
richten kan men niet anders doen dan ze gelijk
betalen.
In de tweede plaats wil de heer Boone niet de
Regering de grootste schuld geven van de vaststel
ling der lagere garantieprijzen, doch het Land
bouwschap, dat met voorstellen is gekomen, die als
gevolg van de produktiviteitsstijging een lagere
prijs inhielden. Het is spr. een raadsel hoe men
hiertoe is kunnen komen.
Tenslotte acht de heer Boone het gewenst, dat
het grote publiek meer wordt ingelicht over de
samenstelling van de suikerprijs en met name, dat
de niet-plattelander er eens op gewezen wordt, dat
circa 19,van de prijs bestemd is voor de fiscus
en niet in de zak van de boer terechtkomt.
De heer Philipse ('s-H. Arendskerke) zegt met
veel belangstelling naar de inleiding van de heer
Vaandrager te hebben geluisterd. In Zeeland, waar
men voor grote vraagstukken staat, o.a. met name
de industrialisatie, kan men de laatste tijd veel
stemmen beluisteren, die de gemeenteklassificatie
wensen op te heffen. Spr. vraagt de heer Vaan
drager welke gevolgen een eventuele opheffing
van de gemeenteklassificatie zou kunnen hebben
voor de lonen in de landbouw.
De heer Koster (Axel) is van mening, dat de
heer Vaandrager zijn betoog op zeer deskundige
wijze heeft opgebouwd en een juist inzicht in de
problemen rondom de loonvorming heeft gegeven.
Niettemin wil spr. gaarne even ingaan op de pas
sage uit de rede, die handelt over het loonbeleid,
dat in de naaste toekomst zal moeten worden ge
voerd. Hierin heeft de heer Vaandrager gesteld,
dat zijn indruk is, dat er in de toekomst vermoe
delijk nog meer ruimte voor loonsverbeteringen
aanwezig zal zijn in de akkerbouw dan in de vee
houderijsector en de bedrijven van de lichtere
gronden. De heer Koster vraagt, waarop deze in
druk is gebaseerd.
De Voorzitter dankt de vragenstellers en stelt
voor in eerste instantie het woor de geven aan de
heer Vaandrager om die vragen te beantwoorden,
die op het terrein van het loonbeleid zijn gesteld.
De vragen betreffende de suikerprijs erf het
Landbouwschap wil spr. in de middagvergadering
aan de Algemeen Voorzitter ter beantwoording
voorleggen.
De heer Vaandrager wijst erop, dat uit de maand-
statistiek van het C. B. S. van september is geble
ken, dat de prijsdaling, d.w.z. de kosten van levens
onderhoud niet noemenswaard zijn gestegen, voor
namelijk als gevolg van de daling van de produk-
ten uit de agrarische sector. Men zou met andere
woorden kunnen zeggen, dat de kosten van het
levensonderhoud in bepaalde mate zouden zijn ge
stegen als het prijsniveau van de agrarische pro-
dukten op eenzelfde peil zou zijn gebleven. Voor
namelijk ligt dit aan de prijzen voor groenten, aard
appelen en fruit.
De tweede vraag, aldus de heer Vaandrager, han-'
delt over de produktiviteitsstijgingen. Wanneer
men deze kwestie door een nationale bril bekijkt,
kan men ervan uitgaan, dat het niet juist is van de
Regering een beleid te verwachten, dat erop gericht
is de overschotten nog te doen toenemen. Indien
men dit moeilijke vraagstuk echter in wereldver-
band bekijkt, dan lijdt het geen twijfel, dat de pro-
duktie zal moeten toenemen. Zolang er van de
drie mensen er nog steeds één ergens ter wereld
honger moet leiden, is het antwoord op de vraag
of er meer moet worden geproduceerd duidelijk
genoeg. De grootste moeilijkheid hierbij is, dat wij
de verdeling van het voedsel niet in de hand heb
ben, m.a.w., dat de regeringen nog steeds niet kun.
nen bereiken, dat de produkten uit de gebieden,
waar overschotten zijn, gebracht worden in de lan
den met grote tekorten. Op zichzelf is dit natuur
lijk een beschamend feit, ofschoon waarschijnlijk
de beschikbare scheepsruimte op dit ogenblik te
gering zal zijn om aan de oplossing van dit gewel
dige vraagstuk te kunnen voldoen.
De heer Vaandrager wijst er op, dat het voor
gaande niet betekent, dat van de Regering niet ge
vraagd mag worden een actief landbouwbeleid te
voeren, waarbij de voorwaarden aanwezig zijn, dat
het welvaartsniveau in de agrarische bedrijfstak
zich op gelijke wijze kan ontwikkelen dan elders
en in andere sectoren van het bedrijfsleven moge
lijk is.
Wat de vraag van de heer Ter Haar Romeny
betreft meent de heer Vaandrager, dat het aan
beveling verdient deze eens in beperkte kring in
het bestuur van de Z. L. M. aan de orde te stellen.
De heer Vaandrager zegt voorts naar aanleiding
van de vraag over de coördinatie in de afzet van
agrarische produkten, dat de 3 C. L. O.'s besloten
hebben in deze richting stappen te ondernemen.
De heer Vaandrager gaat voorts in op de vraag
van de heer Boone over de werkclassificatie. Hoe
wel spr. een opeij oog heeft voor de praktische be
zwaren aan deze regeling, blijft spr. van mening,
dat daarom het systeem als zodanig niet fout is.
De gedachte, die aan het stelsel der werkklassifi-
catie ten grondslag ligt, houdt in, dat er een op
klimmingsmogelijkheid in de landbouw moet zijn
en bij do steeds verdergaande mechanisatie en
specialisatie zal de waarde van een dergelijk
systeem toch steeds meer worden bevestigd.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Phi
lipse over de gemeenteklassificatie zegt de heer
Vaandrager, dat z.i. dit stelsel niet overboord ge
gooid kan worden. Wel zal men van de 5e ge
meenteklasse af moeten, omdat praktisch alle ar
beiders in andere bedrijfstakken daarin reeds zijn
ingedeeld. De motieven om de gehele gemeente
klassificatie op te heffen zijn naar het oordeel van
de heer Vaandrager thans niet aanwezig.
De heer Vaarfdrager zegt tenslotte, in antwoord
op de vraag van de heer Koster, dat zijn indruk
gebaseerd is op een nota van het Landbouwschap,
welke enige tijd geleden door een aantal economen
is samengesteld. Wanneer dit in twijfel getrokken
wordt, zal men de cijfers van het L. E. I. aan een
nadere studie moeten onderwerpen, teneinde te
kunnen aantonen dat de gestelde indruk niet juist
zou zijn.
De Voorzitter zegt de heer Vaandrager hartelijk
dank voor de beantwoording van de verschillende
vragen en geeft hierna het woord aan de Alge
meen Secretaris.
De Secretaris zegt inzake de vraag van de heer
Mesu, dat alle instanties, die op de een of andere
wijze op de beslissing van de Herverkavelingscom
missie invloed kunnen uitoefenen, door de heer
Mesu, mede in samenwerking met de Z. L. M., zijn
benaderd. Er is geen enkele instantie of commissie
meer over, waar nog beroep kan worden aange
tekend.
Met betrekking tot de vraag van de heer De
Feijter, zegt de Secretaris zelf ook van mening
te zijn, dat op het gebied van de afzet van land
bouwprodukten nog veel te verbeteren en te co-
ordineren is. Spreker zegt dit onderwerp spoedig
in K.N. L. C.-verband aan de orde te zullen stellen.
Het vraagstuk van de bouw van woningen voor
landarbeiders is in Zeeland door de Gewestelijke
Raad van het Landbouwschap in zijn geheel vol
ledig bestudeerd. De studie, die aan dit vraag
stuk is gewijd, is op niets uitgelopen, aldus de
Secretaris.
Ten aanzien van de vraag van de heer Van
Fraaijenhove zegt de Secretaris, dat de landbouw
in de onderhandelingen met de regering steeds
zijn kaarten open op tafel heeft gelegd. De garan
tieprijzen, die door de landbouw worden gevraagd,
zijn gebaseerd op de kostprijsberekeningen van het
L. E. I. Deze kostprijsberekeningen komen tot stand
volgens te voren door Regering en landbouw over
eengekomen normen en het moet niet reëel wor
den geacht garantieprijzen te vragen, welke boven
deze berekeningen uitgaan. Als de Overheid dan
ook van mening is ónder de gevraagde prijzen te
moeten gaan, hebben wij als agrarische bedrijfs
tak het recht om de Regering dit op ernstige wijze
te verwijten.
De Secretaris wijst erop, dat zulks in de afge
lopen weken duidelijk in pers en radio is gebleken.
De Voorzatter dankt de Secretaris voor de uit
voerige beantwoording der vragen en geeft hierna
het woord aan de heer Meijers om te spreken over
de vraag inzake de belastingvoorstellen.
De heer Meyers zegt, dat de belastingcommissie
van het Landbouwschap een adres heeft opgesteld
over de belastingvoorstellen, hetwelk aan alle
leden van de Tweede Kamer is gezonden. In deze
nota wordt zeer ernstig bezwaar gemaakt tegen de
schrappping van het artikel 6 lid 2, handelende
over de belasting van winst bij de vervreemding
van landbouwgronden. De argumenten, die door
het Landbouwschap daartegen zijn ingebracht,
zijn naar de mening van de heer Meijers zeer
steekhoudend doch van de kansen om op dit punt
iets te bereiken, valt op dit moment niets te zeg
gen.
Andere punten, die in het adres naar voren wor
den gebracht, zijn de kwesties inzake de middeling
van inkomens, de vrijstelling van een bedrag van
7500 bij liquidatie van bedrijven en de coöperatie
winst.
De heer Meijers kan de vergadering de verzeke
ring geven, dat door de landbouworganisaties en
het Landbouwschap alles in het werk wordt ge
steld om de nadelige kanten van de belasting
voorstellen in gunstige zin gewijzigd te doen krij
gen, doch dat voorlopig afgewacht zal moeten wor
den in hoeverre hier resultaten kunnen worden
bereikt.
De Voorzitter dankt de heer Meijers voor de
toelichting.
De Voorzitter zegt, in antwoord op de vraag
van de heer Krijssen, dat het Bestuur van het
Produktschap voor Groenten en Fruit besloten
heeft de teelt van deze z.g. koepeeën vrij te geven.
Spreker zegt, dat hierover een nadere publicatie
in het Zeeuws Landbouwblad tegemoetgezien kan
worden.
De Voorzitter zegt ten aanzien van de vraag
van de heer De Nood, dat deze heeft willen aan
tonen, dat het landbouwbedrijf op het ogenblik
economisch zeer kwetsbaar is, omdat de produktie-
kosten zeer hoog zijn. De heer De Nood heeft be
langstelling willen wekken voor de categorie onder,
nemers, in het bijzonder de jonge boeren, die hier
mede van dag tot dag geconfronteerd worden en
voor grote moeilijkheden komen te staan. De Voor
zitter zegt voor dit standpunt begrip te hebben,
doch de Z. L. M. mag niet alleen voor een bepaal
de categorie strijden, doch voor de landbouw in
zijn geheel.
Tenslotte richt de Voorzitter zich tot de heer
De Feijter en zegt, dat protestacties en optochten
naar Den Haag niet de juiste weg genoemd moe
ten worden om een doel te bereiken. Op de mas
sale voorlichtingsbijeenkomsten, die door de stands
organisaties onlangs zijn gehouden, is duidelijk
naar voren gekomen, dat de landbouw zich niet
moet laten verleiden tot het organiseren van dit
soort demonstraties, welke misschien wel specta
culair kunnen zijn, doch meestal een negatieve
reactie van andere bevolkingsgroepen tot gevolg
hebben. Wij zouden de landbouw, aldus de Voor
zitter, hiermede een slechte dienst bewijzen. Elke
Overheid, die haar gezag gerespecteerd wil zien,
kan moeilijk gevolg geven aan wensen en verlan
gens, die door de druk van demonstraties en op
tochten, dus geheeel buiten de parlementaire kana
len om, naar voren worden gebracht. Wanneer
de Overheid waarde aan dergelijke demonstraties
zou hechten, zou zij haar eigen gezag uithollen.
Wij moeten ons bewust zijn, dat de landbouw in
wezen een minderheid vormt van ongeveer 10
der bevolking en dat juist daarom de belangen
op waardige en georganiseerde wijze dienen te
worden verdedigd en behartigd.
Na nogmaals de heer Vaandrager hartelijk te
hebben bedankt voor zijn inleiding, sluit de Voor
zitter de vergadering onder dankzegging voor de
constructieve wijze, waarop de besprekingen in de
morgen vergadering zijn gevoerd.
Het verslag van de middagvergadering wordt
in het volgend nummer opgenomen.