Vervolg DE GRAANPOSITIE IN NEDERLAND 895 ZATERDAG 2 4 DECEMBER 1960 bewerking en menging geschieden op een cen traal bedrijf onder deskundige leiding, een be drijf, dat vanwege zijn deskundigheid bovendien bekend is bij de maalindustrie in tegenstelling tot de voor de maalindustrie onbekende zelf drogende teler. Met dit marktklaarmaken van de partijen hangt uiteraard ook de kwestie van de bevordering van de kwaliteit ten zeerste samen. Wellicht zal op dit gebied ook in E. E. G.-verband nog wel het nodige worden gedaan. DE MARKTPRIJSVORMING DAARNA stond spreker stil bij de noodzaak van ruimte in de prijsvorming en verbond daar aan hef volgende betoog: Men weet dat het denken van de graanhandelaar handelaar met een grote H en dat van de mensen, die marktregelend willen optreden, nogal wat verschilt. Met de marktprijsvorming is het zö, dat allés wat men doet en wat men niet doet, in vloed heeft. Koopt men wel, dan heeft dit invloed; koopt men niet, dan evenzeer. En iedereen heeft de vrijheid om wel of hiet te kopen. Niemand is tot kopen verplicht. Zo lang er vrijheid is bij de producenten om hun graan te verkopen op de momenten, dat zij dit wensen, en bij de verbrui kers om te kopen, wanneer zij dit willen, zo lang dus de voorziening niet in een keurslijf wordt ge drukt, zo lang zal er altijd een min of meer grillige beweging in de graanstroom van de producent naar de konsument zijn. De handel met een grote. H," die hier dus tussen zit, reageert op de houding zowel van de producent als van de konsument. De handelaar vereffent het verschil tussen de prijzen in'de markt en verzorgt daardoor de juiste aan sluiting met de volgende schakels. Dat behoeft hij niet op één moment te doen. Hij kan vandaag goedkoop kopen en een tijd later duurder ver kopen, altijd wanneer de marktsituatie dit toelaat. Aan wie dan dit verschil in marktprijs ten goede komt, is een tweede zaak, die hier naast staat. DAAR er ook risico's in de markt kunnen lig gen, is het verstandig om de gemaakte winst niet direkt weg te geven. Ook koöperaties zullen, vooral wat de sfeer van de marktbeweging betreft, op hun tellen moeten passen. Wanneer deze prijs verschillen er zijn, dan worden deze, zoals reeds gezegd, vereffend. Dit betekent evenwel niet alleen dat de ene marktpositie op de andere is aangeslo ten, maar men heeft ook het positief effekt dat uiteindelijk het graan van de een naar de ander gaat, ook van de ene plaats naar de andere. Dat er dus een graanbeweging ontstaat. Verschil in prij zen reguleert die beweging en wanneer men al te strakke graanregelingen zou treffen en bijv. alleen met vaste prijzen zou gaan werken, terwijl de aan voer dooi- de producent vrij mag plaats vinden, dan loopt het ergens fout, want bij een stelsel van vaste prijzen wil de boer zijn produkten zo gauw moge lijk kwijt, tenzij er een ruime staffel is (maar dan is er ook al weer ruimte). Alles van bovenaf dekreteren kan men niet. Tegenslagen bij de oogst, waardoor deze later bin nenkomt dan verwacht, verschil in vrachtprijzen, niet alleen door verschillende vrachtprijspolitiek, maar ook door de kapaciteit van het transportmid del, het wel of niet beschikken over voldoende kapitaal, zowel bij de koper als bij de verkoper, al deze faktoren en nog vele andere spelen een rol bij de prijsvorming. Ruimte moet er zijn om alles, wat uit deze faktoren voortvloeit, te kunnen op vangen. Wanneer er zijn, die menen dat de grillig heid in de beweging, welke het gevolg is van het opvangen van deze faktoren, uitgeschakeld moet worden en dit alles willen regelen, zullen zij dit ook moeten doen van de produktie af tot en met de konsumptie. Men is er niet aan toe om produk tie- en konsumptievrijheid af te schaffen. Boven dien wordt de totale graanvoorziening er duurder door. Want, wanneer er geen regulatie door de prijzen plaatsvindt, dan zal er, zoals reeds gezegd, geen aan iedere behoefte aangepaste graanstroom zijn en zullen er inderdaad op de weg van produ cent naar konsument spanningen ontstaan, die in natura, om het zo maar eens te zeggen, moeten worden opgelost, hetgeen dikwijls duurder is dan in geld. Hoe dikwijls staat men immers niet voor beslissingen, die liggen in het vlak van: „als ik die partij moet opslaan, dan kost mij dat meer geld dan wanneer ik die partij voor een lagere prijs ver. koop". Ook hier geeft de prijsruimte dus de op lossing. N EN ANDER lijkt nogal vanzelfsprekend, maar omdat men zo bijzonder vaak over „al les regelen" spreekt en men ook in het buitenland vaak over het hanteren van vaste prijzen praat, is het toch wel. goed de konklusie van dit alles te on derstrepen. Om verschillende redenen wordt aan een zekere vrijheid van beweging in de prijzen gehecht, omdai deze ieder mens vrijheden laat, waarvan hij bepaald geen afstand kan doen. In de ruimte yan de prijzen ligt echter ook de oplossing van "allerlei moeilijkheden, waardoor de voorziening goedkoper wordt gemaakt. Dat er grenzen aan deze bewe gingsvrijheid zijn, daarover zal men het wel eens zijn. Het is wellicht wel verstandig om soms hier en daar bestaande indruk weg te nemen als zouden koöperatieve bemoeiingen geen vrijheid van prijs beweging toelaten. Spreker gelooft dat het zo moet worden gesteld dat er nu eenmaal enige ruimte in de prijzen moet zijn, dat koöperatief beleid wat dit betreft ook flexibel moet zijn, want verschillende faktoren van aanvoer, van dringend aanbod, van plotselinge vraag, spelen ook binnen het koöpe ratieve milieu een rol. Het beleid zal er evenwel op gericht moeten zijn om de stabiliteit van de markt te bevorderen. Deze geeft ook de meeste waarborgen voor een goed gerichte graanbeweging. DE VOERGRANEN DAARNA behandelde spreker de voergranen, waarbij hij stelde dat daarbij de akkerbouw als producent en de veehouderij als uiteindelijke verbruiker belang heeft. Tussen beide groepen be vindt zich de mengvoederindustrie als de grote koper, die op de markt opereert. De voorziening van deze mengvoederindustrie vindt niet alleen door middel van de binnenlandse produktie plaats, er worden wel meer dan 2 miljoen ton aan voeder en industriegranen ingevoerd. Wat het binnenlandse graan betreft, blijft een groot gedeelte voor eigen verbruik op de boerderij. Het jaarverslag van het Produktschap voor Gra nen, Zaden en Peulvruchten geeft de volgende cijfers: van rogge blijft 63 op de boerderij, van haver 52 van gerst 20 en van het gemengd gewas 93 dus bijna geheel, hetgeen overigens wel duidelijk is. De percentages van de totale oogst aan voergranen luiden als volgt: 50 blijft op de boerderij en 48 komt op de markt. Van dat gedeelte, dat op de markt komt,* beter gezegd: de boerderij verlaat, neemt een groot percentage geen deel aan het handelsverkeer, om dat het plaatselijk direkt wordt opgenomen als grondstof voor mengvoeder. In het bijzonder bij rogge is dat het geval. Wat de veehouderij via de mengvoederindustrie meer nodig heeft, wordt in gevoerd. In 1958 bedroeg de invoer meer dan 1.000.000 ton mais, ruim 450.000 ton gerst, ruim 300.000 ton haver, nog ruim 100.000 ton rogge en 335.000 ton milocorn. Van deze invoer kwam on geveer 70 uit het dollargebied. Eind november lagen de prijzen voor Ameri kaanse mais in de buurt van 19,50, die van dito gerst op 16,65, haver 18,rogge ruim 17,— en milocorn ongeveer 18,50 c.i.f. Rotterdam. Merkwaardig is het prijsverloop van 1953/'54 af gerekend. Bedroeg de prijs van mais toen 27,89 per 100 kg, in 1958/'59 was deze gemiddeld 21,09, die van gerst daarentegen was in 1953/'54 20,92, zij steeg in 1956/'57 tot 24,07 en was in 1958/'59 ƒ21,69 c.i.f. Rotterdam. De voorziening van de mengvoederindustrie vindt dus voor ongeveer 35 uit het binnenland en voor 65 uit het buitenland plaats. Spreker hoedt zich er voor om al te ver in te gaan op het systeem van monopolieheffingen, die nodig zijn om het prijsverschil op de wereldmarkt en dat op de binnenlandse markt te vereffenen. Wèl stelt hij vast dat bij de import rekening gehouden wordt met bepaalde minimumprijzen, welke bedragen voojj mais 20,— gerst 25,50 haver 24,25 rogge 22,— voertarwe 22,— Het is van belang dat er ook hier geen sprak* is van een star prijzenschema, maar dat er een ruime prijsbeweging mogelijk is. Bij gerst, haver en rogge bedraagt die ten opzichte van de richt prijs 1,50 naar boven en 1,50 naar beneden, zodat er dus een ruimte van 3,is. Doch de ruimte ift de markt is eigenlijk nog veel groter. Om de veehouderij niet zwaarder te belasten dan nodig is, is in de afgelopen jaren de prijsvorming van mais en milocorn op een andere basis gesteld. Daar wordt namelijk gebruik gemaakt van een vaste heffing, waarmede deze importgranen pee 1Q0 kg worden belast. Deze heffing bedraagt 2,— maar wanneer de maisprijs beneden de minimum prijs daalt, zal deze heffing tot 3,worden ver* hoogd. Wordt dus bij gerst, haver en rogge getracht deze produkten op een voor het binnenland nage noeg redelijk peil te houden (de kwestie van de toeslagen in de zandgebieden buiten beschouwing gelaten), de mais en milocornprijzen volgen de wereldmarktprijzen en oefenen daarmede toeft zekere invloed uit op de prijsvorming van de bin» nenlandse granen. DE BINNENLANDSE GRANEN DEZE' produkten kunnen tot op zekere hoogte ongelimiteerd worden ingevoerd. Er is name lijk geen kwantitatieve invoerbeperking, geen im portbeperking dus naar de hoeveelheid graan, maai» de beweging in de markt maakt dat er in het alge meen verantwoord wordt verkocht. Dat er in de laatste maanden een ongunstige prijsvorming van de granen in ons land heeft plaatsgevonden, moet naar sprekers mening niet alleen geweten worden aan het nieuwe systeem, dat momenteel wordt toe gepast, want het belasten van de mais en de milo corn met een vaste heffing is namelijk een nieuw systeem maar ook aan de zeer grote binnen landse oogst, die voor een groot deel in voerkwali- teit ten gevolge van het slechte weer is binnenge komen. Daarnaast speelt ook de invloed van de rogge-overschotten, die Duitsland blijkbaar tegen elke prijs kwijt wil, een grote rol. Er is dus grote speelruimte in de prijzen, zo groot dat de teler alles maar niet zo maar over zich moet laten komen. Hetzelfde geldt voor de brouwgerst, het troetel kind, maar tegelijkertijd de zorg van deze provin cie en enkele anoere gebiedep. Het is voldoende bekend welke paoblemen hiermede samenhangen. Tegenover een behoefte aan brouwgerst van de Nederlandse brouwerijen van 60.000 ton staat een binnenlandse produktiemogelijkheid, die veel gra ter is, n.l. 120.000 ton, doch van een geregelde markt met continue-vraag is hier geen sprake, zodat er op dit gebied van te voren weinig te voor spellen valt. Het is bijzonder gelukkig dat er naast de mogelijkheden van levering aan het Centraal Brouwerij Kantoor gelegenheid bestaat voor ex port, teneinde een tegenwicht te kunnen vormen tegen de monopoliepositie, die het C. B. K. als koper op de binnenlandse markt inneemt. De bui tenlandse markt heeft In de laatste jaren welis waar steeds de helpende hand kunnen bieden, toch is het een zaak van wijs beleid, dat de binnenlandse markt als afnemer niet verwaarloosd wordt. Hoe een en ander er later in E. E G.-verband zal uitzien, staat nog niet vast. De Duitse landbouw staat een zeer strak brouwgerstregiem voor; over het algemeen is Nederland daarvan geen bewon deraar. Misschien is een regiem met een staffel- regeling niet te vermijden, wanneer in vrijheid geen goede afspraken met de afnemers, w.o. dus ook de buitenlandse brouwerijen gerekend moeten worden, kunnen worden gemaakt. De prijsvorming van alle gerst, dus oolc de voergerst, wordt door de brouwgerst* afzet beinvloed en wel in gunstige zin. Het effekt daarvan is dan dat de brouwgerst* teler tot de konklusie komt dat de brouw* gerstprijs dus niet lonend is. Bij de beoor deling daarvan moet evenwel het gunstige prijzenklimaat van de gerst worden inge- kalkuleerd. De landbouworganisaties kunnen doof hun aktiviteiten de totstandkoming van een landbouwprijzenklimaat bevorderen, waarin bepaalde prijzen voor de boer be reikbaar zijn. Deze worden evenwel alleen verkregen, wanneer hij deze zelf bevecht. (Adv.)!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 9