Grepen uit de
PAARDENFOKKERIJ
der vorige eeuw
mrm:.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
WOUTER SLOB
CAESAR KENDE HET KEEPS
rXKELE maanden geleden verscheen er op de Duitse boekenmarkt een
bijzonder goed werk „Unser Pferd" van Otto Fehringer i Dietrich Reimer
Verlag, Berlin). In dat boek worden de z.g. warmbloedrassen afzonderlijk van
de z.g. koudbloed- of trekpaardrassen besproken.
En wat zien we daar nu?
Onder „Andere koudbloedslagen" wordt allereerst genoemd hetFriese
paard, dat ook in Nederland door sommigen nog steeds tot de trek
paardrassen wordt gerekend enmisschien zelfs nog wel op goede gron
den ook, zij het dat ..men" in de paardenmensenwereld tegenwoordig onder
een koudbloedpaard toch wel iets anders dan een typische Fries verstaat.
Maar onmiddellijk daarna wordt opgenoemd het „Seeland-Pferd", waarbij
ik aanvankelijk dacht, dal misschien een paard van het Deense eiland van
die naam bedoeld zou worden. Dat bleek echter niet het geval te zijn. De schr.
had het duidelijk over het koudbloedpaard uit de Nederlandse provincie Zee
land: een zwaar trekpaard met rechte profiellijn (neus), dat iets weg heeft
van de Belg. maar een levendiger gang toont. „Caesar kende het reeds en
hij schijnt zijn kwaliteiten op prijs te hebben gesteld; in de middeleeuwen
was het als riddérpaard zeer gezocht en werd naar alle windrichtingen ver
kocht, ook naar Engeland. Napoleon rekruteerde zijn artillerie-paarden uit
deze omgeving en trok er mee naar Rusland. Het was altijd al een geliefd
paard en kon zijn bruikbaarheid ook in het cirkus bewijzen. Bij het zien van
dit paard is het duidelijk, dat het de omliggende streken beïnvloed heeft, want
zijn type is in de andere trekpaardrassen onmiddellijk terug te vinden". Enz.
JJET is met de geschiedenis van Zeeland, vooral die der paarden,
maar een „kale" geschiedenis, zo dacht ik toen ik in de
„Kronijken van Zeeland", geschreven door Jan Jans Keijgersberch
van Cortgene (1551), las, dat „Zeelant een seer vruchtbaer landt
(is) dat veel corens en greijns voortbrengende is hoewel dattet op
.veel plaatsen seer naeckt van hoornen staet'1 en. dat er op het
j,eylant Zeelandt" geen veè schijnt geweest te zijn. Geen bomen
dus en geen vee. Is het teveel gezegd, wanneer ik vaststelde, dat
het er maar een kale boel was?
Misschien is de kroniekschrijver ook niet helemaal goed ingelicht
'geweest, want hij kreeg zijn gegevens namelijk van derden, maar
.wat wel vast staat is, dat er omtrent de fokkerij en het houden
.van paarden in Zeeland maar heel weinig bekend is geworden.
Men krijgt niet de indruk, dat er vóór de 19e eeuw van een werke
lijke paardenfokkerij in Zeeland sprake is geweest. En wanneer
men dan nu nóg wel eens hoort spreken over „Zeeuwse
paarden" als over een apart ras of soort dan vraagt men zich ver
wonderd af, vanwaar die roem? Want dat er steeds weer onuit
roeibaar vast geworteld in de breinen van paardenmensen en
leken gesproken kan worden over „het" Zeeuwse paard moet
toch wel een reden hebben.
Vlaams paard, naar een gravure van Adriaen Collaert (gest. 1567) en naar
een tekening van Joh an v. d. Straat te Brugge (einde 16e eeuw). Dit moet dan
«le voorganger van het hedendaagse Belgische (en Nederlandse) trekpaard
jcijn. Men ziet, dat er sindsdien aardig wat veranderd is in het exterieur.
Op vele bedrijven is het paard nu nog een gewaardeerde
vriend.
OMGEKEERDE WERELD
IK heb er tóen Quadekker maar eens op na geslagen. Deze bekwame
paardenarts heeft in zijn „Paardenboek" in het begin dezer eeuw alles
zo'n beetje opgeschreven wat hij wist, voïid en hoorde. Hij was een bekwaam
hippoloog en het is jammer, dat zijn boek (3 delen) nimmer meer herdrukt
werd. Hij heeft nog iets van wat „het Zeeuwse paard" genoemd werd gezien.
Hij heeft er ook getracht de geschiedenis van te schrijven en die brengt ons
ook al niet veel verder. Luistert maar; „Van de geschiedenis van het Zeeuwse
paard uit vroeger dagen is ons niet veel bekend, doch dat is vrij zeker, dat het
deel dier provincie dat aan België grenst, het z.g. Zeeuws-Vlaanderen, steeds
hetzelfde type van paard gehad heeft als België en dat hier inderdaad het
Belgische koudbloedige paard welig tierdeDat is dus precies het omge
keerde van wat Fehringer beweert als zou het Zeeuwse paard de omringende
hebben beïnvloed.
Quadekker schreef voorts: „Op de eilanden dezer provincie ontmoette men
voor 't merendeel ditzelfde paard, ofschoon gaandeweg sterk gedegenereerd,
wat eensdeels te wijten was aan verkeerde inzichten in de fokkerij, ander
deels te wijten was aan verkeerde opvoeding. De tot voor enige jaren zeer
geïsoleerde toestand van de meeste dezer eilanden doet veronderstellen, dat
er behalve van België niet veel andere paarden zijn ingevoerd, ofschoon ook
de Zuidhollandse eilanden niet vreemd schijnen aan enige invoer".
En wanneer ik dan even mag terugwijzen op hetgeen de in dë aanhef ge
noemde kronijkschrijver mededeelde over het ontbreken van vee op „'t eylandt
Zeeland", dan moet daaraan worden toegevoegd, dat men in de 16e eeuw
(ook al weer volgens diezelfde schrijver) op dë Zuidhollandse eilanden"
koeien, peerden, schapen en jandere beesten" vond. De veronderstelling van
Quadekker, dat de bewoners der noordelijke Zeeuwse eilanden vanaf die
Zuidhollandse eilanden wel eens hun paarden zouden hebben kunnen betrek
ken, wórdt daardoor aanvaardbaar.
MÜB
Zeeuws Belgische merrie.