LIEF EN LEED
lil de Belgische landbouw
V1
Wetenswaardigheden over
de Veehouderij
877
ONTVANGEN KALENDERS 1961
KORTE WENKEN
3)
BESTEMMING VAN DE KALVEREN IN ONS LAND
ZATERDAG 17 DECEMBER 1960
HET is zo gewoonte, dat, als wanneer iemand lange tijd van huis is weggeweest
en dan terugkomt, er ook heel wat te vertellen valt... Dat is nu ook met mij, uw
Belgische nieuwsschrijver, het geval. Het is al een heel tijdje geleden, dat U van mij een
en ander hebt gehoord. Niet dat ik naar de Congo ben geweest of zo, neen er wordt
ginds nog te veel aan koppensnellerij gedaan, maar eenvoudig omdat ik geen tijd heb ge
had het nieuws op papier te zetten. Ja, het spande erals met de politiek.
Die Congokwestie heeft voor België en zijn regering inderdaad wat meegebracht. Spaar
dan eens uw levenlang postzegels en zilverpapier voor de negers! Wij kregen een ver
ruimde regering, een austeriteitspolitiek, straks hogere belastingen, betogingen van
oud-kolonialen enz. En de landbouw dan?
DE BEDRIJFSRESULTATEN IN DE
BELGISCHE LANDBOUW.
ANLANGS werden wij in het bezit gesteld van
het voortreffelijk verslag betreffende de on
derzoekingen aangaande de rentabiliteit van de
Belgische landbouw voor het jaar 1958/1959, opge
steld resp. uitgevoerd door het Rijksstation voor
Landbouweconomie te Gent.
Samengevat kan desbetreffend over de Belgische
landbouw het volgende worden gezegd.
Het bedrijfskapitaal, dat momenteel gemiddeld
31.979 fr./ha bedraagt en van jaar tot jaar over
hands toeneemt, stijgt in de mate dat de bedrijven
kleiner worden. Aldus bedraagt het bedrijfskapi
taal op bedrijven kleiner dan 7 ha 47.618 fr. per ha,
terwijl dit nog slechts 30.000 fr. is op bedrijven van
c 1525 ha.
De produktiekosten zijn eveneens van jaar tot jaar
gestegen en bedragen nu gemiddeld 29.712 fr./ha
tegenover 20.856 fr./ha 10 jaar geleden. De lonen
vertegenwoordigen hierin 38,50 t.h. en de voeders
22.14 t.h. De produktiekosten liggen veruit het
hoogst in de Vlaamse zandstreek en de Waalse
weidestreek. Zeer lage produktiekosten vinden wij
in de Ardennen en de leemstreek.
De netto-opbrengst in de Belgische landbouw
voor de periode 1958/1959 is gemiddeld negatief ge
weest. Ook hier zien wij hetzelfde als met het be
drijfskapitaal en de produktiekosten het geval is,
de afwijking van de netto-opbrengst wordt steeds
groter naarmate de bedrijven kleiner worden. Al
dus 10.551 fr/ha voor bedrijven kleiner dan 7 ha
en slechts 2.287 fr./ha voor bedrijven van 1525 ha.
Een zelfde bestatiging tenslotte voor wat het uur
loon, dat momenteel gemiddeld 22,37 fr. bedraagt,
aangaat en dat slechts 14,86 fr. bedraagt op be
drijven kleiner dan 7 ha, 21,68 fr. op bedrijven van
1525 ha en 73,43 fr. op bedrijven van 50125 ha.
Met reden stellen wij ons hier de vraag: zijn de
kleine Belgische ondernemingen met ondergang
bedreigd
EEN ONAANVAARDBARE UITSPRAAK.
DE uitspraak van de Belgische Prof. Coppé voor
een vergadering van R. K. werkgevers te Den
Haag dezer dagen gedaan, als zouden er in Europa
zo maar eventjes 8 miljoen boeren te veel zijn, heeft
in bepaalde pers van België enig stof, en in land-
bouwkringen veel stof doen opwaaien. Prof. Coppé
bevestigde dat deze vooruitzichten steunen op
nauwkeurige berekeningen en naar zijn mening zal
de beperking van de produktiviteitscapaciteit van
kolen vermoedelijk slechts kinderspel zijn verge
leken bij de beperkingen op landbouwgebied, die
in de volgende jaren noodzakelijk zullen zijn.
Ook al beweert Prof. Coppé zo iets gewaagds, wij
menen dat hij hiermede niets anders heeft gedaan
dan anderen napraten. Wij bedoelen hier Dr. Mans-
holt en de Duitse Prof. Baade, die in 1958 op grond
van zeer te betwisten cijfers en argumenten, reeds
tot eenzelfde uitspraak als Prof. Coppé kwamen.
Maar al met al blijft zoiets betreurenswaar
dig, te meer daar Prof. Coppé, als vice-voorzitter
van de Hoge Autoriteit van de E. G. K. S. en als
economicus in hoog aanzien staat en ook graag ge
hoord wordt. Zijn internationale functie laat hem
ten andere toe veelvuldige inlichtingsbronnen te
raadplegen wat een des te grotere waarde aan zijn
verklaringen kan geven.
Een Belgisch nieuwsblad heeft getracht de uit
spraak van Prof. Coppé, voor zover zulks mogelijk
De UT kalender van Twijnstra's Oliefabrieken
N.V. te Maarssen. Met kleurenfoto's van onbe
kende plekjes in Nederland.
Coca-Cola kalender met fleurige op de Coca-
Cola drank gerichte platen.
Een moderne maandkalender in samenwerking
met de K. L. M. door het Passagekantoor Wm
H. Muller Co te Vlissingen uitgegeven.
Twaalf Nederlandse schilders, een vliegreis
makend naar het land van hun keuze, brachten
ieder daarvan een bijdrage mede. Een bij
zonder mooie kalender.
Het dagkalenderblok 1961 van het Onderling
Boeren Verzekerings Fonds.
3-maands kalender van de Albatros Superfos-
faatfabrieken N.V. te Utrecht.
Een maandkalender met prachtige luchtfoto's
van Philips-Duphar N.V. Nederland te Amster
dam.
Tweemaandskalender met mooie landschaps-
tfoto's van N.V. H, Mommersteeg's Zaadteelt en
Zaadhandel te Vlijmen.
is, aan de werkelijkheid te toetsen. Aan de studie
van Bern. Ousy ,,L'Agriculture et le Marché Com-
mum" werd het navolgende ontleend:
Actieve land- en Verhouding tot de
België
Duitsland
Frankrijk
Italië
Luxemburg
Nederland
De Zes
fuinbouwbevolking
345.000
4.781.000
5.135.000
6.691.000
35.000
509.000
totale actieve
bevolking
10
20
26
33
26
12
17.496.000
24
BELGIË heeft dus het laagste percent landbou
wers. Deze statistieken dateren echter reeds
van vóór enkele jaren. Sindsdien zou het percen
tage nog lager liggen, want de teruggang van het
aantal landbouwbedrijven voltrekt zich verder.
Vijftien jaar geleden telde België nog 412.000 uit
batingen met de verhouding 12 De laatste ge
gevens tonen aan, dat het aantal bedrijven van
meer dan 5 ha tot 30 ha stijgt ten nadele van de
kleinere en de grotere. Tussen 1929 en 1950 deed
zich een vermindering voor van meer dan 40.000
ondernemingen. Officieuze gegevens wijzen erop,
dat dit aantal nog verder is teruggelopen. Het
saneringsproces duurt voort. Het resultaat van
deze ontwikkeling tot op heden kan aldus worden
geformuleerd: de oppervlakte landbouwgrond
bedraagt reeds meer dan 5 ha per actieve arbeids
kracht en zulks met een dichte veebezetting.
Naar de vooruitzichten van Prof. Coppé zou het
aantal landbouwers in de Zes nog met ongeveer
50 moeten verminderen. Aldus zou het percen
tage van de U. S. A. dicht worden benaderd, waar
de landbouwers 12 uitmaken van de totale
actieve bevolking.
(Wordt vervolgd.)
SLIPPENDE trekkerwielen en het rad van
avontuur hebben met elkaar gemeen, dat zij
beide ronddraaien. Een slippende trekker werkt
echter als een kneedmachine op de grond, waar-
door enorme schade ontstaat aan de struktuur
van de grond. Voorkom dit zoveel mogelijk door
een goede anti-slipinrichting en vooral ook door
niet te diep te ploegen.
Cf)AT het niet alleen koks zijndie lange mes
dJ sen dragen, is ook dit najaar goed te zien.
Een goede trekker chauffeur bereikt zonder brok
ken heel wat meer dan iemand, die met domme
kracht'' te werk gaat. Het is deze herfst beslist
nodig, dat de boer zijn trekkerchauffeur goed
instrueert, daar anders de post reparatie trekker
onrustbarend zal stijgen.
PERSONEELSGEBREK is een woord, dat
k vandaag even goed is ingeburgerd als een
praatje over het weer. Houd er terdege rekening
mee wanneer U het bouwplan gaat opmaken. Een
juiste gewassenkeuze waarbij voldoende rekening
wordt gehouden met de benodigde cn beschikbare
arbeid is een noodzakelijkheid.
)ELE boeren willen profiteren van de voorde
len die mengmeststoffen hun bieden. U mag
echter niet verlangen van uw handelaar of
coöperatie, dat zij vijftig verschillende meng
meststoffen in voorraad opslaan. Bespreek met
uw rayonassistent welke het best voor uw bedrijf
passen en bestel deze dan meteen bij uw kunst-,
mestlever ander.
J 1 U de kombine met graantank in opmars is,
r komt ook het transport, het drogen en be
waren opnieuw om de hoek kijken. Sommige boe
ren denken aan het plaatsen van kostbare instal
laties. Alvorens echter ettelijke duizenden gulden
te gaan investeren is het verstandig om deze zaak
eerst eens door te spreken met een deskundige
van de landbouwvoorlichting.
OP vele bietenpercelen zou men met een roei
boot door de brede en diepe wielsporen kun
nen varen. Voer het water uit deze kanalen zo*,
veel mogelijk af en tracht deze sporen bij inval*,
lende lichte vorst zo goed mogeliik dicht te wer
ken. Probeer ook met een moorploeg of stevige
kultivatortand de bodem wat los te maken, zodat
de vorst op de ondergond kan inwerken.
11 ET winnen van kwaliteitsmelk moet ook tij-
i dens de stalperiode het devies zijn. Daarvoor
is het nodig het kuilvoer steeds na het melken te
verstrekken en deze voedermiddelen niet in de
stal te bewaren. Breng de melk direkt uit de stal
daar melkgemakkelijk de stallucht overneemt.
Bedenk, dat derde kivaliteit geld kost, maar eer
ste kwalitéit geld opbrengt.
mr
IYE kalverregistratie is in ons land zodanig dat hieruit een voldoende betrouwbaar inzicht inzake
de bestemming kan worden verkregen. Zo kan er ook uit afgeleid worden hoe groot de
mogelijkheden voor uitbreiding van de vleesproduktie zijn. Deze zijn immers afhankelijk van het aantal
nuchtere kalveren dat overblijft voor mesterij.
De laatste jaren worden er uit de aanwezige melkveestapel ruim lxk miljoen kalveren geboren. Van
de ongeveer 750.000 vaarskalveren worden er een 600.000 tot een leeftijd van 1 jaar aangehouden,
welke bestemd worden voor:
1. vervanging van de melkveestapel; 2. vaarzen mesterij, ongeveer 125.000; export 35.000 stuks;
destructie ongeveer 90.000 stuks.
Van de overblijvende 150.000 vrouwelijke kalveren dienen er ongeveer 100.000 voor de slacht, n.l,
een 40.000 als graskalf en 60.000 als vette kalveren (kalfsvleesproduktie na 100 dagen-mesterijDe
huidige landelijke reserve aan vaarskalveren voor de vleesproduktie bedraagt dus ten naaste bij 50.000
dieren, een zeer beperkt aantal. Momenteel wordt dit aantal nuchter, d.w.z. onrijp geslacht.
HOOR de stierkalveren is de situatie evenwel gunstiger. De beschikbare gegevens geven het volgende
beeld. Jaarlijks worden eveneens 750.000 stierkalveren geboren. Hiervan werden er het afge
lopen jaar ongeveer 250.000 bestemd voor de kalvermesterij, een 125.000 dienden voor de jongveemesterij
(hoofdzakelijk ossen, maar ook een toenemend aantal als stier van 1418 maanden). Wanneer we dan
nog in aanmerking nemen dat een beperkte export en een nog te grote destructie tesamen een „verlies''
geven van 25.000 dieren dan blijken er rond 400.000 stierkalveren een bestemming te hebben gevonden.
De reserve aan stierkalveren van 350.000 biedt dus nog een behoorlijk ruime mogelijkheid tot uitbrei
ding van de vleesproduktie.
RUW genomen kunnen we dus in de eerstvolgende jaren nog over 3 400.000 nuka's beschikken,
waarvan een belangrijk percentage, in het bijzonder de stierkalveren, voldoende aanleg voor mesten,
d.w.z. voor produktie van kwaliteitsvlees, bezitten. Het feit dat over de jaren 1955 t/m 1959 het aantal
slachtingen van nuchtere kalveren terugliep van omstreeks 750.000 tot 400.000 stuks, wijst er op dat
de praktijk in toenemende mate de mogelijkheden tot een doelbewuste produktie van jong kwaliteits
vlees is gaan benutten. Dit komt o.a. sterk tot uiting in de sterke stijging van het aantal slachtingen van
vette kalveren dat over de eerste 9 maanden van 1960 al 327.000 bedroeg tegen 236.000 over dezelfde
periode van 1959.
DE reserve aan nuchtere kalveren is verreweg het grootst in het voorjaar. In de maanden februari
t/m april werden in 1955 nog 412.000 nuchtere kalveren geslacht, in 1960 was dit aantal terug
gelopen tot 255.000. In dezelfde jaren werden in de overige maanden resp. 264.000 en 73.000 nuchtere
kalveren geslacht. Hieruit blijkt dat de reserve aan kalveren in de overige maanden, met name in
oktober t/m januari uitgeput raakt. Een gezond verschijnsel overigens, aangezien de zgn. „najaarskal
veren" zich ook voor de mesterij wel bijzonder goed lenen (opfokperiode in de winter, daarna in het
weiland)
ER is een toenemende vraag naar jonge kalveren in de landen van de E. E. G. Onze afnemers zijn
vooral Duitsland en Italië. De laatste jaren is deze export echter door overheidsmaatregelen (Pro-
duktschap) beperkt tot 10 a 20.000 per jaar en gecombineerd met een keuring op exterieur verschoven
tot een leeftijd van minimaal 5 a 6 maanden. Naar onze mening dient, gezien de perspectieven voor de
vleesproduktie, zowel in eigen land als in het verband van de Europese Markt een sterke afzuiging
naar het buitenland van voor de mesterij bestemde jonge kalveren te worden vermeden.
W. L. H.