HVS
RUILVERKAVELING
De nieuwe belastingontwerpen
ANTI-SLIP WIEL
WETENSWAARDIGHEDEN
OVER
10
Bedr ij fs vergrot in g
De radicale oplossing
55
55
852
Z E E fcj S IANDBO V W BLAD
TEDER die in een ruilverkaveling grond inbrengt krijgt een
evenredig deel aan grond terug. Tegen zijn zin kan de be-
trokkene niet minder en ook niet meer grond krijgen dan waar-
op hij recht heeft. Dit schrijft de Wet voor en geen enkele
Plaatselijke Commissie zal het- in zijn hoofd halen hiervan af te
wijken.
TETS anders wordt 't wanneer n eigenaar-gebruiker vrijwillig aan de Plaatselijke Comm. mee-
J- deelt dat hij niet langer prijs stelt op grond, maar liever de waarde in geld krijgt uitgekeerd.
Dat kan wel volgens de wet. Het kan zijn dat deze man een nevenberoep uitoefent en zijn
grond afstoot; het kan ook een oudere boer zijndie geen opvolger heeft en zijn bedrijf wenst
te beëindigen. In dat geval schakelt de Plaatselijke Commissie de Stichting Beheer Landbouw
gronden (S. B. L.) in, die de grond ten behoeve van het blok aankoopt. De S. B. L. koopt tegen
grondkamerprijsmaar de Plaatselijke Commissie kan hier een bedrag aan toevoegen wegens
het derven van inkomsten van die grond. Deze zgn. beëindigingsvergoeding wordt alleen be
taald, indien het gehele bedrijf wordt beëindigd.
0 ENZELFDE regeling bestaat voor pachters. Deze kunnen op vrijwillige basis afstand doen
van hun pachtrechten en deze tegen algehele vergoeding in geld inclusief een beëindi
gingsvergoeding aan de Plaatselijke Commissie overdragen.
Op deze wijze krijgt de Plaatselijke Commissie de beschikking over pachtvrije eigendommen
en over pachtrechten. Zij kan deze toedelen aan kleine bedrijven, die dan dus meer grond terug
krijgen dan zij in de ruilverkaveling inbrachten. Een andere methode om grond in hei blok vrij
te krijgen, is gelegen in de overplaatsing van boeren naar de IJsselmeerpolders en eventuele an
dere domeingronden. Gegadigden uit ruilverkavelingendie hun grond bij de ruilverkaveling
wensen in ie leveren, kunnen rekenen op de medewerking bij hun sollicitatie. Wel berust de
beoordeling en de beslissing of de gegadigde wordt toegelaten tot de nieuwe polder geheel
bij de directie van die polder.
(T)E gronden en pachtrechten moeten vervolgens door de Plaatselijke Commissie worden
d-J toegedeeldEerst moet vaststaan tot welke oppervlakte te kleine bedrijven zullen worden
vergroot, bijv. tot 15 of 20 ha. Vervolgens gaat de Plaatselijke Commissie nauwkeurig na wie
voor bedrijfsvergroting in aanmerking komen, waarbij een aantal voorwaarden wordt gesteld
ten aanzien van de boer, zijn gezin en zijn bedrijf.
Meestal is er te weinig grond beschikbaar om alle daarvoor in aanmerking komende bedrij
ven te vergroten. Er moet dan een keus gedaan worden uit de gegadigden. Een recht op bedrijfs-
vergroting ka?i niemand doen gelden, net zo min is men ertoe verplicht. Aan het eind van de
ruilverkaveling zijn alle S. B. L.-gronden en alle pachtrechten aan kleine boeren toegedeeld.
CTOT slot wijzen wij er nogmaals nadrukkelijk op dat de bedrijf svergroting geheel vrijwillig
1 geschiedt. Een kleine boer die zijn bedrijf in dezelfde omvang wenst voort te zetten,
is hier volledig vrij in.
Niemand kan dus worden gedwongen zijn grond af te staan en niemand wordt gedwongen
zijn bedrijf te vergroten.
Ir. D. VAN DER ZAKEN.
Ons
maakt een eind aan het slipprobleem van
Uw trekker.
Inlichtingen:
BIJ het artikel over „Het Overpad" in ons
vorig nummer van 26 november j.l. is
tot onze spijt de naam van de schrijver, de
heer H. op den Kelder, hoofd-assistent bij
het Rijkstuinbouvx:onsule?itschap te Hoorn,
weggevallen. Wij namen dit artikel met
toestemming over uit de Mededelingen van
het Consulentschap.' Red.
Waardeverandering van landbouwgronden (verv.)
DOOR het vervallen van art. 6 lid 2 wordt een
verschil in belastingheffing tussen de land
bouw en de andere bedrijfstakken weggenomen.
Dit is onbetwistbaar, maar als motivering onvol
doende. Het argument gaat geheel voorbij aan de
zeer bijzondere betekenis van de grond voor de
landbouwer en zijn gezin. Wel wordt in de M. v. T.
hierover gesproken, maar als onvoldoende om een
uitzonderingspositie te rechtvaardigen.
Het is wel opmerkenswaard dat ter andererzijde
het grondbezit wel een uitzondering schijnt te
kunnen rechtvaardigen. De regering heeft er
blijkbaar geen bezwaar tegen om de Grondbelas
ting te heffen die tezamen met waterschapslasten
een speciale druk op de landbouw legt.
Maar bovendien, en daarop doelden wij in oltis
vorig artikel, een andere ongelijkheid komt nu
binnen sluipen. nJ. die tussen eigenaar-boer en
eigenaar-verpachter. Indien nJ. de eigenaar-boer
zijn gronden op enigerlei wijze zou vervreemden
is de daarbij ontstane winst belast en als de
eigenaar-verpachter op dezelfde wijze winst
maakt is deze onbelast. Immers voor de eigenaar
verpachter is de grond geen bedrijfsmiddel. Deze
situatie is in hoge mate onbevredigend en is bo
vendien nog op andere gronden zeer nadelig voor
een goede ontwikkeling van de landbouw.
IIET is een algemeen bekend verschijnsel dat
onze zittende landbouw voor een groeiend
percentage uit oudere boeren gaat bestaan. De
steeds stijgende kosten van levensonderhoud zijn
oorzaak dat het in vele gevallen voor vader niet
mogelijk is, tijdig voor zijn zoon of dochter plaats
te maken. Als nu bovendien de daarmee in meer
dere gevallen gepaard gaande verkoop van het
onroerend goed tot een forse belastingheffing
leidt, zal deze overgang nog weer verder worden
belemmerd. We kunnen dit voor een goede ont
wikkeling van de landbouw gerust een ramp noe
men.
De bewering dat vader dan maar niet verkopen.
maar verpachten moet gaat niet op, want ieder
die wel eens een erfenis heeft helpen verdelen,
zal weten hoe belangrijk het is, dat vader bij le
ven zijn onroerend goed aan zijn opvolger ver
koopt.
MAAR er is meer. We denken hier aan de ont-
eigening b.v. van boerderijen in een uitbrei
dingsplan. Zeer tegen zijn wil en veelal zeer te
zijnen nadele moet een boer zijn grond afstaan.
Als nu bovendien het verschil tussen onteige
ningsvergoeding en economische verkeerswaarde
door inkomstenbelasting wordt getroffen is de
pijn nog te schrijnender. De nu door deze inkom
stenbelasting danig kleiner geworden vergoeding
is te minder in staat om het „van huis en hof ver
dreven worden" te vergoeden. De vergoeding voor
belastingschade kan dit o.i. maar ten dele ophef
fen.
Gevolg van het vervallen van art. 6 lid 2 zal dus
zijn dat de pogingen tot sanering van het land
bouwbedrijf middels bedrijf svergroting wordt te
gengewerkt en juist de verdere versnippering een
stimulans krijgt. De landbouw moet dus het ver
vallen van art. 6 lid 2 beslist afwijzen.
WU hebben de nieuwe belastingontwerpen t.a.v.
de waardeverandering der onroerende goede
ren nog meer bezwaren. Deze houden verband
met art. 58 van het wetsontwerp Ink. Bel. 1958.
Dit artikel luidt:
„De boekwaarde van onroerende goederen,
welke tot het landbouwbedrijf van de belas
tingplichtige behoren, kan zonder dat dit de
winst beïnvloedt aan het begin van het eer
ste kalenderjaar, waarover de winst volgens
deze wet wordt bepaald, worden verhoogd tot
de waarde, welke aan die goederen in het eco
nomisch verkeer kan worden toegekend, be
houdens voorzover het waardeverschil in de
uitoefening van het bedrijf is ontstaan."
Dit artikel bedoelt dat alle waardeverschillen
welke zijn ontstaan voor het inwerkingtreden van
deze wet buiten de Inkomstenbelasting blijven.
D.i. een rechtvaardige bepaling, maar tevens een
onvoldoende bepaling.
Heeft boer A. b. v. zijn gronden te boek staan
voor ƒ3.000,per H. A. en is de waarde in het
economisch verkeer op het moment dat deze wet
in werking treedt ƒ4.000,— per H. A. dan mag
deze 1.000,— per H. A. belastingvrij (voor de Ink.
Bel.; niet voor de Vermogenbel.) aan de boek
waarde worden toegevoegd.
HET knelpunt zit hier in „de waarde in het
economisch verkeer". Momenteel zal men
hiervoor in de meeste gevallen o.i. niet anders
kunnen nemen dan de door de Grondkamer vast
gestelde maximumprijs. De waarde in het econo
misch verkeer komt dus niet vrij tot stand, maar
wordt kunstmatig gedrukt. Indien nu deze wet
Inkomstenbelasting in werking treedt op een
vroeger tijdstip, dan waarop de wet Vervreemding
Landbouwgronden vervalt of ingrijpend wijzigt
dan zal nogmaals een waardesprong naar boven
plaats hebben, die dan volgens art. 58 niet vrij is.
Dit artikel zal dus, als art. 6 lid 2 vervallen zou,
in deze geest moeten worden aangevuld. Deze
meerdere waarde is momenteel reeds in vele
gronden aanwezig, maar kan niet worden geeffec-
tueerd door de beperkende bepalingen. Het zou
o.i. zeer onrechtvaardig zijn om dit waardever
schil als inkomen te belasten.
Nu zijn met dit en het voorgaande artikeltje
vanzelf niet alle vragen en opmerkingen gesteld
en gemaakt maar wij menen dat het onze lezers
wel duidelijk zal zijn welke eminente landbouw
belangen hier op het spel staan.
Naar wij hopen en vertrouwen zal onze volks
vertegenwoordiging het op dit punt in deze wet
aanwezige gevaar voor ons Nederlandse landbouw
weten af te wenden. In alle geval onze landbouw
organisaties zijn met het landbouwschap in deze
paraat
MEIJERS.
i