H. ENGLEBERT N.V. BRESTAN ACTUELE VOEDINGSZAKEN de beroemde serie van één van ZEEUWS LANDBOUWBLAD DEN HAAG VOORSCHOTEN HOLLANDIA Lil ilc praktijk FUNGICIDE OP TIN-BASIS ter bestrijding van phytophthora in aardappelen "NJ AAST de veel toegepaste zink- en koperverbindingen ter bestrijding van «Ie phytophthora in aardappelen is een nieuw fungicide Brestan bezig zich een be langrijke plaats op de bestrijdingsmidde- lenmarkt te veroveren. Naar ons bleek heeft men met deze organische fungicide dat trifenyl-tin acetaat als werkzaam be standdeel bevat, in de praktijk opmerkelijke resultaten bereikt. Dit door de P. D. onder no. 1418 goedgekeurde fungicide onder scheidt zich door een buitengewone werk zaamheid tegen schimmelziekten die als moeilijk te bestrijden bekend staan. Tegen- de aardappelziekte (Phytophthora infes- tans) de bladvlekkenziekte in bieten en de bladvlekkenziekte in seldery heeft dit mid del bewezen een zeer goede werkzaamheid te bezitten. DIJ toepassing op aardappelen is het lage per- eentage knolaantasting en daardoor de hoge opbrengst aan gezonde knollen opvallend. Spuitproeven in 1958 ter bestrijding van phy tophthora, op het Landbouwproefbedrijf Zeeland te Wilhelminadorp uitgevoerd, gaven de volgende officiële cijfers te zien. Gemid. opbr. Totaal pet- veldje percentage aan gezonde zieke knollen knollen Onbehandeld 96.40 9.1 Brestan 140.40 0. Koperoxy chloride 127.80 DESPUITING met fungiciden op koper-basis D geven in zekere mate groeiremmingsver- schjjnselen te zien waardoor afhankelijk van de omstandigheden opbrengstderving kan optreden. Hoewel Brestan in 1957 bij een eerste toepassing ook enige groeiremming en wat bladbeschadiging te zien gaf, is dit in latere jaren niet meer waar genomen. De fabrikant Farbwerke Hoechst A. G. te Frankfort heeft de samenstelling iets veran derd waardoor deze verschijnselen praktisch niet meer optreden. Bij toepassing in de praktijk geeft Brestan de uitgesproken indruk een langer werk zaam middel te zijn dan de nu bekende koperver bindingen. Het moment waarop het loof van de aardappelen doodgespoten moet worden 'een moei lijke beslissing daar tussen maximale opbrengst en minimale aantasting gel^pzen moet worden), kan door toepassing van deze fungicide wellicht ver gemakkelijkt worden. Het doodspuiten, op het meest gunstige tijdstip ter verkrijging van de maximale opbrengst, zonder risico van een te groot percentage zieke knollen zou, indien de voorlopige gegevens juist zijn, nu mogelijk worden. WAT de toepassing betreft geeft de fabriek het volgende voorschrift: le. bespuiting 1.5 kg/ha, 2e. inspuiting 1.6 kg/ha, 3e. bespuiting 1.7 kg/ha en voor de 4e en volgende bespuitingen 1.8 kg/ha. Een veiligheidstermijn behoeft bij aardappelen niet in acht te worden genomen. De praktijk past een iets lagere dosering van 1.16 kg/ha toe. In de latere bespuitingen wordt dit opgevoerd tot ca 1.8 kg/ha. Veelal worden de eerste twee bespuitingen met zineb uitgevoerd, waarna wordt overgegaan op Brestan. Deze com binatie van beide middelen bleek zeer goed te vol doen. De kosten zullen in vergelijk met andere midde len zeker niet hoger, waarschijnlijk zelfs iets lager zijn. Het heeft n.l. geen zin, meer Brestan te ge bruiken dan aangegeven is. Wel dient het spuiten zodanig te geschieden dat een gelijkmatige egale bedekking van het gewas wordt verkregen. AOK in oogstjaar 1960 zijn de opgedane erva- ringen, van diegenen die Brestan hebben toe gepast, uitermate gunstig. De heer Wiskerke, chef van het Landbouwproef- Tbedrijf Zeeland, vertelde ons dat op aardappel percelen waar het spuitschema 1 x zineb, 2 x ijsóper, 1 x Brestan werd' toegepast het ziekteper centage zo op het oog opvallend hoger lag dan op de wendakkers waar 1 x met zineb en 3 x met Brestan werd gespoten. Hoewel bij de beoordeling van de resultaten vele ïaktoren een rol spelen, en men dus zeer voor zichtig moet zijn met het trekken van conclusies leek ons deze prakijkervaringen opvallend genoeg <Qm hieraan in ons blad aandacht te besteden. 0E ruwvoederpositie in kilogram men is bijzonder gunstig, maar in kwalitatief opzicht vragen enkele punten de speciale aandacht van onze veehouders. Met name de soort krachtvoer, de ZW-aanvulling en de mineralenvoorziening moeten voort durend in het oog worden gehouden; De veevoeding vertoont ieder jaar een ander beeld. De tegenstelling tussen 1959 en 1960 is m dit opzichl we] heel groot. Tegenover de alarmen rend kleine ru w voed.n voorraden töèn, ongehoord grote voorraden nü. Tegenover voer met een uit stekende voederwaard'e tóén, voer van amper ge middelde kwaliteit nü. DEZE punten moeten voor de veehouder aanleiding zijn om de voeding van het vee van rü anders in te richten dan in de stalperiode 1959 1960 Het is bekend, dat de prijsverhouding krachtvoermelk de grootte van de krachtvoergift mede bepaalt; Op het ogenblik is de prijs van 1 kg B-meel ongeveer 32 cent en brengt 1 kg melk met. ongeveer 4 vet inclusief de vei strekte voorschot ten ca. 25 cent op. In de herfst van het vorige jaar. bracht diezelfde kg melk meer op, dan 1 kg wracht-, voer kostte. De grenswaarbij 1 kg krachtvoer extra, nog rendabel gemaakt kan worden is nu. veel eerder bereikt. Globaal genomen zal voor 1 kg extra krachtvoer l3/2 kg melk extra terug moeten komen, wil deze handelwijze economisch verant woord zijn. Zal de krachtvoergift daarom lagar kunnen zijn, een daling van het krachtvoergebruik is bovend'en mogelijk door de zeer gunstige voeder- positie. Het vee kan zoveel ruwvoer krijgen als. het hebben wil en dan nog zal er over blijven. Dus: de krachtvoergift kan lager zijn. jyiET nadruk wordt gewezen op de noodzaak de krachtvoergift aan te passen aan de ruw voederpositie. Steeds weer doet men bij stalvoeder- controles de ervaring op, dat de traditie bjj het vaststellen van de krachtvoergift een grotere rol speelt dan de ruwvoederkwaliteit. Behalve de hoeveelheid is ook de kwaliteit van het ruwvoer voor de aanpassing van het kracht voer van veel belang. De ZW in hooi en kuil ligt nü een flink stuk lager dan vorig jaar. Het eiwit gehalte verschilt niet. Er is caarom een gerede kans dal ook bij flinke hoeveelheden ruwvoer produktieve koeien te weinig ZW zullen ont vanger.. Dat betekent: eiwitarm krachtvoer ge bruiken. vooral bij koeien die veêl melk geven! A-meel, B-meei, pulp e.d. zijn voedermiddelen die in de melkveevoeding in de winter 19601961 een belangrijke rol moeten spelen. AOK in ander opzicht valt de kwaliteit van het ruwvoer vermoedelijk tegen. Het vochtgehalte van de vele kuilen is hoog, het gehalte van kool hydraten is vermoedeijk laag. Daar de meeste boe ren liever wat hooi overhouden dan kuil is-er een redelijke kans dat nu en dan grote hoeveelheden kuilvoer van matige kwaliteit zullen worden ge voerd. Dat betekent een grote vochtopname en daardoor een grotere kans op extra mineralen verlies met de te dunne mest. Als dan bovendien bij zulke kuilrijke rantsoenen niet gezorgd wordt voor voldoende ZW-aanvoer bestaat een grotere kans op het optreden van slepende melkziekte. (Ontleend aan een radiopraatje van Ir F. de Boer, Rijkstuinbouwconsulent voor de veevoeding.) (Adv.) INTERNATIONAL HARVESTER AFD. LANDBOUW VOORSCHOTEN DOBBEWEG 3 TELEF. 01717.3401 trnrnrnrnrnmÊmmmmmHÊmÊÊaaÊmmÊÊÊÊÊÈÈammÊÊÊmÊmÊÊmÊÊÊÊÊÉÊmÊimÈmÈÊmm Mc CORMICK INTERNATIONAL D-436 een voldiesef, revolutionair door zijn moge lijkheden Agriomatic transmissie mét onafhankelijk- doordraaiende aftakas, geheel onafhankelijk van de rijsnelheid. 8 versnellingen vooruit en 2 achteruit. kruipyersnelling bij VOL toerental van dè motor. vrijloopkoppeling, verrijden van de trekker zonder op- of afstappen. volmaakte antislipwerking, méér druk op de achterwielen naarmate de ploeg zwaarder trekt. differentieelgrendel. absoluut yrije werking van het werktuig. dubbelwerkend hydraulisch systeem.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 8