Het poederen van aardappelen
Onmacht
leidt tot bederf van de grond
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1969
815
VEE EN VLEES
De kuilen die onder wintcrdak gaan en die partijen aardappelen in de bewaar
plaatsen welke blijven opgeslagen tot in het voorjaar, vragen alle aandacht. Een
juiste toepassing van kiemremmingsmidd'elen is hierbij geboden.
iiE aardappeloogst heeft wel onder zeer ongun-
stige omstandigheden plaats moeten vin
den. Een niet onaanzienlijk percentage van het
areaal zal door het uitzonderlijk natte weer zelfs
niet geoogst worden. Het is zaak aan de aard
appelen die in kuil of bewaarplaats geborgen zijn,
de nodige aandacht te schenken.
Direkt na het rooien was het praktisch on
mogelijk een behandeling met een conserverings
middel uit te voeren. De vraag is thans wanneer
en hoe dit bij de daarvoor in aanmerking komende
partijen, dan wel moet gebeuren.
IN DE KUILEN
IN de kuilen is over het algemeen veel grond
aanwezig. Daarnaast was plaatselijk het per
centage zieke knollen dat in de kuil gebracht werd,
vrij hoog. Tenslotte was ondanks alle goede zor
gen, in veel gevallen inregenen niet altijd te voor
komen en zeker niet als pakstro gebruikt is.
Is men voornemens zijn aardappelen lang te be
waren dan zal men goed doen ze, indien enigszins
mogelijk voor ze onder winterdek gaan, nog een
keer om te zetten, waarbij tegelijk gepoederd kan
worden.
Uiteraard zullen velen gedwongen zijn om zon
der omzetten, meteen het winterdek aan te bren
gen. Om dan later eventueel het poederen mecha
nisch systeem Den Herder te laten uitvoeren.
Met nadruk dient er op te worden gewezen dat
het mechanisch poederen alleen dan verantwoord
is als de aardappelen schoon en met weinig ziek
aan de hoop gebracht zijn, al of niet na omzetten.
HET BLAUW WORDEN VAN
AARDAPPELEN
IN publikatie no. 3 van oktober 1960 uitgegeven
door de Stichting „Aardappel Studie Centrum",
behandelt Ir. J. C. Hesen van het S. B. v. L. in een
artikel het blauw worden van aardappelen. Het
probleem, hoe het optreden van stootblauw kan
worden beperkt, wordt naar aanleiding van een
desbetreffend onderzoek in deze publikatie samen
gevat. Wij ontlenen hieraan de volgende gegevens.
Als redenen vor het optreden van blauw wor
den genoemd:
IN DE LUCHTGEKOEI.DE
BEWAARPLAATSEN
IN de meeste bewaarplaatsen is de toestand wat
grond en ziek betreft, bij het inbrengen ook be
paald ongunstig geweest. Door het doorjagen van
lucht is de situatie natuurlijk wel gunstiger dan
in de kuil en behoeft men zich over de bewaar-
baarheid hier in elk geval minder zorgen te maken.
Dat een vak in een bewaarplaats een centimeter
of 15 zakt, hoeft nog" niet op het optreden van rot
te wijzen, evenmin als het voorkomen van spruiten
er op wijst dat de kiemrust gebroken is. Elk jaar
treft men wel spruiten aan in de loop van novem
ber, een proces dat bij grondig koelen meestal ook
weer spoedig tot staan komt.
Het spreekt vanzelf dat de minder gunstige om
standigheden tijdens het inbrengen inderdaad ook
de bijzondere aandacht vragen van de beheerders
en eigenaars van koelhuizen.
Het zou echter niet juist zijn zich door de abnor
male omstandigheden bij sommigen nog be
klemtoond door bepaalde ervaringen in 1957 en
1959 te laten verleiden tot een te vroeg toepas
sen van een conserveringsmiddel. Als geadviseerd
wordt om tot poederen over te gaan als de ogen
„beginnen te werken" dan slaat dat niet op die
eerste spruiting die men in november altijd wel
tegenkomt (en weer ziet minderen bij het verder
koelen).
Men dient zich wel heel goed af te vragen of
het zin heeft om aardappelen die voor aflevering
in januari/februari in aanmerking komen, nog te
poederen.
IIET poederen in bewaarplaatsen dient men te
zien als een maatregel die men kan nemen
als de conserverende werking van de koeling d.m.v.
buitenlucht, te kort schiet.
Daarbij dient men goed onder het oog te zien
of de partij niet zoveel grond bevat dat de venti
lator onder deze omstandigheden, niet in staat is
het poeder door heel de partij gelijkmatig te ver
delen. In zulke gevallen kan de mogelijkheid die
het systeem De Herder biedt voor de koelhuizen,
namelijk het onder hoge druk van bovenaf in
blazen van poeder, in deze partijen uitkomst bren
gen. Hierbij kan ook meer rekening gehouden wor
den met de verschillen die per vak nog aanwezig
zijn en op stortplaatsen een extra steek gegeven
worden.
Axel
R.L.V.D., P. VERHAGE.
Goes
DE VARKENSTOTO
JJET lijkt keer op keer niet voorspelbaar te zijn
of export van varkens naar Frankrijk, zowel
levend, geslacht, als in onderdelen plaats zal vin
den. Deze wonderlijke aangelegenheid, plotseling
wel en plotseling niet mogelijk, veroorzaakt rytmi-
sche prijsschominelingen van onze varkensprijzen.
De ervaring van enige weken is dat wanneer export
naar Frankrijk plaats vindt tegen een prijs even
boven de minimum importprijs in Frankrijk van
377 frs, het binnen de mogelijkheden behoort dat
de notering op de Utrechtse beurs tot f 2,14 a 2,16
stijgt. Daalt de prijs in de Parijse hallen beneden
377 frs, dan gaat de poort voor onze varkens en
voor die van de Belgen dicht. Er druppelen dan nog
wel wat na maar 's zaterdags in Utrecht is de var-
kensbeurs met een schok gedaald tot 2,05 h 2.07
en is dan ook nog nauwelijks prijshoudend met
veel onverkochte varkens.
Niemand schijnt hier iets aan te kunnen of wil
len veranderen. Ook niemand schijnt langer dan
een uur van te voren te weten wanneer de „poort"
van.'de Parijse hallen voor de Nederlandse varkens
open of dicht zal gaan.
Hier laat volgens de ervaringen ook de telex,
die de grote exporteurs ter beschikking staat, de
heren in de steek. Iedere vrijdag om 11 uur v.m.
wordt in Parijs de beslissing genomen of er in
voer is of niet, waarbij de critieke notering 377 frS
is. De Fransen hanteren bij het nemen van hun
beslissingen geen groter prijstraject dan 5 frs
3 Ms ct, zodat volkomen onverwachts de poort open
of dicht kan zijn. Het gevolg hiervan is dat thans
onder speciale condities handel wordt gedreven.
Afhankelijk van het feit of de Franse poort open
of dicht is op het moment dat de varkens volgens
afspraak geleverd worden, wordt bepaald dat de
prijs 5 tot 8 cent hoger of lager zal zijn. We heb
ben dit de „varkenstoto" gedoopt want het maakt
tenminste 5,prijsverschil per varken uit. Iedere
week worden er 100.000 geslacht, iedere week weer
dobbelen we met z'n allen met 500.000 dus een
half miljoen als inzet, om „poortje open, poortje
dicht" en de inzet is niet aan een maximum ge
bonden; er wordt met de varkenshouderij „grot"
gespeeld".
En de boer, hij dobbelt voort
DE VARKENSPEST
I\E eerste paar dagen van deze week werden
er bij het P. V. V. voor export naar Frankrijk
aangevraagd: 575 levende varkens, 9728 geslachte
varkens en 85 ton hammen en sehoudet's. De .oor
zaak van het feit dat er slechts weinig levende
varkens uitgaan is een gevolg van de varkenspest.
De Fransen verbieden n.l. invoer van levende var
kens, indien in de streek van herkomst binnen een
straal van 25 km varkenspest voorkomt. Wanneer
nu in het midden van iedere provincie 1 varken
„de pest" heeft mag er geen enkel varken meer
levend naar Frankrijk.
D,
BETER EEN HALF EI, DAN EEN LEGE DOP
le. Mechanische beschadiging;. Door voorzichtige
behandeling tijdens de bewerking en transport
kan het ontstaan van blauw worden tegen
gegaan.
2e. Verwerkingstemperatuur. Het optreden van
stootblauw is vooral gevaarlijk als de aard
appelen koud bewerkt worden (lossen van
cellen, sorteren, enz.). Aardappelen opgeslagen
in bewaarplaatsen moeten ten minste tot 12
a 13° opgewarmd worden. Deze opwarming
kan plaatsvinden" met buitenlucht, indien de
buitentemperatuur aanmerkelijk hoger ligt,
door interne ventilatie met een verwarmings
element en opgewarmde buitenlucht d.m.v. een
oliebrander.
3e. Slijtage van aardappelen. Slecht bewaarde,
sterk gesproten aardappelen zijn blauw ge
voeliger dan goed bewaarde. De gevoeligheid
voor blauw neemt in het algemeen toe naar
mate de aardappelen langer bewaard worden.
4e. Aardappelras. Libertas, Noorderling, Bevelan
der en Gineke waren zeer gevoelig voor blauw.
Eigenheimer, Furore en Voran mindergevoelig,
terwijl bij Bintje, Alpha en Record het minste
blauw optrad.
5e. Grondsoort. Aardappelen, afkomstig van klei
grond, zijn in het algemeen iets gevoeliger
voor blauw dan zandaardappelen. Deze grotere
gevoeligheid moet worden verklaard door het
hogere drogestofgehalte, en lagere kaligehalte
van de klei-aardappelen.
Uit een Amerikaans onderzoek is tevens onder
meer gebleken dat de ventilatie (de hoeveelheid
koellucht en de vochtigheid hiervan) van invloed
kan zijn op het blauw worden van aardappelen. Als
aan de koellucht vocht werd toegevoegd trad min
der blauw op. Aardappelen geventileerd zonder
bevochtiging waren het zachtste, hadden het groot
ste gewichtsverlies en het meeste blauw.
IN voorgaande jaren is er in de verschillende
vakbladen op gewezen, dat het laten liggen
van het gladiolenloof het gevaar met zich mee
brengt dat de grond voor meerdere jaren voor deze
teelt wordt bedorven.
Wanneer nu echter een artikel zou verschijnen
met b.v. als opschrift „Ruim het gladiolenloof op",
dan zdu de lezer wellicht meewarig lachen of een
bekend gebaar met de vinger naar het hoofd
maken. Dit zou dan betekenen dat de schrijver van
het artikel of niet goed bij zijn positieven zou zijn,
of niet op de hoogte van de huidige situatie.
De weersomstandigheden zijn de oorzaak dat
veel gladiolentelers achter zijn geraakt met hun
werk. Veel gladiolen kunnen niet op tijd worden
gerooid. Vooral op de zwaardere gronden geeft
het rooien veel problemen. Het loof breekt af
zodat elke knol afzonderlijk uit de grond moet
worden gewroet. Als kleibonken komen ze in de
schuur. De kosten van het rooien zijn sterk ge
stegen. Het transport gaat met veel moeilijkheden
gepaard. Arbeidskrachten zijn moeilijk aan te trek
ken, i.v.m. de afvloeiing naar de industrie en het
vele werk in de landbouw, met name de bieten
campagne. Zo ligt de situatie.
IIET zal duidelijk zijn dat onder dergelijke om-
standigheden van het loof opruimen niets of
bitter weinig terecht komt. Veel loof is trouwens
reeds verwerkt in de diepe sporen welke in het
land zijn gereden. Dit alles neemt echter niet weg
dat de gezondheid van de grond door dit alles ern
stig in gevaar komt. Gezonde grond is kostbare
grond. Dit mogen we vooral in Zeeland en West
Noord-Brabant wel in de gaten houden.
Over de andere gebieden in Nederland kan. ik
niet oordelen, al is het mij wel bekend dat in West
Friesland (N. H.) voor de teelt van gladiolen grond."
verloren is gegaan, doordat in het verleden het
loof is blijven liggen. De veiling West Friesland te
Bovenkarspel heeft naar ik meen, zelfs een bedrag
van 10.000,uitgeloofd voor diegene die een
middel weet te vinden om deze zieke grond weer
gezond te maken. Dit duidt er dus op dat we het
gevaar van grondbesmetting niet mogen onder
schatten.
U/AT staat ons dan nu te doen, nu het opruimen.
H welhaast onmogelijk is? Voor degene; cFie
wel in staat is het loof op te ruimen, behoefti het
geen verder betoog wat of voor hen het besté is.
Voor de anderen is het onderstaande misschien
een oplossing. We zitten dus nu met een bepaald
perceel of percelen waar het loof blijft liggen. We
doen er goed aan dit zo veel mogelijk te l>eperken.
Welnu teken dit perceel aan in een bedrijfsschets
en breng de komende jaren het loof altijd op dit
perceel. Hier kunnen dan wel nooit geen gladiolen
meer op worden geplant, maar de besmetting, be
perkt zich tot één perceel.
Aantekenen in een bedrijfsschets, waarom? Wel,
onthouden is het begin van vergeten, optekenen
is het begin van onthouden. Voor bovenstaand»
werkwijze geldt dus het spreekwoord: Beter een
half ei dan een lege dop.
A. SPRUIT,
Assistent R. T. V. D. „Goes",
Steenbergen, 16 november 1960.