OOK HET PLATTELAND OP DE
DREMPEL VAN EEN NIEUWE
TIJD
De pootgoedsituatie van
enige belangrijke rassen
KORTE WENKEN
813
EEN nieuwe tijd ook voor het platteland, met grote consequenties voor het landbouwbedrijf
en de plattelandsbevolking dat is de belangrijkste conclusie van 't boeiend betoog van mr.
C. Stapel, directeur van de Volkshogeschool te Bakkeveen, op een bijeenkomst dinsdagavond
8 november te Oudelande in het kader van de streek verbetering „Zak van Zuid-Beveland",
Eén van de bases van de nieuwe ontwikkeling
is gelegen bij het economisch leven van het plat
teland, aldus de heer Stapel, en wel in het open
leggen van de markt. Dit proces is in de tachtiger
jaren van de vorige eeuw reeds ingezet en zal in
de toekomst met o.a. de ontwikkeling van de
E. E. G. zich steeds meer uitbreiden.
In maatschappelijk opzicht is het platteland de
laatste 30 jaren komen te verkeren in een open
samenleving. Eén van de gevolgen hiervan is dat
de onderscheiding stad-platteland steeds meer
vervaagd. In het geestelijk leven, aldus spreker,
tekent zich een zelfde ontwikkeling aan de hori
zon af. Ook hier een toekomst in een open wereld
met velerlei contacten.
Deze kardinale punten voor de toekomst van
het platteland vinden hun oorzaak in de ontwik
keling van de techniek met voor het platteland
als belangrijke gevolgen de vooruitgang van het
verkeer en de mechanisatie. De gevolgen van deze
feitelijke ontwikkelingen zullen in de toekomst
zeer groot blijken te zijn, aldus de heer Stapel.
IN economisch opzicht zal het voor de land
bouw een eis zijn te kunnen concurreren op
internationaal niveau. Het streven naar kostenver
laging houdt in dat een boer, ondernemer zal moe
ten zijn met alle eigenschappen vandien. Hij zal
steeds door moeten gaan met pogingen zijn werk
met minder kosten en moeite en in minder uren
te doen. Dit houdt in een verdere mechanisatie -
doordat de arbeid schaars en duur wordt. Een
onvermijdelijk gevolg van deze mechanisatie is
specialisatie en samenwerking. De kapitaalsfactor
is bij deze ontwikkeling een belangrijk punt. Een
ondernemer zal evenwel, indien de baten de kos
ten overtreffen, niet schromen een bepaalde in
vestering te doen.
Van groot belang is verder dat men minder in
„hectaren" denkt maar de economische eenheid
centraal stelt. Hierbij zal het dan vaak noodzake
lijk blijken de grenzen van het eigen bedrijf te
overschrijden en samenwerking te zoeken met
anderen. Deze wijziging van houding doet zich
reeds voor. Men ziet steeds meer vormen van sa
menwerking op het platteland naar voren komen
zoals bij mechanisatie en ook door middel van
gespreksgroepen en discussiegroepen waar zaken
van gezamenlijk belang worden besproken. Dit
ondernemer zijn, aldus de heer Stapel, toont het
grote belang van de selectie en de vorming van
de boer. Het mag niet zo zijn dat jonge mensen
die wat betreft mentaliteit, verstand en vaardig
heid tot de meest „weerbaren" behoren de land
bouw gaan verlaten. Het is van groot belang voor
het boerenbedrijf en de boerenstand dat juist
deze kinderen op het bedrijf komen gezien de vele
eisen die een goed ondernemerschap in de toe
komst zullen stellen. De landbouwende bevolking
die een steeds geringer percentage van de be
roepsbevolking gaat uitmaken zal de nadruk moe
ten leggen op de kwaliteit. Voor het vak van boer
moet volgens spreker een middelbare opleiding
(Mulo of H. B. S.) en M. L. S. met een uitwisse
ling van ongeveer een jaar dan ook als gebieden
de eis worden aangemerkt.
IN het maatschappelijk leven heeft de open sa-
menleving waarin het platteland is komen te
verkeren belangrijke gevolgen. De boerenstand
zal, aangezien deze groep snel in aantal vermin
dert, tijd moeten vinden en moeten vrijmaken
om mee te spelen in het gehele maatschappelijke,
politieke en culturele leven, aangezien anders het
gevaar bestaat dat de agrariër aan de zelfkant
van het maatschappelijk leven terecht komt. In
de tweede plaats, aldus de inleider, moeten de ge
volgen van deze openlegging van het platteland
voor de middenstand genoemd worden. Deze tak
van handel moet meer en meer concurreren tegen
de steden zowel wat assortiment als service be
treft. Het onderwijzend personeel, doktoren en
predikanten nemen niet meer die plaats in zoals
vroeger veelal het geval was op het platteland,
doordat ze slechts zeer kort blijven en zo snel mo
gelijk naar de stad vertrekken. Het proces van de
schaalvergroting het feit dat een „uur gaans"
niet meer vijf kilometers is zoals in de tijd toen
men alles nog wandelend af moest doen, maar
25 kilometer zoals heden ter dage met een brom
fiets, onttrekt deze en ook andere bevolkingsgroe
pen steeds meer aan de plattelandssamenleving.
Het is van groot belang, aldus de heer Stapel,
dat men de eigen situatie op het platteland on
derzoekt en nuchter onder ogen ziet. Een volgende
stap zal moeten zijn het beraad hoe men zijn be
drijf, zijn beroep en zijn streek zo „leefbaar" mo
gelijk maakt. Naar de gedachte van de inleider
is hiertoe samenwerking en samensprekïng nood
zakelijk.
AP economisch gebied zal men in de landbouw
en in het middenstandsbedrijf naar meer
samenwerking moeten. Ook voor bepaalde voor
zieningen op het platteland is deze samenwerking
tussen dorpen en gemeenten onontbeerlijk.
Het is niet meer mogelijk om in ieder dorp op
het platteland goede voorzieningen te treffen.
Ook voor de verdere plattelandsopbouw achtte
spreker samenwerking noodzaak. De vereniging
en organisaties laten vaak een onnodige twee
strijd en verspilling van krachten zien. Een be
langrijke zaak voor het platteland achtte de heer
Stapel met name goede verbindingen met open
bare vervoermiddelen.
De gehele plattelandsopbouw in de ruimste zin
van het woord is in de eerste plaats een zaak van
de betrokken bevolkingsgroepen: agrariërs, mid
denstanders, arbeiders en anderen. Een samen-
spreking en samenwerking is noodzakelijk ten
einde open en goede verhoudingen te krijgen zo
dat de oude samenlevingsvormen ten plattelande
veranderd en omgebouwd kunnen worden tot vor
men met grotere ruimte en vrijheid. Zo hoeft de
toekomst van het platteland niet een onafwend
baar noodlot te worden maar een vooruitzicht
waar we in geloven en dat we voor een deel zelf
als plattelandsbevolking bepalen, aldus besloot de
heer Stapel.
Pr.
In ..Kalï' no. 45 van oktober 49 wordt er op ge.
wezen dat kalibemesting in het najaar vele voor
delen biedt: op het graslcAidin de boomgaard
(chloorarm bij eerste klas fruiten op akkerland
d.w.z. op klei- en zavelgrond.
De voordelen van kalibemesting in het najaar-
zijn onder meer:
najaarsbemesting geeft betere verdeling in zode
en bouwvoor, terwijl op niet te lichte grond de
uitspoeling van géén betekenis is. Door najaars
bemesting gaan grasmat, boomgaard en winterge
wassen krachtiger de koude in: minder vorstge-
vaar, minder uitwinteren. Bovendien profiteert
de grasmatde boomgaard en het wintergewas
eerder van de bemesting, zodra de voorjaarsgroei
begint. Op aardappelland moet men Kalizout 40
bij voorkeur in het najaar strooien, in ieder geval
vóór 1 januari.
Daar komt nog iets bij. In streken waar men
toch gewend is Thomasmeel te strooien en
deze meststof strooit men 't beste in het najaar
kan Kali en Fosfaat in één gang worden uitgere
den.
Men kan twee dingen doen: tevoren mengen,
hetgeen het beste is, of: Thomasmeel en Kali
40 °/o mengen op het land in de bak van kunst
meststrooier. De mengverhouding is dan 2 op 1
voor grasland en granen; voor hakvruchten is de
verhouding doorgaans 1 op 1.
Dr. ir. D. E. van der Zaag
Rijkslandbouwconsulent
voor Aardappelen
0E pootaardappelteelt moet de laatste twee jaar onder bijzondere omstandigheden worden
verricht. Door de N. AK. zijn in 1959 en 1960 veel meer pootaardappelen in klasse ver
laagd of afgekeurd dan in de voorgaande jaren. De telers van consumptie-, voer- of fabrieks
aardappelen zijn hierbij direct betrokken, omdat zij voor een belangrijk deel hun pootgoed
krijgen van de pootgoedtelers. Het kan daarom voor deze telers van consumptie-, voer- of fa
brieksaardappelen van betekenis zijn te toeten, hoe de situatie is bij de belangrijkste aardappel
rassen. Dit bericht is voor hen bestemd.
Voor dit doel is het bijgaande overzicht gemaakt. De gegévens zijn ontleend aan de mede
delingen van de N. AK. Alleen die rassen zijn genomen, waarvan meer dan 2000 ha consump
tie-, voer- of fabrieksaardappelen worden geteeld. De klassen A, B en C worden meer en meer
beschouwd als verbruikspootgoed, terwijl klasse E vooral als uitgangsmateriaal wordt gebruikt.
Volledigheidshalve is ook deze klasse erbij opgenomen.
TEDERE lezer kan nu zelf voor de in dit overzicht opgenomen rassen nagaan, hoe groot de
t oppervlakte is die per klasse in de jaren 1958 t/m 1960 is goedgekeurd. Men moet wel be
denken, dat van verschillende rassen ook pootgoed wordt geëxporteerd. Dit geldt in het bij
zonder voor de rassen Bintje en Eersteling.
De volgende conclusies kan men uit dit overzicht trekken:
1. Bij alle hier genoemde rassen is er dit jaar aanmerkelijk minder pootgoed in de klasse C
dan het vorig jaar.
2. De situatie is bij de rassen Alpha, Bintje, Furore en Voran gunstiger dan in 1959.
3. Bij de rassen Doré, Eigenheimer, Gineke en Record is in verhouding tot vorig jaar veel min
der goedgekeurd pootgoed, vooral in de klassen E en A
4. Bij 't ras Eersteling is zeer veel in klasse B goedgekeurd en betrekkelijk weinig in klasse E.
5. Bij de rassen Libertas en Noordeling heeft zich gelukkig een verschuiving voorgedaan van
de B- naar de A-klasse, terwijl de situatie bij de rassen Bevelander, Prof. Broekema en IJssel-
ster ongeveer gelijk is aan die van 1959.
T)E grote moeilijkheden zullen zich vooral voordoen bij de rassen Doré, EigenheimerGi-
jL/ rieke en Record. Als in 1961 van deze rassen dezelfde totale oppervlakte zou worden uit-
gepoot, dan zal slechts voor ongeveer 1/3 gedeelte van deze oppervlakte goedgekeurd pootgoed
beschikbaar zijn. Bij Gineke is dit zelfs nog aanmerkelijk minder. Hierbij is aangenomen, dat
alle goedgekeurde poters van deze rassen in Nederland blijven.
®E telers van deze rassen zullen, omdat er weinig vootgoed van beschikbaar is. de neiging
kunnen hebben ongekeurde poters te gaan gebruiken. Men moet dan evenwel niet verge
ten, dat er niet voor niets bij deze rassen zoveel is afgekeurd. Het gebruik van niet-goedgekeurdc
poters ook al heeft men zijn best gedaan ze zo goed mogelijk te winnen door b.v. vroeg te
rooien, kan juist bij deze rassen grote teleurstellingen opleveren. Men mag zich niet laten mis
leiden door de ervaringen van deze zomeromdat het groeiseizoen voor de aardappelen en ook
voor de zieke planten zeer gunstig is geweest.
In de loop van de winter hopen we terug te komen op het gebruik van pootgoed, waarvan
verwacht kan worden dat de besmetting met virusziekten sterk is geweest.
Overzicht van de pootaardap pelsituatie van enige rassen:
Rassen
Alpha
Bevelander
Bintje
Doré
Eersteling
Eigenheimer
Furore
Gineke
Libertas
Meerlander
Noordeling
Prof. Broekema
Record
Voran
IJsselster
Oppervlakt
e (ha)
goedgekeurd
Oppervlakte (ha) goedgekeurd
in de klassen:
in
E
A
B
C
1958
1959
1960
1958
1959
1960
1958
1959
1960
1958
1959
1960
'58
'59
60
979
559
756
155
55
224
293
84
251
422
193
134
1
184
12
166
147
152
30
23
26
47
30
56
79
68
60
19
8
7157
5193
5424
3864
1235
1161
1777
1216
2604
578
1161
1257
3
1123
229
298
538
119
88
225
6
111
146
12
50
62
46
28
51
2733
2047
1741
1711
931
179
721
538
454
55
271
1045
182
55
1134
639
327
283
182
40
328
130
116
381
141
94
6
114
51
478
281
244
80
16
58
99
42
100
216
68
62
2
116
8
306
370
107
42
42
5
117
62
25
99
124
65
6
87
10
1157
677
534
196
86
74
321
120
225
546
253
189
4
124
16
227
213
223
64
39
32
87
37
82
55
55
77
2
67
17
462
123
94
58
7
11
135
21
32
253
51
32
35
13
163
159
131
1
3
11
130
71
59
27
37
49
29
7
1252
1108
381
380
186
57
466
252
118
286
265
134
3
331
56
1807
1130
1223
405
147
297
552
225
474
689
358
304
18
295
79
284
431
253
47
39
40
114
94
110
88
148
86
109
3