XRiM,PL N/: Het invoeren van een areaalheffing voor de uienteelt VRAGEN naar aanleiding van het vraagpunt STAATS- LANDBOUWSCHADE BESTEMMING INLANDSE TARWE OOGST I960 811 a FHANKELIJK van de oogst worden jaarlijks grote hoeveelheden uien geëxporteerd. Dit neemt evenwel niet weg, dat op de wereldmarkt een steeds afnemende belangstelling voor de Ne derlandse uien valt waar te nemen. Behalve door de mindere kwaliteit van ons product, in jaren met ongunstige weersomstandigheden wordt dit tevens veroorzaakt door de toenemende concurrentie die van andere landen wordt ondervonden. Naast Spanje en Italië voeren sinds enkele jaren ook de Oost-Europese landen, Tsjecho-Slowa- kije. Polen en Hongarije belangrijke hoeveelheden uien uit. Uit marktnoteringen blijkt, dat in vergelij king met de Hollandse uiende door Polen in Engeland ingevoerde uien zelfs in cïe winter 1959/1960 regelmatig 10 cent per kg meer hebben opgebracht. T\FZE ongunstige gang van zaken bij de uienexport is oorzaakdat de Stichting Nederlandse U Uien-Federatie zich tot het Landbouwschap heeft gewend met het verzoek een heffing van 10,per ha voor uienland in te voeren om het werk van de S. N. UI. F. te kunnen uitbreiden. jN verband hiermede heeft het Dagelijks Bestuur van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij be- -* sloten het al of niet opleggen van een heffing in de vorm van een vraagpunt aan de leden voor te leggen. Alvorens de te beantwoorden vragen aan de orde te stellen, lijkt het goed in kort bestek een overzicht te geven van de doelstelling van de S. N. UI. F. r\EZE object-associatie is gevestigd te Middel harnis en werd opgericht in 1938. Het doel ervan IS is, om onderzoek te verrichten en voorlichting te geven inzake de teelt, de bewaring en bewer king van uien en sjalotten. Het onderzoek geschiedt in nauwe samenwerking met diverse Instituten te Wag+ningen en andere in aanmerking komende instellingen. Ook de op het gebied van de teelt van uien en sjalotten gegeven voorlichting wordt door de S.N.UI.F. verzorgd. Vanaf ds oprichting zijn velerlei onderzoekingen betreff**ide de teelt, de bewaring en de afzet van uien en sjalotten uitge voerd. Bij deze onderzoekingen is vooral aan de ziektebestrijding veel aandacht besteed. Bereikt werd dat de in het verleden veelvuldig voorkomende aantastingen door de valse meeldauw 'en de made van de uienvli'eg thans afdoende te bestrijden zijn. Het onderzoek naar een bestrijdingsmogelijkheid voor koprol is nog in volle gang. Via kunstmatige droging is het mogelijk deze zo gevreesde ziekte enigs zins te beperken. Verder diepgaand onderzoek ïs evenwel beslist noodzakelijk. Hetzelfde geldt voor het witrotonderzoek. Voor het bestrijden van aantasting door preimot, uienboorsnuitkever en uienthrips kon een bevredigende oplossing worden gevonden. Ook het onderzoek op het gebied van de uienstengelaaltjes via grondonderzoek is de laatste jaren meer op de voorgrond getreden. Het nagaan van de toepassingsmogelijkheden van chemische onkruidbestrijding heeft veel on derzoek gevraagd. Met de thans voor de veschillende teeltvormen van uien beschikbare middelen kunnen goede resultaten worden bereikt. Het beproeven van nieuwe middelen blijft evenwel nood zakelijk. Op aandrang van de praktijk heeft de laatste jaren vooral de invoering van nieuwe oogstmetho- den in 't middelpunt van de belangstelling gestaan. Door het bij de teelt van zaai-uien uitgaan van bredere rijenafstanden zijn de mogelijkheden voor machinale verzorging en machinaal rooien belang rijk groter geworden. Bij de bewaring heeft vooral het opslaan van uien in luchtgekoelde bewaarplaatsen een punt van onderzoek uitgemaakt. Het in combinatie met dit bewaorsysteem toepassen van een kunstmatige droging heeft, vooral in jaren met slecht oogstweer, algemeen ingang gevonden. Voor de aflevering is het ontwikkelen van zonder beschadiging werkende sorteer- en afstaart- machines van groot belang. Bij de op het terrein van de veredeling liggende activiteiten wordt vooral het invoeren van een meer ingewikkelde veredelingsmethodiek nagestreefd. De hierbij toegepaste methoden zijn er in de eerste plaats op gericht om tot een verbetering van de huidvastheid en een verhoging van het drogestofgehalte te geraken. Tenslotte kan nog worden opgemerkt, dat jaarlijks door de S. N. UI. F. een groot aantal veldproe ven wordt aangelegd. Voorwat de provincie Zeeland betreft worden deze proeven behalve op het proef bedrijf „De Scheldemondente Bruinisse tevens bij particuliere telers ondergebracht. a LLEEN door het verbeteren van de kwaliteit van ons produkt kan verandering worden ge- bracht in onze steeds moeilijker wordende exportpositie. Naar de mening van het bestuur van de S. N. UI. F. is dan ook het verrichten van onderzoek alsmede het stimuleren van maatrege len die tot kwaliteitsverbetering aanleiding kunnen gevendringend gewenst. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan een uitbreiding van de onderzoekingen op hel ge bied van de koprotbestrijding, de veredeling en de mechanisatie l beschadigingsonder zoek). Hiernaast zou meer aandacht besteed kunnen worden aan het geven van voorlichting aan de praktijk via publicaties, lezingen, demonstraties enz. Hiervoor is echter volgens het bestuur een ruimere finan ciering nodig, welke men alleen kan bereiken via het invoeren van een areaalheffing. De vraag over het al of niet instellen van een heffing met neente beantwoorden, zal dus als konsekwentie kunnen hebben, dat het onderzoek- en voorlichtingswerk achter blijft bij 'de eisen die de praktijk stelt. i/AN de andere kant meent het dagelijks bestuur va?i de Z.L.M., dat het instellen van êert heffing voor de uienteelt tot gevolg kan hebben, dat ook andere op speciale teelten gerichte instellingen een heffingsver zoek zouden kunnen indienen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de Peulvruchten Studie Combinatie. Met het oog op bovenstaande wordt aan de afdelingen verzocht deze aangelegenheid aan de orde te stellen, waarbij de nadruk gelegd moet worden op het feit, dat het belangrijk is, dat de leden zelf zich van de gevolgen van hun antwoord bewust zijn. De belangrijkheid van de uienteelt in de pro vincie Zeeland rechtvaardigt een ernstige studie van dit vraagpunt. Wanneer in de afdeling behoefte zou bestaan een en ander nader te laten toelichten door een medewerker van de S. N. UI. F., dan kan men zich daarvoor met het secretariaat in verbinding stel len of rechtstreeks contact opnemen met de heer J. L. Koert te Middelharnis zie sprekerslijst Z. L. M.). Gaarne zouden wij vóór 15 februari 1961 de antwoorden van uw afdeling op bijgaande vragen terugontvangen. De afdelingsbesturen die hierover van ons secretariaat een circulaire ontvangen worden verzocht vóór 15 februari 1961 de antwoorden van hun afdeling in te zenden. HE Minister van Verkeer en Waterstaat heeft op vragen van Ir. Geuze geantwoord dat de graanoogst in Oost-Flevoland op 5 oktober werd beëindigd, dat het gemiddeld vochtgehalte 8 te hoog was en dat de opbrengsten van tarwe 4025 kg/ha en van haver 3510 kg/ha bedroegen, terwijl normaal te verwachten was geweest resp. 4475 kg/ha en 4180 kg/ha. De verkoopprijs voor de tarwe was ƒ21,per 100 kg in plaats van ƒ31, en die voor haver 24,in plaats van 25,De opbrengst van de zomergerst was boven normaal n.l. 4850 kg; de te maken prijs ƒ20,/100 kg. Bij normale opbrengsten zou de Staatsexploi tatie ƒ9.742.000,hebben opgeleverd; het zal nu slechts 7.684.000,worden, ergo een verlies van ƒ2.058.000,ol' ±21% van de totaal-opbrengst. Hoeveel de extra-kosten voor oogsten en drogen zullen hebben bedragen, blijkt dan nog niet. We zien uit dit voorbeeld hoe een modern groot bedrijf met een grote machine-investering (naar we menen was er alleen al voor verscheidene mil joenen aan maaidorsers beschikbaar), ondanks dit alles op de koffie kan komen. Wanneer in dit geval de Minister van Landbouw zich eens aan bet „eigen" bedrijf wil spiegelen, kan Z. E. zien boe bet menige boer dit jaar is vergaan. HE Hoofdafdeling Akkerbouw van het Land- U bouvvsohap geeft in een nota een overzicht van de situatie van de binnenlandse tarwe. De recordomvang van de tarweoogst in aanmerking nemende zou ongeveer 465.000 ton tarwe met ge middeld 8 scliot in het brood moeten worden verwerkt. Het Produktsehap voor Granen, Zaden en Peul vruchten heeft bij meerderheid van stemmen be sloten het bijmengingspercentage voorlopig vastgesteld op 35 na 12 november te verlagen tot 30 Een raming op deze basis geeft een verwerking van 310.000 ton tarwe in het broodbloem te zien, waardoor naast de 100.000 ton niet voor de garan tie in aanmerking komende tarwe een kwantum van 155.000 ton voor denaturatie in aanmerking zou komen. Voor veevoeder zou dus in totaal 255.000 ton beschikbaar zijn, terwijl de normale behoefte ca 170.000 ton bedraagt. Deze 85.000 ton overschot moet op een voergraanmarkt worden geplaatst die reeds sterk is verstoord. In de nota wordt dan ook voorgesteld deze 85.000 ton mede in de broodbloem te verwerken waartoe de verplichte bijmenging zo spoedig moge lijk op 40 zon moeten worden gesteld. Men acht dit aanvaardbaar, daar bij een gemid deld schotpercentage van 8 bij een verplichte bijmenging van 40 er in totaal slechts 3.2 schot in de totale graannielange zou voorkomen. Volgens vroeger verrichte onderzoekingen is 5 schot in het totale graanmengsel toelaatbaar. Het is zeker niet ondenkbaar dat de houders van voor de garantie in aanmerking komende tarwe tot de overtuiging zullen komen, dat zij er beter aan doen grote hoeveelheden op basis van de richtprijs aan het V. I. B. te leveren. Dit zal be tekenen dat behalve een chaotische toestand wat betreft overname en de opslag van V. I. B. tarwe, de overheid aan liet. einde van het seizoen met een grote hoeveelheid niet te plaatsen inlandse tarwe zal zitten. Mede de mogelijke gevolgen van de verhoging van de denaturatietoeslag voor de voersector en de financiering der toeslag in aanmerking nemen de is de enig mogelijke oplossing om de bestem ming inlandse tarwe oogst 1960 te regelen, door oj) een zo kort mogelijke termijn het percentage tot verplichte bijmenging tot minstens 40 ie verhogen. 1. Bent U op de hoogte met het werk, dat de S. N. Ui. F. verrichtte? 2. Bent u van mening, dat het werk dat tot nu toe op het gebied van verbetering van de uienteelt werd verricht, van nut is geweest voor de praktijk? 3. Bent u van mening, dat de S. N. Ui. F. de aan gewezen instelling is om aktiviteiten op dit gebied te ontplooien en te stimuleren? 4. Bent u van mening, dat een uitgebreider on derzoek, o.a. op het gebied van de koprot bestrijding en de veredeling, en een intensie vere voorlichting gewenst is? 5. Had u, of hadden sommigen van uw leden, wel eens kontakt met de S. N. Ui. F., b.v. via lezingen, demonstraties, excursies naar proef velden of persoonlijke voorlichting? 6. Is er in uw afdeling behoefte aan het onder 5 genoemde kontakt met S. N. Ui. F. 7. Hoe denkt u over een heffing per ha ver bouwde uien via het Landbouwschap? 8. Ziel u andere mogelijkheden het werk van de S. N. Ui. F. te financieren, b.v. via het winnen van individuele leden, die dan per jaar een zekere contributie betalen? 9. Bent u van mening, dat binnen uw afdeling een aantal uientelers bereid zou zijn op vrij willige basis het werk van de S. N, Ui. F. te steunen? 10. Wanneer het afwijzen van de heffingsaanvrage ertoe zou leiden, dat bepaalde taken niet kun nen worden behartigd, bent u dan van mening, dat dit dan door anderen dieni te gebeureii? Zo ja, wie zouden dit moeten zijn en hofe zóu het moeten gebeuren? 11. Hoe denkt u over de gevolgen, die het toestaan van de heffingsaanvrage zou kunnen hebben voor het aanvragen van heffingen door ander» instellingen?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 3