HET GRONDWATER
r
794
II
Tien jaar onderzoek door de Commissie Waterbeheersing en Ontzilting
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
,4j
HET grondwater vormt op dit moment wel een bijzonder actueel onderwerp ten ge
volge van de, deze zomer en dit najaar, zeer uitzonderlijke weersomstandig
heden. Er zijn ook andere jaren geweest en wij denken hierbij aan 1959, waarin in
tegenstelling tot dit jaar de bovengrond ontzettend droog was en de grondwaterstand
een dieper peil had bereikt dan in vele andere jaren.
Om misverstand te voorkomen moeten wij verschil maken tussen het aan de
gronddelen gebonden water (vocht) in de bovengrond en het echte vrije grondwater,
dat wij aantreffen als wij een kuil graven, waarin water blijft staan. Waar de boer op
het ogenblik last van heeft bij het rooien van aardappelen en bieten is het te veel
aan water in de bovengrond, meer dan van het grondwater. Ook op goed gedraineerde
percelen kan het water, onder deze omstandigheden, niet snel genoeg naar beneden
zakken om door de drains te worden afgevoerd. Een lange droge periode zou in de
huidige situatie veel ten voordele veranderen.
TOCH bestaat er verband tussen grondwater
stand bewerkbaarheid van de grond en
ook tussen grondwaterstand opbrengst van het
gewas.
Bij te hoge grondwaterstanden ontstaat door
bewerking (zware tractoren, ploegen e.d.) struc-
tuurverval, zowel in de bouwvoor als in de ploeg-
zool. Een eerste zorg moet, uit dit oogpunt be
keken, dan ook zijn om langdurig voorkomende
hoge grondwaterstanden in het najaar, de win
ter en het voorjaar te vermijden. Daarbij komt
nog het uitvriezen van wintergewassen; grasland
lijdt schade door stuktrappen van de zode.
Zo worden door ons de grondwaterstanden, die
in de winter gemiddeld hoger liggen dan 40 cm
onder maaiveld, als te hoog beschouwd. De
grondwaterstanden gemiddeld dieper dan 70 cm
geven ten aanzien van de wateroverlast geen en
kel probleem. De groep gronden met een gemid
delde grondwaterstand van 4070 cm moet vaak
met een kritisch oog bekeken worden, omdat in
deze groep zowel een tendens naar te nat, als
naar de klassificatie goed kan optreden.
Te hoge en daarmee vaak gepaard gaande, wis
selende grondwaterstanden gedurende het groei
seizoen doen plantenwortels afsterven door zuur
stofgebrek tengevolge waarvan groeiremmingen
in het gewas ontstaan. De beoordeling van de
grondwaterstand in het groeiseizoen is echter
mede afhankelijk van het bodemprofiel, waarbij
wij in grote lijnen onderscheid maken tussen
goede zavelgronden, verdrogende zavelgrondenen
zandgronden.
Als voorbeeld beschouwe men de onderstaande
grafiek 1, waarbij de opbrengst is uitgedrukt in
procenten van normaal, de grondwaterstand ge
middeld is over het gehele groeiseizoen.
Opbrengst in van normaal
loo
Grondwaterstand in cm onder maaiveld
winterseizoen
'52-'53 '53 '54 '57-'58 '59-'60
hoogste
stand
laagste
stand 100
zomerseizoen
'54 '55 '59
43
74
155
28
90
67
78 160
150 143 183
170
196
De gemiddelde zomergrondwaterstand over
deze jaren bedraagt 160 cm onder maaiveld, de
wintergrondwaterstand bedraagt 75 cm. In de
tabel zijn duidelijk de natte en droge seizoenen
te onderkennen. De zomer van 1954 was nat. Wat
90
ëo
70
'60
50
<0
- zandgrond-grasland
X
I
X
X
J
20 40 60 60 100 120 140 160 180 200
Gem gronowoterstond tijdens groeiperiode tn em-mv
Hoe zandiger de grond, hoe hoger de grond
waterstand moet zijn voor een normale opbrengst.
Het blijkt ook, dat hoge grondwaterstanden veel
schade doen op goede zavelgronden.
MEN moet de hier gestelde eisen even los zien
van de winterwaterstand. De voorwaarde
voor een goede opbrengst van bijvoorbeeld een
sandgrond is een ontwatering van 4070 cm in
de winter en een zomerwaterstand van circa 85
em. In de praktijk is dit tengevolge van de ver-
de winters betreft, waren die van 1953-1954 en
1959-1960 opvallend door de lage waterstanden,
die in zandgebieden de oogst verwachtingen on
gunstig hebben beïnvloed.
IYE grondwaterstanden op zichzelf vertellen
ons nog niet alles; zij moeten in verband
gebracht worden met de ontwateringstoestand
van een heel gebied. Hiertoe zijn in Zeeland in
1952 circa 1250 grondwaterstandsbuizen geplaatst.
Met de ramp zijn die op Schouwen-Duiveland en
in de polder Kruiningen verloren gegaan. In het
Herverkavelingsgebied op Walcheren zijn door
onze Commissie geen buizen geplaatst. De waar
nemingen zijn gedaan in de jaren 1952 tot en met
1955. Uit deze grondwaterstandswaarnemingen
zijn met behulp van hoogtekaarten en luchtfoto's
grondwaterstandskaarten gemaakt.
Het resultaat van dit werk wordt in de volgen
de tabel gedemonstreerd, waarbij onderscheid is
gemaakt tussen het oude land en het nieuwe
land, termen die voor iedere Zeeuwse boer duide
lijk zijn.
Gebied Percentage v/h gebied vallende in
de grwst. kl.
Tholen 0-20 20-40 40-70 70-100 100-140 140-200
damping gedurende het groeiseizoen alleen te
verwezenlijken met wateraanvoer. Bestaat d^ze
mogelijkheid niet, dan zal men moeten schippe
ren, wat heel goed mogelijk is door het plaatsen
van stuwtjes, die het water kunnen tegenhouden
in droge perioden en die opgetrokken worden als
er eén teveel aan water is. In de praktijk gebeurt
dit reeds in de Herverkavelingsgebieden en bij
wijze van proef in het Vrije van Sluis.
Het verloop van de grondwaterstand door de
jaren heen is grillig. Deze hangt nauw samen
met de meteorologische omstandigheden en met
het groeiseizoen. In de winter staat het grond
water doorgaans hoog tengevolge van de neer
slag, de geringe verdamping en mede door het
ontbreken van een gewas. In de zomer daaren
tegen is het grondwater laag door de grote ver
damping van het gewas. Natte zomers en droge
winters wijken van het beschreven patroon af.
De grondwaterstand in een dagelijks afgelezen
buis te 'sHeerenhoek op het bedrijf van de heer
J. Dekker, gaf in de diverse jaren het volgende
beeld te zien;
nieuw-land
4,0
38,8
42,9
14,3
Tholen
(oud-land)
14,3
61,3
18,3
6,1
2,0
Zuid.-Beveland
(nieuw-land) 3,9
15,2
40,7
30,9
9,3
Zuid-Beveland
(oud-land) 22,5
20,6
35,4
12,9
5.2
0,8
N.-Bevel. en
St. Philipsl. 2,7
8.1
64,9
21,6
2,7
West Zeeuws-
Vlaanderen
0,8
19,4
43,5
29,1
12
Oost Zeeuws-
Vlaanderen 6,6
22,8
27,2
26,1
13,9
3,4
In deze tabel is de gemiddelde winterwater
stand aangegeven. Opvallend is hierbij het natte
oude land. Dit is op Tholen door de herverkave
ling verbeterd, maar is op Zuid-Beveland (Breede
Wateringen Bewesten Yerseke) voor een belang
rijk deel blijven bestaan. Ook in Oost Zeeuws-
Vlaander en treft men nog veel natte gronden
aan. De ruilverkaveling Stoppeldijk kan dit per
centage belangrijk verminderen. Elders komen te
natte polders verspreid voor in het gebied.
Zeer diepe wintergrondwaterstanden, met de
voor- en nadelen eraan verbonden, treffen wij
voornamelijk aan in Oost- en West Zeeuws-
Vlaanderen. Op het kaartje zijn o.a. de probleem
gebieden nader aangegeven.
afwatering en ontwatering verbeterd door
f herverkaveling.
afwatering laat te wensen over.
afwatering laat plaatselijk te wensen over.
IVE oorzaak van de wateroverlast kan een ge-
"volg zijn van een slechte polderafwatering,
maar ook van een te wijde of geheel ontbrekende
drainage. Indien de drainage onvoldoende is, kan
d© boer zelf maatregelen nemen. Hij doet er goed
aan deskundig advies in te winnen bij de Neder-
Jandsche Heide Mij of bij de N.V. Grontmij om
te komen tot verbetering. Is de polderafwatering
niet in orde, dan staat de boer wat betreft zijn
drainage voor een moeilijk oplosbaar probleem.
Hij is in dit geval afhankelijk van het polder
bestuur. Gezamenlijk overleg is dan nodig om
tot een oplossing te geraken.
In veel gevallen plukt de boer op indirecte wijze
vruchten van de meerjarige grondwaterstands
metingen van de Commissie Waterbeheersing en
Ontzilting. Deze gegevens worden namelijk mede
gebruikt bij het opstellen van de waterbeheer-
singsplannen in ruil- en herverkavelingen in Zee
land. Ook bij het nagaan van de gevolgen van
het afdammen van de Zandkreek kunnen uit deze
cijfers voorspellingen worden gedaan omtrent de
toekomstige grondwaterstanden op Noord- en
Zuid-Bevel and.
Ir J. A. van 't LEVEN,
Instituut voor Cultuurtechniek
en Waterhuishouding.
KQ-RTENAERKApÉ'l; '^GRAVENMAGE. BIIJXANTOREN: AMSTERDAM. ARNHEM E I N D H O VE N, S - G R A V E N M AGE, GRONINGEN ROTTERDAM, UTRECHT