WERKZAAMHEDEN OOGST 1960 OPBRENGST KRINKELPLANTEN 791 MODDER EN RENTABILITEIT POLITIEKE ARENA NIET AFBREKEN, MAAR OPBOUWEN KATtlBüAG «rr 12 PfOVKMBEK 19 6 0 MEDEWERKERS van het secretariaat van ttó Z. Ii. M, hebben getracht in de in dit blad Opgenomen reportage een indruk te geven van de uiterst moeilijke omstandigheden, waaronder de Zeeuwse boeren dit najaar trachten hun oogst té redden. Vanzelfsprekend is dit maar een pogen, frant iedere boer heeft op het eigen bedrijf ge ploeterd en gezwoegd, dag in dag uit, op een wijze, die niet in woord en beeld is weer te geven. Als iets gebleken is, dan is het wel hoe kwets baar het akkerbouwbedrijf geworden is door de afvloeiing van werkkrachten en de hiervoor in de plaats gekomen mechanisatie. In normale jaren gaat alles wel, maar in een jaar als dit kunnen abnormale kosten en inspanningen nauwelijks meer het werk aan. Ook zien wij, hoe relatief kost prijsberekeningen zijn, om over produktiviteits- stijging maar in het geheel niet te spreken. Dit hele begrip van produktiviteitsstijging heeft voor de landbouw een geheel andere betekenis dan voor de industrie. In de industrie kan men met minder mensen, een hogere produktie en gelijkblijvende prijzen van het eindprodukt inderdaad „ruimte" scheppen voor loonsverhoging, arbeidstijdverkor ting, investeringen en prijsverlagingen. Deze ruim te komt dan voort uit een hogere rentabiliteit. Dit laatste vergeet inen overigens. Maar in de landbouw kan men wel met minder mensen meer produkt voortbrengen, maar de pro duktiviteitsstijging gaat lang niet altijd samen met een hogere rentabiliteit, dus met „ruimte" om al die prettige dingen te doen. Immers of de kosten zijn veel hoger en dan denken wij aan deze herfst. Of de prijzen van het tindprodulit laten ons in tie steek. En hierbij denken wij aan de prijzen dei- vele vrije produkten, zoals erwten, vlas, uien, aard appelen, karwei, maanzaad. Maar ook denken wij aan het ongegarandeerde kwantum melk en suiker. Zo kwamen wij ongemerkt van de modder toch weer in het landbouwbeleid. Maar ja, waar het hart vol van is DE behandeling van de Begroting van Land bouw in de Tweede Kamer staat voor de deur. Dan zal in onze hoogste politieke arena het beleid van Minister Marijnen van vele kanten worden be licht. Wij schrijven met opzet „politieke arena", want men bedenke steeds, dat de politiek met al wat daaraan vast zit, een grote, zo niet beslissen-; de rol speelt bij wat er uiteindelijk uit de bus komt. Wat kan er uit de bus komen? Het zijn voor namelijk moties, die de regering in het algemeen en de Minister van Landbouw in het bijzonder, uitnodigen het een of ander te doen of na te laten. Of dergelijke moties worden aanvaard of verwor pen hangt dikwijls voor een groot deel van het wederwoord van de bewindsman af. Want daarna komt immers de politiek om de deur kijken. Wij herinneren in dit verband maar eens aan het „Toto-debat". De georganiseerde landbouw kan slechts trach ten invloed ten aanzien van de gang van zaken uit te oefenen, door de Kamerleden zo goed en zo gedocumenteerd mogelijk op de hoogte te stellen, hetzij dooi mondelinge gesprekken, hetzij door schriftelijke adressen, hetzij door beiden, van zijn wensen en verlangens. Dit is inmiddels geschied door het Landbouwschap, dat in een uitvoerige brief aan de leden van de Tweede Kamer zijn me ning over het garanfiebeleid voor 1961 heeft ken baar gemaakt. ALOM hoort men thans bezwaren tegen het Landbouwschap, omdat dit lagere prijzen ge vraagd heeft voor enkele produkten. Men bedenke echter dat het Landbouwschap de huidige vorm is, waarin de samenwerking van landbouw- en land- arbeidersorganisaties gegoten is. Het is de vorm, waardoor een deskundig en slagvaardig apparaat opgebouwd kon worden en waardoor de landbouw de krachtigst mogelijke stem kan laten horen. In de dertiger jaren ontbrak een dergelijk appa raat en een dergelijke stem geheel en het was mede oorzaak van zeer veel ellende in de crisis jaren. Natuurlijk zullen velen, de garantieprijzen beziende, zich afvragen of de stem van het Land bouwschap niet veel krachtiger had moeten klin ken. Zijn de bestuursleden altijd wel geheel vrij om de mening van de boerenstand te verkondigen? Er mag gerust discussie op dit punt gevoerd worden. Het is niet anders dan gezond, wanneer bepaalde meningen naar voren komen en be sproken worden. Men vergete echter niet, dat afbraak van de in ons land, met zijn vele organisaties, moeizaam ver kregen samenwerking, veel ernstiger gevolgen zou hebben voor onze bedrijfstak landbouw, die het toch al door zijn slinkend aantal mensen moeilijk heeft, dan een gezonde, opbouwende crïtiek, waar uit eventueel verbeteringen kunnen voortvloeien met daarnaast een steunen van de verkregen vorm van samenwerking. trlJ hebben getracht een globaal inzicht te krijgen omtrent de stand van zaken op de W Zeeuwse landbouwbedrijven, zowel wat aardappel- en bietenoogst Aangaat als wat be treft het op wintervoov ploegen, de inzaai van wintertarwe enz. Bij het beschouwen van dit algemene beeld, zoals zich dit begin van deze week liet aan zien, moet rekening gehouden worden met omstandigheden en grote onderlinge verschillen die zich zelfs in een betrekkelijk klein gebied kunnen voordoen. Algemeen is de mening dat dergelijke toestanden, zoals men die momenteel meemaakt, nog maar zelden zijn voorgeko men. Door de regen van vele weken achter elkaar zijn de oogstwerkzaamheden thans volkomen vastgelopen, terwijl aan de werkzaamheden voor de komende oogst praktisch nog niets is ge beurd. tut AKEN we de balans op over de situatie in de verschillende delen van ons gewest dan blijkt dat van de suikerbietenoogst ca. 55 gerooid zal zijn. Hiervan lag enige dagen geleden, verschillend naar de omstandighedennog 510 °/b gerooid op het land, met de onmo gelijkheid deze af te voeren. Iets gunstiger ligt St. Philipsland dat met minder moeilijkheden te kampen heeft. Het on gunstigst ligt Noord-Beveland en Oost Zeeuws-Vlaanderen, hoewel in iets mindere mate. Nu de machines overal verstek laten gaan, wordt de bietetang steeds meer en met succes toege past. Tenminste daar waar men nog over voldoende arbeidskrachten kan beschikken. Een vaste arbeidskern blijkt juist in deze tijd van overwegend belang om zoveel mogelijk nog een deel van het werk geklaard te krijgen. Los werkvolk is niet te krijgen en de bedrijven met een vaste arbeidsbezctting ondervinden verhoudingsgewijs minder moeilijkheden. Waardering voor de landarbeider die onder deze zeer ongunstige omstandigheden en on danks alles zijn plicht doet en zijn werk voortzet hoorden wij van verschillende zijden. i/AT de aardappeloogst betreft zijn de berichten zeer pessimistisch. Tholen heeft 15-~ 18 °/o van de geteelde oppervlakte er nog in zitten. Noord-Beveland nog zeker een 20 Schouwen-Duiveland taxeert nog een 140 ha, terwijl op Zuid-Beveland nog pl.m. 150 ha gerooid moet worden. Op Walcheren is de laatste weken sinds de militairen geholpen hebben, prak tisch niets meer gedaan. In West Zeeuws-V laan deren resteert nog ca. 100 ha. Wat de kwaliteit van de aardappels aangaat daar verwacht men over het algemeen niet veel meer van. Een percentage van 50 °/o en hoger voor ziekte en rotte knollen wordt algemeen geschat. Ook over het percentage ziek en natrot van in bewaarplaatsen en kuilen opgeslagen partijen is men niet gerust. Men rekent er op dat t.z.t. het resultaat van deze partijen wel eens erg zouden kunnen tegenvallen. Voor de goed droog gerooide partijen zal dit wel gaan, voor de nat gerooide is de toestand bedenkelijk. TT ET ploegen op wintervoor en het zaaien van wintertarwe vertoont grote achterstand. Op Noord-Beveland bijvoorbeeld is nog slechts 5 a 10 °/o geploegd, terwijl van de normale 800 a 900 ha wintertarwe slechts 30 ha ingezaaid is. Schouwen-Duiveland heeft 5 ",'o inge zaaid van het normale areaal en de andere gebieden geven ongeveer overeenkomstige cijfers te zien. De gladiolenoogst is bijzonder slecht. Afkeuring op te donkere kleur en schimmel wacht de teler. Ook de uien, waarvan nog een gedeelte op het land ligt (Schouwen-Duiveland schat dit op 20 °o, zullen slechte resultaten geven. Plaatselijk staat op Schouwen-Duiveland nog bruine- en witte bonen buiten, waarvan de kwaliteit veel geleden he'efi, terwijl West Zeeuws-V laander en ook plaatselijk nog stambonen bui ten staan, die ook kwalitatief achteruit zullen gaan. rERWIJL Noord-Beveland, West Zeeuws-V laander en, de omgeving van Kapelle en plaatse lijk Oost Zeeuws-Vlaander en klagen over de ontwatering, die te wensen overlaat, laten Walcheren, Tholen en een deel van Oost Zeeuws-Vlaanderen een ander geluid horen. Het. watergemaal in de Kruispolder en de verbeterde waterlozing van het Kroondomein ten oosten van Walsoorden werpen nu hun voordelen af. Ook Tholen verheugt zich over de nieuwe be maling en verkavelingwaar anders het eiland blank had gestaan. rjrr IJ hebben nog niet gesproken over het struktuurbederf van de bouwvoor die zeker rr door deze abnormale weersomstandigheden zal optreden. Op Noord-Beveland was in 1912 op St. Maarten nog geen snee op winterland geploegd. Vaststaat dat 1913 een slecht jaar voor de oogst geweest is. Veel zal afhangen of er nog tijdig droog weer komt met later een flinke vorst-periode. Veel kan dan nog ten goede keren. Voortgezette regen en geen vorst zal zeker zijn nadelige invloed op de struktuur van de bouwvoor uitoefenen. Zou niet geploegd kunnen worden, zo hoorden wij een advies, dan straks maar met de cultivator er over en gerst zaaien als laatste redmiddel. OP het Demonstratiebedrijf voor Zeeuwsch-Vlaanderen in de Braakman, is in 1960 aardappel- pootgoed, klasse A, ras Bintje, uitgeplant. Er werd rekening mee gehouden dat dit materiaal, afkomstig van het beruchte jaar 1959, niet nagecontroleerd is op Y-virus. Het aantal planten per ha is van 40.000 onder normale omstandigheden opgevoerd tot 44.300. Een uitbreiding dus met ruim 10 procent. Het gebruikte pootgoed was van de maat 3545 mm. Al vroeg bleek dat het percentage zieke planten zeer hoog lag en wel omstreeks 40 procent, merendeels duidelijke krinkelplanten. Om hier een indruk te krijgen van de invloed van de krinkelplanten op de produktie, werden driehonderd verspreid staande planten gerooid, waaronder a) 100 gezonde planten, staande tussen andere gezonde planten in dezelfde rij, b) 100 gezonde planten, die alle één duidelijke krinkelbuur en één gezonde plant naast zich hebben, c) 100 duidelijke krinkelplanten, temidden van andere secundair Y-viruszie^e planten. a) b) c) De opbrengsten per 100 planten waren als volgt: Object/maat 35 mm 35—45 mm 45 mm Totaal 35 mm gezond (naast gezond) 12,3 kg 23,0 kg 70,6 kg 93,6 kg (100%) gezond (naast één krinkel en één gezond) 11,1 kg 20,7 kg 89.7 kg 110,5 kg (118 °,c) krinkel (naast krinkel) 7,2 kg 12,5 kg 28,8 kg 41,5 kg (44 Omgerekend per ha 35 mm 41,5 ton 49,0 ton 18,4 ton HIERUIT blijkt duidelijk dat de krinkelplanten zeer lage opbrengsten geven met een fijne sortering. Vanzelfsprekend wordt de veldopbrengst nadeliger beïnvloed naarmate het percen tage krinkelplanten groter is. Dit komt nog eens extra tot uiting omdat bij stijging van het percen tage krinkelplanten er naar verhouding minder zijn die naast een gezonde nabuur opgroeien. De opbrengstcompensatie door gezonde planten is dus relatief kleiner. Het grote belang van het gebruik van gezond pootgoed door de boeren stellen wij hiermee nog maals nadrukkelijk vast. R. L. V. D./Axel Ir. W. J. SCHOLTENS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 5