TIEN JAAR ONDERZOEK
WETENSWAARDIGHEDEN
OVER
De stemming
DE DRIDO ANTISLIP WIELEN
door de Commissie Waterbeheersing en Ontzilting
ZATERDAG 15 OKTOBER 19 6 9
3
®E stemming over de ruilverkaveling is een belangrijk
onderdeel. Deze vormt het slot van de voorbereiding en
kan het begin zijn van de uitvoering. Over de vraag of de
ruilverkaveling al dan niet zal doorgaan wordt gestemd door
de eigenaren van de gronden in het blok. Eigenaar is hij die
bij het kadaster als zodanig bekend staat. Hiertoe worden
niet alleen degenen gerekend die een recht van eigendom
hebbenmaar ook zij die een recht van opstal, erfpacht, be
klemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning hebben.
Pachters hebben dus geen stemrecht.
Men kan in persoon of bij gemachtigde aan de stemming deelnemen. Niemand kan als ge
machtigde van meer dan één persoon optreden. Voor minderjarige kinderen kan degeen
stemmen die de ouderlijke macht uitoefentde vader, de moeder of de voogd; hiervoor is
geen volmacht nodig.
De ruilverkaveling is aangenomen, wanneer de meerderheid (dat is de helft 1) vóór
stemt. Nu zijn er twee mogelijkheden waarop die meerderheid bereikt kan worden: het aan
tal eigenaren dat voorstemt óf de oppervlakte die voorstemt. Eén van beide meerderheden
is voldoende om de ruilverkaveling te doen doorgaan.
lOU de bepaling van de meerderheid wordt iemand die niet deelneemt aan de stem-
E) ming gerekend toestemming tot de ruilverkaveling te verlenen. Eenvoudiger gezegd:
thuisblijvers zijn voorstemmers. Hierop wordt nogal kritiek geleverd, omdat men het niet
democratisch vindt. Dit is dan geen compliment aan onze volksvertegenwoordiging, die de
ruilverkavelingswet met deze bepaling erin heeft goedgekeurd.
Overigens worden bovengenoemde spelregels nadrukkelijk aan de belanghebbenden mee
gedeeld o.a. in de aangetekende oproepingsbrief tot de stemming.
Zoals reeds gezegd is het kadaster de grondslag voor de stembevoegden. Het kadaster ech
ter is niet foutloos in de tenaamstelling. Teroren worden deze fouten zo volledig mogelijk
opgespoord en verbeterd. Bovendien ligt de naamlijst gedurende één maand vóór de stem
ming ter openbare inzage, zodat ieder de juistheid ervan kan controleren.
£EN punt dat nogal eens opschudding verwekt is het oproepen van overledenen ter stem
ming. Dit komt doordat de erfgenamen niet tijdig zorgen voor het doen aanbrengen
van de noodzakelijke wijzigingen in de openbare registers. Het kadaster geeft dan de in
middels overledene aan als de eigenaar en doordat hij niet ter vergadering kan komen
stemt hij automatisch vóór. Deze pijnlijke gang van zaken kan op eenvoudige wijze
worden vermeden. Hiertoe dient de erfgenaam een door de notaris opgestelde verklaring van
erfrecht over te leggen, waardoor hij aan de stemming kan deelnemen.
Door een zo uitvoerig mogelijke voorlichting over de stemmingsprocedure, zodat alle be
langhebbenden op de hoogte zijn, kan bereikt worden dat een beslissing wordt genomen die
het rechtsgevoel bevredigt.
Ir D. VAN DER ZAKEN.
UET bemestingsadvies dat u na grondonderzoek
bij het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en
Gewasonderzoek ontvangt, wordt gegeven op basu
van veertig jaar proefveldervaring door diverse
proefstations en Rijksinstituten in ons land ver
richt. In dit opzicht staat Nederland vèr voor bij
het buitenland.
HE Drido antislipwielen worden tegen de ach-
terwielen van de trekker bevestigd. Ze heb
ben intrekbare klauwen, zodat er bij het rijden
over de weg geen hinder van wordt ondervonden.
De bevestiging van de wielen is gemakkelijk en
ook het uitdraaien en intrekken van de klauwen
kost over het algemeen weinig moeite.
De antislipwielen geven onder moeilijke om
standigheden een belangrijke verlaging van de
wielslip, hetgeen de structuur ten goede komt, en
een vergroting van de maximale trekkracht.
De constructie is degelijk en de afwerking
goed. Er treedt in het algemeen weinig slijtage op.
Fabrikant G. W. van Driel N.V. te Hoofddorp.
Prijs op 1 aug. 1960625750.
£EN prima gewas stoppelklaver of wikken is
een uitstekende gr oenbemesting, mits het
niet mishandeld wordt. Bij te diep onderploegev.
verloopt de omzetting slecht en gaat het beoogde
doel verloren. Stel ook het kouter en voor schaar
van de ploeg goed af, zodat de groene massa net
jes ondergebracht wordt.
DE droge jaren 1947 en 1949 hebben een schok teweeggebracht in de opvattingen over het
water in de landbouw. Door de grote schade die toen allerwege in land- en tuinbouw door
de droogte werd aangericht, moest men wel tot de overtuiging komen, dat het water niet
alleen een vijand is waartegen men met alle middelen ten strijde moet trekken, maar tevens
een belangrijke productiefactor, die niet gemist kan worden.
Ook in Zeeland ging men zich beraden over mogelijkheden om droogteschade te voor
komen door wateraanvoer, -conservering en beregening. Men begon zich af te vragen of in
het voorjaar niet te verkwistend met het grondwater werd omgesprongen. In de afvoer-
perioden immers liet men doorgaans het water zo diep mogelijk aflopen. En omdat al het
Zeeuwse polderwater in de zoute Scheldestromen terecht komt, kan men het in de groeiperiode
niet terugvoeren om het produktief te maken. Daar komt in Zeeland nog het probleem van de
zoutschade bij. Doordat onze cultuurgrond aan alle zijden wordt omringd door zout buiten
water treedt op vele plaatsen zoutekwel op. In droge perioden is er geen regenwater dat de
opstijging van zout uit de diepere lagen kan onderdrukken, zodat de droogteschade op vele
plaatsen gepaard kan gaan met zoutschade.
In Zeeland zijn wateroverlast, watertekort en verzilting drie faktoren, die in belangrijke mate
de produktiviteit van de grond bepalen.
Deze euvelen zijn te bestrijden door maatregelen op het gebied van waterbeheersing en ont
zilting.
De opgedane ervaringen gaven de stoot tot de
vorming van een commissie voor onderzoek van
het vraagstuk van de waterbeheersing en de ont
zilting in Zeeland. Het initiatief daartoe is uit
gegaan van het bedrijfsleven zelf, namelijk van
de toenmalige Stichting voor de Landbouw. Deze
zocht contact met bedrijfsleven en overheid voor
het verkrijgen van financiële bijdragen en perso
nele hulp. Dank zij de medeweking van vele
zijden kon de Commissie Waterbeheersing en
Ontzilting in het najaar van 1949 worden ge-
installeerd. In 1950 werd met de eigenlijke werk
zaamheden begonnen, zodat wij thans kunnen
terugzien op een tienjarige aktiviteit van de Com
missie.
WERKZAAMHEDEN.
HET doel van de Commissie Waterbeheersing
en Ontzilting is het bestuderen van de pro
blemen aangaande de waterhuishouding in het
algemeen en die van verdroging en verzilting in
het bijzonder. Om dit doel te verwezenlijken
diende in de eerste plaats een verkenning uitge
voerd te worden van het verschijnsel van ver
droging en verzilting naar de plaats en de mate
van voorkomen. De eerste jaren zijn daarom
voornamelijk besteed aan het verzamelen van
gegevens over de gehele provincie betreffende
grondwaterstanden, zoutgehalten van het polder
water e.d. Het waren moeizame jaren door de
veelomvattende taak en het gebrek aan geldmid
delen voor het aanstellen van het noodzakelijke
personeel. Pas in 1953 kwam hier verandering in.
Er werden proeven aangelegd om verschillende
problemen nauwkeurig te bestuderen. De resul
taten hiervan konden geleidelijk aan in rappor
ten worden vastgelegd en wereldkundig gemaakt.
Naast het eigen onderzoek van de Commissie
werd ook medewerking verleend aan onderzoekin
gen, die door andere instanties in Zeeland wer
den aangesneden. De omvangrijke gegevens
waarover de Commissie beschikte en de specia
listische kennis bewezen hierbij goede diensten.
ORGANISATIE.
SINDS de oprichting was ir. J. A. van 't Leven
aan de Commissie verbonden als onderzoe
ker. Hij is ook belast met de leiding van het per
soneel, dat bestaat uit een technisch ambtenaar,
een opzichter, een veldarbeider en een admini
stratieve kracht. De laatste drie kwamen ten
laste van de Commissie.
In 1956 heeft de Commissie een fusie aange
gaan met het toen opgerichte „Onderzoekcen
trum voor de Landbouw in Zeeland", waardoor
de financiële basis van het werk verstevigd werd.
Het Onderzoekcentrum ontvangt bijdragen van
de Rijksoverheid, het Landbouwschap, de provin
cie Zeeland, de gezamenlijke Bedrijfsstudiegroe-
pen en Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting in
Zeeland, de Provinciale Commissie voor Tuin
bouwveilingen in Zeeland en de Zeeuwse Polder
en Waterschapsbond. Van deze totale inkomsten
wordt ongeveer 2/3 deel besteed aan de Commis
sie Waterbeheersing en Ontzilting.
De Commissie staat onder voorzitterschap van
de heer C. Philipse. lid van Gedeputeerde Staten.
Namens het subsidiërende bedrijfsleven hebben
8 leden zitting. Daarnaast verschillende provin
ciale deskundigen, alsmede het Instituut voor
Cultuurtechniek en Waterhuishouding te Wage-
ningen.
De Commissie heeft een 4-tal werkgroepen in
het leven geroepen ter bestudering van meer om
vangrijke Zeeuwse problemen. Hierin zijn ook
deskundigen aangetrokken van buiten de Com
missie.
Vooral de binding met het Instituut voor Cul
tuurtechniek en Waterhuishouding van dr. ir.
Van den Berg te Wageningen is voor Zeeland
van het grootste belang. De specialisten van dit
instituut kunnen zich in onze regionale Zeeuwse
problemen verdiepen mede dank zij het feit dat
de Commissie over personeel beschikt om dit
onderzoek ter plaatse te helpen uitvoeren. De
kosten aan dit eigen personeel besteed dragen
daardoor rijke vrucht.
BETEKENIS VOOR DE PRAKTIJK.
DE ingrijpende wijzigingen die het Deltaplan
in de landbouwwaterhuishouding zal teweeg
brengen, de vele mogelijkheden die het zal bie
den en eveneens de moeilijkheden die er door
zullen ontstaan, houden voor de Zeeuwse land
en tuinbouw een dringende noodzaak in, zich
tijdig in deze problemen te verdiepen.
De Commissie meent dat zij hiertoe een be
langrijke bijdrage kan leveren, vooral door de
vele gegevens en de specialistische kennis waar
over zij beschikt.
Zoals uit het voorgaande is gebleken wordt
het onderzoek van de Commissie financieel
gedragen door overheid en bedrijfsleven
samen. Het is duidelijk dat een dergelijke
basis alleen dan bevredigend werkt, indien
„de praktijk" begrip en belangstelling voftrhet
onderzoek heeft. Is dit niet het geval, dan
gaat men zich afvragen wat er met het geld
gebeurt en wat men er aan heeft. Dit gevaar
is des te groter wanneer het onderzoek een
technisch karakter heeft, lange tijd vergt en
voor de individuele boer niet direct tastbare
resultaten oplevert.
Het werk van de Commissie Waterbeheersing
en Ontzilting behoort tot deze minder populaire
vorm van onderzoek. Haar rapporten spreken de
gemiddelde lezer weinig aan.
Om aan deze bezwaren tegemoet te komen en
wat meer bekendheid te geven aan de resultaten
van het onderzoek uit de afgelopen jaren, zal ir.
Van 't Leven in enkele artikelen daar het een en
ander over vertellen.
Ir D. VAN DER ZAKEN.