Het garantiebeleid
van Minister Marijnen
onder de loupe
184'/, MILJOEN MINDER
ELECTRONISCHE
BEMESTINGADVISERING
695
IIET beleid, dat Minister Marijnen denkt te gaan voeren voor de prijzen van de door de rege
ring te garanderen landbouwprodukten lijkt op het eerste gezicht niet zo veel veranderd
sedert verleden jaar. Het ziet er bijvoorbeeld niet naar uit, dat de thans bestaande garanties voor
de tarwe, de voedergranen, de suiker en de melk zullen verdwijnen en evenmin heeft de
Minister plannen nieuwe produkten onder een garantieregeling te brengen. Hetgeen wij be
treuren ten aanzien van het koolzaad.
De centrale doelstelling van het landbouwbeleid is dezelfde gebleven, namelijk in de eerste
plaats het bevorderen van een zodanige netto-bijdrage van de agrarische sector, dat het natio
nale produkt door een zo gunstig mogelijke aanwending van de beschikbare produktieve krach
ten zo groot mogelijk wordt en daarnaast het bevorderen van een redelijk bestaan in de agra
rische sector.
THEORIE WEL BELANGRIJK.
NU moeten wij opmerken, dat de formulering
van deze doelstelling voor de praktijk, voor
de boeren dus, hoogstens een geruststellende be
tekenis kan hebben, maar dat het hen verder wei
nig zegt. Het komt er veel meer op aan, welke
middelen de Minister denkt te hanteren om zijn
doelstelling waar te maken. Heel rauw gezegd, zal
het getheoretiseer de boer minder interesseren
dan de hoogte van de garantieprijzen. Maar voor
zijn voormannen, aan wie hij het behartigen van
zijn belangen heeft toevertrouwd, is het wel van
belang, welke formulering de Minister gebruikt en
welke theorieën hij ontwikkelt om zijn doelstelling
te verwezenlijken. Hierin ligt immers de kern
van een eventueel debat met de bewindsman. Hier
in zitten de mogelijkheden om met deugdelijke
argumenten te pleiten voor het door hem in het
uitzicht gestelde „redelijke bestaan."
Men zal zich misschien afvragen, waarom wij bij
het begin van onze beschouwing over het garan
tiebeleid zoveel aandacht besteden aan bovenge
noemde kant van de zaak. Het is, omdat er zo
op het oog weinig verschil is tussen het beleid
voor 1961 en dat voor 1960. Het zal zelfs de vraag
zijn, of er belangrijke verschillen zullen komen in
de garantieprijzen zelve, die de Minister binnen
afzienbare tijd hoopt bekend te maken. Men zou
dus geneigd kunnen zijn te concluderen, dat er-
niet veel verandert. Maar dan zou men over het
hoofd zien, dat er wel degelijk verschillen zijn
waarover zeer zeker te discussiëren valt. Hetgeen
ook zeker te bestemder plaatse, met name in de
beide Kamers der Staten-Generaal, zal geschieden.
ER ZIJN VERSCHILLEN.
EEN van de eerste en meest belangrijke verschil
len tussen de redenering van de Minister van
vorig jaar en dit jaar, is dat de zoveel stof opge
worpen ontkoppeling van kostprijzen en garantie
prijzen voor een deel weer wordt teniet gedaan.
Tussen het Landbouwschap en de Minister heb
ben in het achter ons liggende jaar besprekingen
plaats gevonden, die geleid hebben tot overeen
stemming over een andere methodiek en andere
uitgangspunten van de kostprijsberekeningen door
het L. E. I. Hierdoor zijn een aantal argumenten,
die de bewindsman het vorige jaar voor de ont
koppeling aanvoerde, vervallen en is hij bereid de
nieuwe berekeningen weer volledig als basis voor
de garantieprijzen te hanteren. Toch wenst hij
geen automatische binding, hetgeen dus wil zeg
gen, dat de berekende kostprijs niet zonder meer
ook de garantieprijs is. De Minister wil enige
armslag bij de vaststelling in verband met de
komende E. E. G., met het eveptueel „scheef
groeien van het produktiepatroon'V hetgeen in
gewone termen betekent: als er van een gegaran
deerd produkt teveel dreigt geproduceerd te wor
den en in verband met de toestand van 's Rijks
schatkist.
WIJ kunnen deze argumenten van de Minister
wel billijken, want een te star beleid leidt
dikwijls toch maar tot ongelukken. Een uitzon
dering menen wij echter te moeten maken ten
opzichte van het laatstgenoemde argument. Want
dat zou, tot in het uiterste doorgeredeneerd, er toe
kunnen leiden, dat de garanties voor de bekende
landbouwprodukten zodanig verlaagd zouden wor
den, dat het redelijk bestaan van de boeren in ge
vaar zou komen indien naar de mening Van de ge
hele regering de lasten voor het Rijk te zwaar
zouden worden. Maar deze garantieprijzen zijn
aan de andere kant het enige directe middel van
die zelfde regering om een redelijk bestaan in de
landbouwsector te bevorderen. Zij gelden immers
voor de basisproduktie van de landbouw, voor die
produkten immers, waarop de meeste bedrijven
steunen.
Ofschoon wij optimistisch willen zijn en dus
menen dat het zo'n vaart nog niet zal lopen, proe
ven wij in dit door de Minister van Landbouw ge
bezigde argument, de invloed van de Ministers
van Financiën en van Economische Zaken.
En wij menen, dat iu een land als liet onze,
waar de agrarische sector nog altijd voor een
flink deel van onze welvaart zorgt en waar voor
vele groepen van ons volk zekerheid heerst van
de wieg tot het graf, een redelijk bestaan van
een bedrijfstak als de landbouw met kracht be
vorderd moet worden.
WIJ ZIJN IN GOED GEZELSCHAP
7IJN wij te chauvinistisch als wij het boven-
staande beweren? Bezien wij deze zaak te veel
van de landbouwkant?
Als antwoord op deze vragen halen wij slechts
aan, wat de Minister in de Inleiding van zijn Me
morie van Toelichting op zijn Begroting schrijft.
Daar heet het, dat ongeveer 40 c/c van de Neder
landse agrarische produktie in het buitenland
wordt afgezet in de vorm van hoogwaardige ak
kerbouw-, veehouderij- en tuinbouwprodukten.
Dit is slechts mogelijk door een vergaande spe
cialisatie, een intensief bodemgebruik en een bij
zondere vakbekwaamheid van ondernemers en
arbeiders.
„Dit intensieve bodemgebruik en deze omvang
rijke veredelingsproduktie" zo schrijft de Mi
nister „hebben een belangrijke extra-werk-
gelegenheid binnen de landbouw meegebracht, ter
wijl hierdoor tevens de voorwaarden zijn ge
schapen voor een levendige handel in landbouw
produkten en een gezonde ontwikkeling van land
bouwprodukten verwerkende industrieën.
De landbouw draagt hierdoor in belangrijke mate
bij tot het stimuleren van activiteiten, die de be
drijvigheid en de groei van het internationale ruil
verkeer gunstig beïnvloeden, hetgeen voor ons
dichtbevolkte land van grote betekenis moet wor
den geacht".
H7IJ verheugen ons over deze passage en zou-
den geen beter antwoord weten op de hier
boven door ons gestelde vragen.
Het is nog wel na te gaan hoeveel Nederlanders
direct leven van hun werk in de landbouw. On
mogelijk is het te schatten hoevelen indirect hun
bestaan hebben door de hoogwaardige en hoog
opgevoerde produktie van land- en tuinbouw.
Het is goed, dat de regering veel aandacht be
steedt aan het verschaffen van werk en een bestaan
van onze snel groeiende bevolking door de indus
trialisatie sterk te bevorderen. Het verwaarlozen
van een reeds bestaande grote bron van werk
gelegenheid en welvaart als de landbouw zou
fataal zijn. Juist daarom zijn wij niet pessimis
tisch, al blijft steeds voor de georganiseerde land
bouw oppassen geboden. Mede in het belang van
geheel ons volk.
Maar of de ontkoppeling van kostprijzen en
garantieprijzen van verleden jaar in de prak
tijk nu zoveel verschilt van het huidige niet
automatisch gebonden willen zijn, menen wü te
moeten betwijfelen.
AKKERBOUW EN MELK
CR zijn tenslotte nog twee punten uit het garan-
tiebeleid van Minister Marijnen, waar wij deze
week iets over willen zeggen.
Ten aanzien van de gegarandeerde akkerbouw-
produkten tarwe, voergranen en suiker wil
de bewindsman bijzondere aandacht schenken aan
de onderlinge prijsverhouding dezer produkten.
Het is bekend, dat vooral het laatste jaar, het
tarwe- en suikerbietenareaal groter wordt en bij
voorbeeld het aantal hectaren gerst kleiner wordt.
Inderdaad is de verhouding van de garantieprijzen
van tarwe en gerst gunstig voor dit verloop. Waar
een verlaging van de garantieprijs voor tai%we ons
IIET nadelig saldo van het Landbouw - Egalisatie
fonds 1959, dat oorspronkelijk geraamd wer.8
op ruim Ö67.DÖ0.0Ö0 zal volgens een herziene
raming ca 184.500.090 minder bedragen.
De kosten van de garantieregeling voor binnen
landse granen vergen 43 miljoen gulden, de extra
toeslag voedergranen 25 miljoen. De steunmaat
regelen droogte 1959 en die voor de vlasindustrie
vragen resp. 3.3 en 1.3 miljoen. De fabrieksaard
appelengarantie wordt nu geraamd op ƒ20 mil
joen. De toeslag op consumptiemelk wordt ge
bracht op f67 miljoen terwijl de melkprijsgarantie
nu ea 213 miljoen gulden vergen.
AP 15 september j.l. is op het Bedrijfslaborato-
rium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oos
terbeek officieel de electronische reken- en admi
nistratiemachine RAMAC-S. B. M. door ir. A. W.
v. d. Plassche, Directeur-Generaal van de Land
bouw, in werking gesteld. Deze machine zal voor
lopig beginnen met de bemestingsadviezen voor-
grondmonsters uit de landbouwsector te verwer
ken. Later zullen die voor de tuinbouw volgen.
De machine verwerkt, met inachtneming van de
regionale verschillen, de door het grondonderzoek
beschikbaar komende gegevens in een overzichte
lijk rapport. In een speciaal mapje, dat de mon
sternemer bij het nemen van de monsters al direct
aan de boer wordt overhandigd, kunnen deze rap
porten opgeborgen worden. Uitgebreide toelichting
en aanwijzingen omtrent de juiste interpretatie
van deze gegevens zijn in dit mapje vermeld.
In zijn toespraak wees ir. Van de Plassche er op,
dat de veelheid van werkzaamheden en de steeds
hogere eisen die er op verschillend terrein worden
gesteld, het voor een Rijkslandbouwvoorlichting.s--
dienst noodzakelijk maken, zich bij voortduring af
te vragen of niet bepaalde taken aan anderen kun
nen worden overgedragen of met behulp van de
vooruitgang in wetensehap en techniek een
voudiger kunnen worden verricht.
Met het oog hierop heeft het Ministerie van
Landbouw en Visserij aan het Laboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek gevraagd, de advisering
behorende bij het grondonderzoek over te nemen.
Waarmede nogmaals benadrukt wordt dat helt
door de gezamenlijke landbouworganisaties opge
richte Bedrijfslaboratorium officieel deze ad
viserende taak overgedragen kreeg.
mede in E. E. G.-verband niet raadzaam voorkomt,
zou een hogere garantieprijs voor de gerst uit
komst kunnen brengen.
Of de Minister deze oplossing zal kiezen moet
worden afgewacht. Wij zullen dit weten, zodra <le
garantieprijzen zijn bekendgemaakt.
Voor de suikerbieten geldt al een behoorlijke
beperking, daar slechts een hoeveelheid van 465000
ton suiker gegarandeerd wordt. Bij het huidige
areaal en de verwachte opbrengst zal de door de
fabrieken toe te passen korting op de uitbetalings-
prijs remmend kunnen werken. Wij achten het op
zijn minst rechtvaardig, dat de in eigen land te
consumeren suiker de prijs opbrengt, die de telers
nodig hebben om haar voort te brengen. Enige
zelfbeheersing bij de uitzaai zou goed zijn, maar
mocht deze volgend jaar ontbreken, dan dreigt
vanzëlve de aftrek corrigerend te werken.
HET tweede punt betreft de melkproduktie. Ook
hier hebben wij met een groot probleem te
maken. De Minister wil de Overheidsbijdrage ae-
perken. Zit hier soms een prijsverlaging in de
lucht? Ook dat moeten wij afwachten.
Wel lijkt het erop. dat het vetpercentage van
de consumptiemelk eindelijk van 2 c/o tot 3 zal
worden verhoogd, hetgeen de botersituatie wat zal
verbeteren.
QLi met al kunnen wij concluderen, dat er in
het garantiebeleid geen opzienbarende wij
zigingen zijn gekomen. Het wachten is op de
prijzen, waarna zal blijken of er hier voor de
boer belangrijke verschuivingen plaats zullen
vinden en of zijn materiële positie veranderen
aal. Wel zijn er in de opzet van het beleid en
in de argumentering een aantal discussiepunten,
die vooral voor de toekomst van belang kunnen
zijn e*> waarover zowel door de georganiseerde
landbouw als door de volksvertegenwoordiging
met de Minister van gedachten gewisseld kan
worden.
S.