DE KLEINE BIETENROOIER
DE BEPROEVING OP:
ALGEMENE OPMERKINGEN
BEOORDELING
DE PRIJZEN
ZATERDAG 2 3 JULI 1960 557
{N 1959 is door het Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie
een kleine bietenrooier type KRW van de Machinefabriek Franz Kleine,
Salzkotten, beproefd. De importeur van deze machine is het „Centraal Bureau"
G.A. te Rotterdam. De Kleinetype KRW kopt de bieten, rooit ze en brengt
ze op op een naast de machine meerijdende wagen, terwijl de koppen van
telkens drie rijen in langszwaden bijeen worden gebracht. De Kleine bieten
rooier is ook leverbaar in een uitvoering waarbij de bieten en de koppen in
dvvarszwaden worden gelegd en in één die de koppen in dwarszwaden brengt
en de bieten in een bak op de trekker.
De machine is voorzien van twee wielen met luchtbanden. De wielen zijn
bestuurbaar. De spoorbreedte kan worden gewijzigd door het linkerwiel
te verstellen.
De bieten worden door twee scharen gelicht. De liehtscharen kunnen door
vier bouten te verdraaien meer of minder op de punt worden gesteld.
De bieten komen vervolgens op een schuinstaand zeefrad. Hierboven
draaien vier in de lengte verstelbare meenemers. Deze regelen de snelheid
waarmee de bieten worden afgevoerd en op deze wijze tevens de mate waar
in de bieten worden gereinigd.
De meenemers brengen de bieten op een korte dwarstransporteur waarna
deze via een lange dwarstransporteur op de wagen komen. De korte trans
porteur heeft twee canvasriemen die door meenemers zijn verbonden en
over de bodem van een stalen goot lopen. Deze transporteur kan met een
schroefspil meer of minder steil worden gesteld. Hij is aan het uiteinde
voorzien van een scherm om te voorkomen dat de bieten over de wagen
vallen.
HET kopapparaat bevindt zich vlak voor de lichters. Het is aan de achter
zijde scharnierend bevestigd en wordt met een handel in en uit het
werk gesteld. De druk van de taster wordt gewijzigd door de spanning van
een veer te verstellen. Het kopmes is eenzijdig bevestigd. De hoogte ten
opzichte van de taster is verstelbaar. Het mes staat schuin op de rijrichting.
De taster bestaat uit vier geschulpte schijven. De koppen worden achter
het mes door een trommel met intrekbare pennen naar de looftransporteur
gebracht, die zich links van het kopapparaat bevindt. Deze transporteur be
staat uit een goot waar twee door meenemers verbonden canvasriemen door
lopen. Aan het einde van de transporteur is een glijgoot aangebracht. Deze
is verstelbaar, zodat de koppen van drie rijen op een langszwad bijeen kun
nen worden gebracht.
De machine wordt aangedreven door de aftakas van de trekker. Achter
het rechterwiel is een zitplaats aangebracht. De bedieningsman bestuurt
de machine en stelt het kopapparaat met een handel en de lichters hydrau
lisch met een handpompje in en uit het werk.
De lengte bedraagt 335 cm, de breedte 400 cm, de hoogte 280 cm, terwijl
het gewicht 1180 kg is. De snelheid bij een aftakastoerental van 540 per min.
bedraagt 83 m/min.
DROGE GROND
DE grondsoort was klei met 28 tot 40 afslibbare delen. De bieten wareïi
van het ras Hilleshog S Polyploid en stonden op een rijenafstand van
50 cm. Het aantal planten bedroeg ongeveer 70.000 per ha. De bieten waren
met de hand opééngezet. Het gewas bracht per ha 45.000 kg bieten en onge
veer 15.000 kg koppen op. Het loof was licht ontwikkeld. Er waren geen
schieters. De bieten waren normaal van stuk. Tijdens de beproeving was
het extreem droog (najaar 1959).
De netto-capaciteit bedroeg gemiddeld ongeveer 20 are per uur. Van de
werktijd werd 65 a 75 besteed aan het rooien en 25 tot 35 aan het draaien
op de kopakkers en het verwisselen van de wagen. In de praktijk werd onge
veer 1 ha per dag (9 uur) gerooid.
De bieten hadden zeer weinig grondtarra. De percentages koptarra en
kopverlies waren eveneens laag. Het rooiverlies was daarentegen door de
harde, droge grond vrij hoog.
NATTE GROND
OP hetzelfde perceel kleigrond zijn onder andere omstandigheden bieten
van het ras Hilleshog R. Polyploid gerooid. De rijenafstand was 50 cm.
Het aantal planten bedroeg 65.000 per ha. De bieten waren met de hand
opééngezet. Het gewas bracht per ha 45.000 kg bieten en.ongeveer 20.000 kg
koppen op. Het loof was licht ontwikkeld en bevatte geen schieters. Tijdens
de proeven was het droog weer. De grond was echter nat.
De netto-capaciteit bedroeg ongeveer 20 are per uur. Van de benodigde
tijd werd 57 '/o besteed aan het rooien en 43 c/c aan het draaien en het ver
wisselen van de wagens. Per dag van 9 uur werd iets minder dan 1 ha ge
rooid. Het percentage grondtarra was onder deze omstandigheden uiteraard
belangrijk hoger. Het was echter afhankelijk van het toerental van de machine.
Als de/.e snel liep, werden de bieten voldoende gereinigd. De machine leverde
goed kopwerk. In de natte grond kwam minder breuk en puntverlies voor,
zodat het rooiverlies laag was.
De constructie en de afwerking van de Kleine maakten een goede indruk.
Er is in het totaal 10 ha in 88 uur mee gerooid. Storingen hebben zich hierbij
niet voorgedaan. Onder de extreem droge omstandigheden van 1959 trad
nogal veel slijtage op aan de liehtscharen en aan de rubber bekledingen.
De bietenrooie) werd door twee man, de trekkgrehauffeur en een man
op de machine, bediend. De afstelling was over het algemeen gemakkelijk.
Doordat de Kleine dezelfde rij kopte en rooide, behoefde er niet vooruit ge
kopt of met de trekker door het gewas te worden gereden. De machine had
soms in de harde grond een minder vaste gang. De draaiende delen waren
afgeschermd.
DE Kleine bietenrooier is geschikt voor het rooien van suikerbieten op
lichte en zware grond.
De capaciteit is uiteraard afhankelijk van de toestand van de grond. Er
kan meestal met een snelheid van 3 tot 4% km per uur worden gereden.
In de praktijk bedraagt de capaciteit ongeveer 1 ha per dag.
De bieten worden onder droge omstandigheden voldoende gereinigd. Op
natte, zware grond is het percentage grondtarra belangrijk hoger. Het kop
apparaat levert regelmatig werk. Als het goed wordt afgesteld, zijn koptarra
en kopverlies laag. Op droge, harde grond treedt nogal wat rooiverlies op.
De rooier wordt door een man op de machine bestuurd en bediend. De
bediening is gemakkelijk en de afstelling biedt voldoende mogelijkheden.
Een voordeel van de Kleine is, dat dezelfde rij gekopt en gerooid wordt.
De machine is goed geconstrueerd en afgewerkt. Er zijn weinig delen
die aan slijtage onderhevig zijn. Het onderhoud is gemakkelijk. De draaien
de delen zijn afgeschermd. Voor de voortbeweging en aandrijving is een
trekker van 20 a 25 pk nodig.
De prijzen op 1 juni 1960 zijn de volgende:
type KRS (bieten en blad in dwarszwaden) ƒ6950; type KRW (bieten in
wagen, blad in langszwaden) 7350; type KRB (bicten in verzamelbak op
de trekker, blad in dwarszwaden) /S600; type KRX (bieten in aangebouw
de verzamelbak, blad in dwarszwaden) ƒ9100.
Panter. Werkbreedte 1.60 m. Rijsnelheid 2.1
km/uur. Toeren freesas 220/minuut.
DEZE aangebouwde machine was niet uitge-
rust met bladen maar met gebogen messen
welke elkaar niet overlappen. De machine wordt
ondersteund door twee steunwielen en de aan
drijving van de gedeelde freesas heeft aan beide
zijkanten plaats. Op de harde grond en in de
dichte zode was het niet mogelijk om in één be
werking de zode voldoende los te maken, terwijl
de verkruimeling aan de grove kant was. Op
lichtere niet te harde grond zou waarschijnlijk
beter werk geleverd kunnen worden. Na de
tweede bewerking was de zode voldoende los,
maar niet zo fijn verkruimeld als bij de bladen
frezen.
Eberhardt. Werkbreedte 1.60 m. Rijsnelheid lVs
km/uur. Toeren freesas 150/minuut.
AANBOUWMACHINE met gebogen messen,
directe aandrijving en voorzien van twee
steunwielen. Deze machine werd op aanvraag
van de regelingscommissie gedemonstreerd ter
vergelijking met de machines met bladen. Even
als bij de vorige frees was na de eerste bewer
king de zode niet voldoende losgewerkt en de
verkruimeling eveneens te gering. Na de tweede
bewerking was alles een stuk beter alhoewel do
verkruimeling van de zode niet van dien aard
was als met de bladenfrezen.
MA de eerste bewerking van alle frezen werd
I* door de heer J. Boer, medewerker van het
Rijkslandbouwconsulentschap voor landbouw
werktuigen te Wageningen, verslag uitgebracht
van de aanwezige werktuigen en machines. Ge
wezen werd op de verschilpunten bij de ma
chines, de noodzakelijke afstellingsmogelijk
heden en de eisen welke men aan de trekkracht
moet stellen, alsmede de juiste werkmethode en
een overzicht van het geleverde werk.
De rijkslandbouwcönsulent ir. J. A. H. Haenen
dankte als voorzitter van de regelingscommissie
allen die op enigerlei wijze hadden medegewerkt
tot het welslagen van deze demonstratie. In het
bijzonder dankte hij de perceelhouder de heer
C. M. Quaak, de inzenders, de politie en de mo
tor van deze demonstratie de werktuigenspecia
list de heer M. Francke met zijn medewerker de
bedrijfsvoorlichter de heer J. Staal.
Hierna kregen de inzenders gelegenheid de
tweede bewerking op hun veldje uit t.e voeren,
waarna het publiek ook dit werk nog eens kon
bekijken verrijkt met de gemaakte opmerkingen
van het verslag.
Het is een demonstratie geweest waar naast
de machines ook de juiste methode van bewer
king van de graszaadstoppel duidelijk naar voren
kwam, waardoor het publiek niet onverrichter
zake naar huis terugkeerde.