OPENING PRAKTIJKSCHOOL
TE SCHOONDIJKE
BIGGENFABRIEKEN
VEE EN VLEES
ZATERDAG 2 JULI 1960
507
De Nederlandse landbouw is reeds flink geme
chaniseerd en er zal op moeten worden gerekend
dat deze mechanisatie nog verder zal voort
schrijden. Vanzelfsprekend heeft dit consequen
ties. Grote kapitalen zijn en worden in land
bouwmachines geinvesteerd. Bestaande arbeids-
methoden veranderen of nieuwe worden inge
voerd, mede dank zij de studies die op dit ter
rein worden gemaakt. Het belegde geld moet zui
nig worden beheerd. Nieuwe methoden zullen
op de juiste wijze moeten worden toegepast. Daar
bij komen structuurveranderingen op het platte
land, waarvan in dit verband genoemd moet
worden het ontstaan van de grotere reparatie-
werkplaatsen in centrumgemeenten. Het uitvoe
ren van kleinere reparaties aan trekkers en
landbouwwerktuigen in deze werkplaatsen zal
in vele gevallen onrendabel zijn.
Dit ^lles komt voor de gebruiker van land
bouwmachines op het volgende neerhij zal de
machines op de juiste wijze moeten kunnen af
stellen en gebruiken; hij zal de machines prima
moeten kunnen onderhoudennieuwe arbeids-
methoden zullen moeten worden geleerd; een
voudige storingen zal hij zelf moeten kunnen
opsporen; kleine reparaties zal hij zelf moeten
kunnen verrichten.
Het is vanzelfsprekend dat ook hier een taak
voor het landbouwonderwijs ligt. Een gedeelte
van deze taak kan door onze bestaande land
bouwscholen worden vervuld. Met name echter
het praktisch werken aan en met landbouwma
chines (al of niet op het veld), het praktijkon-
derricht dus kan door deze scholen niet of in
onvoldoende mate worden gegeven. Het is op dit
punt dat praktijkscholen van essentieel belang
zijn.
DE OPRICHTING
HET is geen wonder dat in het zeer zwaar ge
mechaniseerde W. Z.-Vlaanderen de be
hoefte aan dergelijk praktisch onderwijs reeds
jaren geleden werd gevoeld. Begrijpelijk is het
initiatief om aldaar te komen tot een praktijk
school voor landbouwtechniek. Reeds in sep
tember 1954 werd de eerste bespreking met de
direktie van het landbouwonderwijs hierover
gevoerd. Veel problemen moesten worden opge
lost. Maar in 1958 kon met de inrichting worden
begonnen en in februari 1959 werd de eerste
cursus gegeven.
Aanvankelijk begon de school onder auspiciën
van de Rijks Middelbare Landbouwschool te
Schoondijke, echter met het vooruitzicht dat in
1960 de school een zelfstandig bestaan zou krij
gen onder leiding van een inmiddels opgerichte
Stichting. Deze Stichting bestaat uit vertegen
woordigers der 3 centrale landbouworganisaties
en der 3 landarbeidersorganisaties, met als advi_
seurs de Rijkslandbouwconsulent te Axel en de
burgemeester van Schoondijke.
Gezien de investeringen die een dergelijke
school vraagt was het van het begin aan de
bedoeling dat de school over een groot gebied
zou werken. Een logeer- en ontspanningsgele
genheid werd daartoe door genoemde Stichting
ingericht. Gelegen in de in 1651 ingedijkte
Generale Prins Willempolder ontving de school
de naam „Prins Willem".
Sommigen menen dat de ligging van de prak
tijkschool in een randgebied van Nederland een
bezwaar zou zijn. Daar de cursisten echter
tenminste één aaneengesloten week de school
moeten bezoeken speelt de afstand slechts een
geringe rol. De ligging in zo n zwaar gemecha
niseerd en bovendien hoogproductief landbouw
gebied is zelfs een voordeef.
DE HUIDIGE SITUATIE
CEN dergelijke school dient over een grote en
moderne outillage te beschikken. Een van
de eerste voorwaarden is de aanwezigheid van
grond. De school heeft 5 ha. ter beschikking,
waarop de cursisten kunnen werken. Daarbij is
een groot machinepark aanwezig, o.m. een
aantal trekkers, ploegen, cultivators, eggen,
zaaimachines, pootmachines, kunstmeststrooi
ers, wiedmachines, maaimachines, sproeimachi-
nes, dunmachines, wagens, oogstmachines, sta
tionaire motoren, e.a.
Al dit materiaal bestaat uit de modernste typen
en kan door de cursisten worden gebruikt.
Een modern ingericht werklokaal met de
nieuwste gereedschappen staat ter beschikking
voor sleutelwerk en cursussen trekker- en mo
torenkennis.
Het internaat bestaat uit 2 slaapzaaljes, een
waslokaal, 2 ontspanningszaaltjes (leeszaal, bil
jartzaal), een eetzaal en keuken. Er is naar ge
streefd hiervan een gezellig en aantrekkelijk ge
heel te maken. Een huishoudster met hulp zorgt
voor het schoonhouden en de maaitijden.
WAT WORDT ER GEGEVEN EN AAN WIE
IIET doel van de school is het geven van prak-
14 tisch onderricht in landbouwtechniek en
arbeidsrationalisatie gericht op de behoeften
Onder grote belangstelling is op vrijdag
middag 24 juni j.L de praktijkschool voor
Landbouwtechniek en Arbeidsrationalisa
tie te Schoondijke geopend.
Na een welkomstwoord, door de voor
zitter Stichting, de heer L. C. C. Cam-
maert, hield ir. N. JA. van Keulendirek-
teur van het landbouwonderwijs een rede
waarin hij o.m. het doel en de ontwikke
ling van het landbouwonderwijs in het al
gemeen en de taak van het praktijk
onderwijs in het bijzonder uiteenzette.
Ten aanzien van de school te Schoon
dijke zwaaide ir. van Keulen het bestuur,
dat in de voorbereidende fase een dyna
mische activiteit heeft ontwikkeld, grote
lof toe. Van grote betekenis achtte hij dat
in het bestuur naast de landbouworganisa
ties ook de landarbeidersorganisaties zijn
vertegenwoordigd. Een belangrijke factor,
die voor de school van doorslaggevende
betekenis is, is de toewijding waarmede di-
rekteur, leraren en instructeurs hun taak
verrichten. Er wacht de praktijkschool
nog een grote taak!
In bijgaand artikel geven wij in het kort
enkele bijzonderheden omtrent ontstaan
en werkwijze van de praktijkschool „Prins
Willem" te Schoondijke.
van de gebruikers. Men tracht dit doel te berei
ken d.m.v. cursussen van één of enkele weken.
Deze cursussen betreffen in het algemeen de vol
gende onderwerpenafstelling en gebruik van
trekkers en landbouwwerktuigen; onderhoud
van die machines; trekkerrijden en trekkerge-
bruik; motorenkennis; speciale cursussen qls
bijv. maaidorsen; arbeidsmethoden.
Eisen wat betreft de vooropleiding worden
aan de cursisten niet gesteld. Er zijn dan ook
reeds cursussen gegeven aan groepen boeren;
aankomende boeren (jeugdorganisaties); land
arbeiders; loonwerkers; leraren in landbouwme
chanisatie; klassen van hogere-, middelbare-, en
lagere landbouwscholen; personeel van rijks-
landbouwvoorlichtingsdienstV anzef sprekend
Zo za^en wij een tweetal bedrijven die niet lang
geleden gebouwd werden. Het ene bedrijf op een
eenvoudige, doch praktische manier, het andeie
uniek van opzet. Deze bedrijfsgebouwen had men
zelf laten bouwen en mee uitgedacht. Deze „kleine
boeren" (1215 ha) lieten ons zien wat de moge
lijkheden op dit terrein waren. Alle twee beschik
ten zij over prima fokmateriaal. De produktie ligt
bij ieder ongeveer op 600 a 700 biggen per jaar en
wordt uitgebreid tot ca. 1000 per jaar. De fokker
met de beste outillage fokt zelfs geheel ziektevrij
op met volledige medewerking van de gezondheids
dienst en plaatselijke veterinairen. Hij is in staat
met behulp van ingeblazen lucht al of niet verhit,
de vloer van de kraamkamers en de overige ruimte
te verwarmen of af te koelen. Deze bedrijven be
loven voor de toekomst veel, ook uit een oogpunt
van de kostprijs van de biggen. In de omgeving
is een goede vraag naar de biggen van deze fok
kers. De ervaring leerde dat de mestresultaten van
deze biggen vanwege de goede gezondheid boven
het gemiddelde lagen. Deze twee boeren zijn niet
de enigen die aldaar de zaak op deze manier aan
pakken. Dit zijn zeker geen -kleine boeren" doch
meer ondernemers van biggenfabrieken. Niet ver
van deze bedrijven komt men voorts mestpluim-
veebèdrijven tegen met 10.000 en 20.000 dieren, op
wat vroeger de rogge-akker was. De Peel is zeer
veranderd sinds Anton Coolen!
MARKTSITUATIE
n/AT vlugger en wat stugger wisselen elkaar
van week tot week af. Ondanks het lage
prijspeil gaat de produktie regelmatig door. Het
P. V. V. gaat met het ministerie van Landbouw
praten over meer gelden voor het varkensbeleid.
Het is n.l. niet verantwoord om de baconprijs die
staan de lessen onder leiding van deskundig per
soneel.
DE WIJZE VAN WERKEN
IIET onderwijs bestaat, behoudens de nuttige
44 en noodzakelijke voor- en nabesprekingen,,
voor het grootste gedeelte uit praktisch onder
richt. De cursisten worden daartoe ingedeeld in
groepjes van meestal 2 man. Elk groepje krijgt
een object, bijv. trekker -f ploeg, trekker zaai-
machine, enz. Met behulp van schriftelijke in
structies worden de groepjes aan het werk gezet.
Het gehele systeem is gericht op de zelfwerk
zaamheid van de cursisten, natuurlijk onder
deskundige leiding. De instructies zijn daartoe
volgens een bepaalde methode opgesteld. Tij
dens het werken wordt door de leraren voortdu
rend op elk groepje controle uitgeoefend en aan
hen instructie gegeven. In grote lijnen verloopt
bijv. een cursus ploegen als volgtelk koppel
van 2 moet eerst de trekker en de ploeg analyse
ren, vervolgens aan elkaar koppelen, dan afstel
len volgens bepaalde eisen en tenslotte op het
veld ploegen tot dit naar genoegen van de leraar
is. Daarna kan het koppel een andere trekker
met een andere ploeg krijgen, die anders moeten
worden afgesteld of de ploeg moet bijv. van
meerscharig tot eenscharig worden omgebouwd.
Bij andere machines wordt op een dergelijke
wijze gewerkt. Ook bij het werken aan de sta-
tionnaire motoren wordt het systeem van in
structie aan koppels van 2 (of soms maar aart
1 man) toegepast. De instructies worden aange
past aan het ontwikkelingsniveau der cursisten.
Het programma van elke cursus wordt tevoren
vastgesteld in overleg met de eigen leraren der
cursisten.
Op deze wijze wordt getracht de cursisten, in
zicht in constructie, onderhoud, afstelmogelijk
heden en gebruik bij te brengen, storingen te
leren opsporen en kleine reparaties te leren ver
richten, terwijl ze op het veld met de machines
leren omgaan en de juiste werkwijze leren toe
passen.
DE TOEKOMST
AAN dergelijk praktisch onderwijs in land
bouwmechanisatie bestaat grote behoefte.
In de toekomst zal dit zeker nog toenemen. Vooi*
diverse cursussen is dan ook grote belangstelling
omdat gebleken is dat er op dit gebied voor de
huidige of toekomstige gebruikers veel te leren
valt. De praktijkschool „Prins Willem" zal hier
toe ook zijn steentje kunnen bijdragen. Uitbrei
ding van de outillage en het plaatsen van
nieuwe gebouwen is daarbij een dringende nood
zaak. De investeringen hiervoor zijn goed be
steed. Immers het betreft hier een algemeen
agrarisch belang van de eerste orde.
nu op ƒ2,07 staat te verlagen, terwijl het aanbod
in de baconklasse rijkelijk groot is met 13 a 14.000
baconvarkens per week.
Doch om dit af te remmen door een toeslag te
verstrekken op de varkens die in het bacongewicht
naar de vleeswarenfabrieken gaan is te weinig
geld in kas. Vandaar het gesprek. De situatie op
de rundveemarkt blijft stabiel.
De uitvoer in de vee- en vleessector blijft de in
voer ver overtreffen.
Het aantal ingevoerde slachtkoeien ligt thans
onder de 200 per week.
HET LOOPT NIET BEST IN DE E. E. G.
DE Duitsers willen niet meer dan 1.000 varkens
per week ontvangen hoewel de importeurs er
veel meer kunnen plaatsen. Ook willen zij niet
meer spek afnemen terwijl het met de varkens
onderdelen als koppen, levers, poten en niéren
eveneens uitermate stroef gaat, hoewel de prijzen
van de varkens in Duitsland oplopen.
De Italianen stopten zaterdag j.l. de invoer van
varkens en onderdelen. De oorzaak was acties van
de Italiaanse boeren die vinden dat de invoer hun
marktprijzen onder een verantwoord minimum
heeft doen dalen.
De Fransen kregen het weer op hun heupen door
de invoer van achterbouten pas te willen toestaan
wanneer er eerst evenveel Franse voorbouten door
ons zijn afgenomen. Het P. V. V. is voortdurend
met de zaakgelastigde in die landen in gesprek om
de moeilijkheden op te lossen, te verzachten, uit te
stellen of i.d.
Er is in E. E. G.-verband nog veel te doen e*f
loopt meer niet dan dat er wel loopt.
D.
DAAR de kostprijs van de biggen en de nieuwe wijze van biggenfokken ons niet los liet, zijn
wij eens naar Oostelijk Noord-Brabant getrokken om d^ar de laatste ontwikkeling in ogen
schouw te nemen met betrekking tot de varkensfokkerij en -mesterij. We waren dus in de Peel
en zagen vruchtbaar land en actieve boeren. De mentaliteit aldaar is goed, de actiefsten en de
mensen met durf trokken vroeger naar de ontginningen van de Peel. Dit heeft gevolgen gehad.
De volgende generaties behielden deze karaktereigenschap en stonden open voor de vernieuwing.