DE EERSTE REGIONALE VARKENSFOKDAG VOOR WEST ZEEUWS-VLAANDEREN Koprotbestrijding in plantuitjes en sjalotten 493 DE POOTGOEDSITUATIE "DEGUNSTIGD door koel zomerweer werd te Eede op Pinkster-drie een varkensfokdag voor West Zeeuws-Vlaanderen gehouden. Het aantal inschrijvingen had voor een gebied, waar van oudsher een omvangrijke varkensfokkerij wordt bedreven, even groter kunnen zijn, hoewel de kwaliteit van de aan gevoerde dieren in doorsnee best was. Het fokkersenthousiasme in West-Zeeuws-Vlaanderen begint zich af te tekenen, hetgeen tot uiting kwam, doordat met belangstelling van fokkerszijde het keuringswerk werd gevolgd en alle dieren keurig getoiletteerd waren. Wij menen daarom te mogen stellen, dat deze eerste varkensfokdag goed is aangeslagen, waarvan wij verwachten, dat deze regelmatig terugkeert als een jaarlijks evenement. Want varkensfokdagen beogen een meting van het fokkerswerk, waardoor de fokker meer inzicht krijgt in het gewenenste type varken. Ter vergroting van het inzicht diende een be oordelingswedstrijd, waardoor de belangstellenden nauwer bij de keuring werden betrokken. Een vijf tal zeugen moesten op volgorde van kwaliteit ge plaatst worden, welke rubriek later door de jury beoordeeld en besproken werd. Ruim 50 personen hebben zich gewaagd aan een uitspraak, waarvan die van de heren F. Staelens, H. Sturtewaegen en L. Loman te Eede overeenkwam met de jury. Vrij wel de juiste volgorde hadden de heer Joh. de Smet en mevr. B. de Meyer-v. d. Abeele. Laatstgenoemde geeft met haar kennersblik blijk, dat het niet pre cies eender is, wat voor varkens men in het hok heeft. Meer inzicht bij het overgrote deel van de boerinnen, die in veel gevallen de varkensstapel mee helpen verzorgen en een belangrijke stem in deze hebben, zou wenselijk zijn. npERWILLE van de plaatsruimte beperken wij ons tot een omschrijving van de belangrijkste uit slagen. Bij de beren ging de anderhalf-jarige Leon 817 P van R. C. Jansen te Oostburg met de hoogste eer van de dag strijken. Een waardig kampioen, die goede verhoudingen in zich verenigt. Hij werd op de voet gevolgd door de meer massale Harold 800 P van O. Hermans te Waterlandkerkje, aan PLANTUITJES r\E oogsttijd van dit gewas valt omstreeks 3^2 maand na het zaaien, dus omstreeks half juli. Het tijdstip van plukken moet zo gekozen worden, dat het merendeel van de uitjes aan de meest ge wenste maten 815 en 1522 mm o voldoen. Bij het bepalen van de plukdatum moet vooral voor loofrijke gewassen rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat bij vochtig weer en bedekte lucht de uitjes na het plukken nog in omvang toe nemen. Teneinde het loof van de uitjes op eenvoudige wijze te verwijderen is het gebruikelijk, om zodra na het plukken het loof enigszins is verwelkt, dit even boven de hals af te steken. Het is vooral deze werkwijze die bij voor het vermeerderen van de schimmel Botrytis alii gunstige weersomstandig heden, aantasting van koprot in sterke mate kan bevorderen. Indien ter bestrijding van koprot tot het uit voeren van kunstmatig drogen wordt overgegaan, is het dan ook noodzakelijk, om de uitjes dadelijk na het afsteken van het loof van het land te halen Het met kunstmatig drogen beoogde doel is het indringen van de schimmel in de hals zoveel mo gelijk tegen te gaan. Het te drogen produkt kan zowel losgestort als in zakken worden opgeslagen. Ter verkrijging van een gelijkmatiger droging moet aan losgestorte opslag echter de voorkeur worden gegeven. Voor het geval in zakken wordt gedroogd, is het gebruik van wijdmazige zakken noodzakelijk. jr\E toe te passen stort- of stapelhoogte, is naast die van de aard van het produkt, uiteraard sterk afhankelijk van de aanwezige ventilatiecapaciteit. In verband met de in de meeste bewaarplaatsen beschikbare luchthoeveelheid is het toepassen van stort- of stapelhoogten van meer dan 1 m ontoe laatbaar. Afgaande op de tot nu toe verzamelde gegevens is het noodzakelijk, dat bij een stort- of stapelhoogte van 1 m door de ventilator een hoeveelheid lucht van omstreeks 300 m:,/m'2/uur bij een tegendruk van 25 mm waterkolom geleverd wordt. De tem peratuur van de drooglucht moet constant op 30° C worden gehouden. Het doorblazen van warme lucht wordt beëindigd, zodra de temperatuur in de bovenste laag tot 25° C is opgelopen, waarna ter verkrijging van een gelijkmatige temperatuur nog enkele uren intern wordt geventileerd. Tenslotte wordt hierna zo lang met buitenlucht geventileerd tot de temperatuur van het gedroogde produkt gelijk is aan die van de buitenlucht. Indien geen koprotdroging wordt uitgevoerd, maar uitsluitend ter voorkoming van kleurverlies wordt gedroogd, dienen andere eisen aan de tem peratuur van de drooglucht te worden gesteld. Af hankelijk van de tijdsduur waarover de uitjes na het plukken op het veld hebben gelegen, zal in wie dus het reserve-kampioenschap ten deel viel. Bij de zeugen legde Henriëtte 4083 S van -O. Her mans beslag op het kampioenschap. Een massale, behangen zeug, die even meer snit kon hebben. Hetty 4098 S, een typische, harde zeug met iets steile voorhand van Joh. de Smet te Eede verge zelde haar tot het laatst in de kampioensring en werd met het reserve-kampioenschap getooid. UITSLAGEN INDIVIDUELE KEURINGEN TN de oudste klasse beren werden een viertal eerste prijzen toegekend aan Bernhard 718 P van R. C. Jansen, Oskar 845 P van B. de Meyer-v. d. Abeele te Eede en aan het bovenomschreven twee tal. Een drietal jonge beren, afstammende van de Noordbrabantse kampioensbeer Christ van O. Her mans, werden met een tweetal eerste prijzen en een tweede prijs bekroond. De aangevoerde Sterzeugen waren vergezeld van beste koppels biggen. Hetty 4098 S van Joh. de Smet verkreeg een la prijs en Hanneke 4100 S van R. Minnaert een lb prijs. Bij de gedekte zeugen, geboren in 1958 werd aan Oldien 4197 van P. Melens te Eede een eerste prijs toegekend. Bij de gedekte zeugen, geboren in het eerste half jaar 1959 was Marga 4243 van Joh. de Smet favoriet; dergelijke gevallen de temperatuur van de inblaas- lucht variëren van 2025° C. SJALOTTEN T\OOR het bewaren van sjalotten in luchtgekoelde bewaarplaatsen zijn de mogelijkheden om ook dit produkt kunstmatig te drogen, belangrijk toe genomen. Vooral in het voor dit gewas belangrijke teeltgebied Noord-Holland valt een toenemende belangstelling voor hel kunstmatig drogen van in met buitenlucht gekoelde bewaarruimten opgeslagen sjalotten te constateren. Gezien de zowel hiermede bij proefnemingen als in de praktijk verkregen kwaliteitsverbetering is deze belangstelling alles zins gerechtvaardigd. Gebleken is, dat een met sjalotten uitgevoerde kunstmatige droging een be tere koprotbestrijding geeft dan dit bij zaai-uien tot nu toe het geval is. Ter verkrijging van een zo gunstig mogelijk resultaat is het evenals bij zaai-uien nodig, het gewas in normaal stadium op te trekken. Als nor maal plukstadium geldt het tijdstip waarop het loof van het gestreken gewas nog voor V:$ gedeelte groen is. Afhankelijk van de weersomstandigheden worden de sjalotten 710 dagen na het optrekken van het veld gehaald. Naarmate bij het optrekken het rijpheidsstadium verder gevorderd is, moeten de sjalotten vlugger in de droogruimte worden gebracht. Een zeer belangrijke omstandigheid is, dat hierna zo snel mogelijk met het doorblazen van warme lucht een aanvang wordt gemaakt. In vergelijking met uien kan bij sjalotten zonder schade voor het produkt van een hogere inbla.as- temperatuur worden uitgegaan. In verband hier mede dient de inblaastemperatuur dan ook con stant op 35° C te worden gehouden. Aansluitend op de in de praktijk meestal toe gepaste storthoogte van 2 m, moet de luchthoeveel heid 400 nrVm'-Vuur bij een tegendruk van 15 mm waterkolom bedragen. Het gebruik van een grotere storthoogte is alleen dan toelaatbaar, indien over de hiervoor vereiste luchthoeveelheid kan worden beschikt. Anders dan voor zaai-uiep is vastgesteld, is het, uitgaande van een inblaastemperatuur van 35° C voor sjalotten, toegestaan de droging voort te zetten tot op het moment waarop de temperatuur in de bovenste halve meter tot 30° C is opgelopen. Alvorens na het beëindigen van de kunstmatige droging tot het ventileren met koude buitenlucht over te gaan, is het raadzaam enkele uren intern te ventileren. Indien in gladiolen-droogkisten wordt gedroogd, kunnen de sjalotten na te zijn afgekoeld, elders worden opgeslagen. Ook voor sjalotten geldt, evenals voor plantuitjes, dat zogenaamde kleur- drogingen met een lagere temperatuur dan voor een koprotdroging gebruikelijk, moeten worden uit gevoerd. haar zuster Olga 4241 van dezelfde eigenaar werd lb en Hilda 4230 van O. Hermans werd met een tweede prijs bekroond. Een drietal gedekte zeugen, geboren in het tijd vak 1 juli 1959 tot en met 9 oktober 1959 van O. Her mans werden achtereenvolgens met een le, 2e en 3e prijs bekroond. Dekrijpe zeugen, geboren vanaf 10 oktober 1959 tot en met 20 november 1959: la. 1182 l.o. van Joh. de Smet, lb. 1271 l.o. van P. Melens, 2a. 1180 l.o. van Joh. de Smet, 2b. 1269 l.o. en 3a. 1270 l.o. van P. Melens. Aan een viertal lopers, ge boren in het tijdvak 21 november31 december 1959 van P. Heyndriks te Eede werd een le, 2a, 2b en 3e prijs toegekend. De jongere lopers, geboren na 1 januari 1960 tot en met 15 februari werden als volgt geplaatst: la. 1545 l.o. van O. Hermans, lb. 1325 l.o. van P. Melens, lc. 1544 l.o. en ld. 1396 l.o. van O. Hermans, 2a. 1321 l.o. van P. Melens, 2b. 1397 l.o. en 1398 l.o. van O. Hermans, 3a. 1320 l.o. van P. Melens en 3b. 1546 l.o. van O. Hermans. Bij de ongeregistreerde varkens werd een le prijs toegekend aan een gedekte zeug, geboren in 1958 van H. Ballegeer. Bij de opfokzeug van dezelfde eigenaar werd eveneens een le prijs toegekend. Een waardig sluitstuk van een fokdag is de groepen- keuring. Bij de bedrijfscollecties bestaande uit 3 zeugen van een half jaar tot 1 jaar behaalde O. Hermans een eerste en P. Melens een tweede prijs. Bij de collecties van 1 jaar en ouder behaalde Joh. de Smet een eerste prijs. Onze indrukken samenvattend van deze eerste varkenstoondag in West Zeeuws-Vlaanderen, dan moeten wij stellen, dat de kern van fokkers, die streeft naar kwaliteitsverbetering te klein is. Meer inzicht bij de grote massa der zeugenhouders voor het streven, alsook voor de resultaten van het stamboekwerk is wenselijk. Vervanging van het overheersende type, dat een grotere aanleg heeft voor vetaanzet, door het goede Nederlands Landvarken is overwegenswaardig, waarbij gelet moet worden op het erfelijk verband tussen het type varken en zijn voederverbruik, alsmede de slachtkwaliteit. J. H. TER KEURS. KJAAR aanleiding van een in de openbare ver- gadering van het bestuur van het Landbouw schap op woensdag 15 juni j.l. gestelde vraag inzake de te verwachten inkomsten van de areaalheffing pootaardappelen werden door het secretariaat en kele mededelingen gedaan omtrent de huidige poot- goedsituatie. Nadat van de voorlopig voor de keuring aan gegeven oppervlakte reeds 3.000 ha zijn terugge trokken doet de gezondheidstoestand verwachten, dat uiteindelijk wellicht 15.000 ha zal worden goedgekeurd en aan de fondsvorming deelneemt (de klasse C is inmiddels van areaalhel'fing vrijgesteld). Bij een betrekkelijk groot afkeuringspercentage zal de totale pootaardappelproduktie waarschijnlijk minder zijn dan in voorgaande jaren. Zoals reeds eerder is gepubliceerd vertrouwt het Landbouwschap dat de Nederlandse Algemene Keu ringsdienst (N. A. K.) alle in het belang van de teelt en afzet verantwoorde en voor de praktijk aan vaardbare keuringstechnische maatregelen zal tref fen ter waarborging van de goede gezondheids toestand van het Nedelandse pootgoed. Daarbij zal ernaar gestreefd moeten worden dat de kwaliteit en gezondheid in overeenstemming zijn met de resulta ten welke op grond van de verleende classificatie van het desbetreffende uitgangsmateriaal mag worden verwacht. Juist daardoor was het ook in het ver leden mogelijk op de internationale markt een sterke positie te verwerven als leverancier van een kwa- liteitsprodukt. ■PENEINDE ook thans een goede gezondheid.stoe- stand van het pootgoed te kunnen waarborgen en besmetting met virusziekten door het vervroegd optreden van bladluizen zoveel mogelijk te kunnen voorkomen, heeft de N. A. K. inmiddels besloten tot het instellen van vroegrooidata voor de rassen welke gevoelig zijn voor Y-virusaantasting. Deze maatregel heeft ten doel de Nederlandse pootgoed- teelt te behoeden voor het optreden van een virus ziekte die in het buitenland reeds tot desastreuze gevolgen voor de pootgoedteelt heeft geleid. Inmiddels ondervinden degenen die dit jaar bij de consumptieteelt niet zijn uitgegaan van goed gekeurd of vroeggerooid materiaal, dat het aard appelgewas het vorig jaar door de grote bladluizen- invasies ernstig is besmet met virusziekten (vooral bladrol), welke thans de nateelt duidelijk aantasten. In het bestuur werd dan ook de verwachting uit gesproken, dat van de zijde van de consumptietelers een behoorlijke vraag naar goedgekeurd pootgoed zal ontstaan. Er valt nog moeilijk te voorspellen, welke in vloed een eventueel kleiner aanbod dan in vorige jaren, vooral van de hogere klassen, in de huidige situatie zal hebben op de prijsvorming. De Poot- goedcommissie van het Landbouwschap zou het be treuren, indien een te hoog prijspeil, evenals in beide voorgaande jaren, tot gevolg zou hebben dat bepaalde afzetmogelijkheden niet zouden worden benut en uiteindelijk toch nog behoorlijke hoeveel heden door de St. O. P. A. zouden moeten worden overgenomen. Er is daarom overleg gaande over de vraag op welke wijze kan worden voorkomen dat van rassen, klassen en maten, welke men tegen redelijke prijs heeft kunnen verkopen en waarvoor ruimschoots afzet was te vinden, aan het einde van het seizoen nog overschotten tegen garantieprijs worden overgenomen. T\OOR de S. N. Ui. F. zijn in samenwerking met verschillende Wageningse Instituten onderzoekingen ter bestrijding van koprot uitgevoerd, die reeds vanaf 1952 dateren. Aanvankelijk werd de meeste aan dacht besteed aan het kunstmatig drogen van zaad-uien. Aansluitend op de met zaad-uien uitgevoerde onderzoekingen werd gedurende de laatste jaren vooral aandacht besteed aan de vraag, of en in hoeverre bij plantuitjes en sjalotten het uitvoeren van een kunstmatige droging van belang is voor het bestrijden van koprot. De zowel bij het onderzoek als reeds met enkele praktijkdrogingen verkregen resultaten zijn van dien aard, dat deze bestrijdingsmethode meer aandacht van de telers verdient dan op dit ogenblik het geval is. Uiteraard zal het met de droging bereikte resultaat het grootst zijn, indien de weersomstandigheden op het eind van de groeiperiode en ten tijde van de oogst ongunstig zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 13