OOGSTEN en DORSEN van GRASZAAD
490
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
G. E. Wolfert, Proefstation Akker- en Weïdebouw te Wageningen
UET bepalen van de juiste oogsttijd is één der belangrijkste dingen bij de graszaadteelt. Bij de be-
oordeling op rijpheid moet men letten op:
a. de verkleuring van de bloeiwijzen en halmen. Tijdens het rijpingsproces treedt er een verkleuring op
van geel tot geelbruin.
b. het loszitten van de zaden. Dit controleert men door een bosje bloeiwijzen zachtjes te kloppen op de
hand. Men moet dan wat gevulde zaden op de handpalm hebben liggen.
c. de rijpheid van het zaad. Dit is te beoordelen door het zaadje stuk te drukken tussen de nagels (nagel
proef). De inhoud van het zaad moet dan geheel melig en droog zijn.
Het is nadelig om te vroeg te oogsten, omdat het zaad dan niet voldoende is uitgerijpt. Het 1000-
korrelgewicht kan in de laatste dagen van de rijping nog sterk toenemen. Bij te vroeg maaien is er kans
op verschrompelen en een lagere kiemkracht.
Bij te laat maaien kan er reeds veel zaad uitgevallen zijn, zodat men dan niet het hoogste rendement
heeft. Enig zaaduitval 5%) is geoorloofd. Maait men zonder zaadverlies, dan is men te vroeg. Wacht
het juiste tijdstip af. maar zorg ervoor dat dan het benodigde oogstmateriaal klaar staat, zodat in een
korte tijd het perceel gemaaid kan worden.
Wordt in het laatste afrijpingsstadium storm verwacht, maai dan zo spoedig mogelijk om grote zaad-
verliezen te voorkomen.
DE TRADITIONELE OOGSTMETHODE
Met zelfbinder, daarna opbokken
"OU het maaien met de zelfbinder, die voorzien is
van zaadopvangbakken onder het transportdoek
en de bindtafel, loopt men de minste risico. De
bakken zijn meestal van zink vervaardigd. Zorg
ervoor dat de bakken voldoende diep zijn om verlies
tijdens het rijden te voorkomen. Het handigst zijn
schuifladen, die gemakkelijk geleegd kunnen wor
den, zodat hiermee weinig tijd gemoeid is. Met deze
bakken vangt men gemiddeld 25 a 30 kg/ha schoon,
droog zaad op zodat deze extra voorziening zichzelf
snel betaalt. Het opgevangen zaad moet zo spoedig
mogelijk gedroogd worden, daar er anders broei
optreedt en het zaad een te lage kiemkracht krijgt.
Het uitstrooien op een zeil dat in de zon gelegd kan
worden voldoet goed. Het zaad kan dan gelijk met
de grote partij geleverd worden.
Het bindapparaat moet zodanig gesteld worden,
dat er zo klein mogelijke schoven gemaakt worden,
omdat van kleine schoofjes betere hokken gezet
kunnen worden. Vaak is het gewenst om op de af
slagpen nog een beugel of een blokje te bevestigen,
zodat de pen vlugger uitslaat.
De schoven worden in kleine hokken gezet van
4 schoven in kruisverband. De kop wordt omgeslagen
en voorzien van een extra kopband om het uit
waaien van het zaad te voorkomen. Bij het opzetten
van het hok zet men de onderkanten flink ver uit
elkaar om omwaaien te voorkomen en eventueel
uitvallend zaad in het stro op te vangen. Na verloop
van enige tijd, als het zaad goed nagerijpt is en dus
droog en hard is en het stro goed verweerd en
bros is, kan men gaan dorsen. Dit kan zowel met
een dorsmachine als met een maaidorser gebeuren.
Bij stationair dorsen legt men op de wagens,
waarmee het veldgewas vervoerd wordt, een zeil
doek om uitvallend zaad niet te verliezen. Het op
steken geschiedt met eeri geheel hok tegelijk om
zaaduitval zoveel mogelijk te beperken.
Met grasmaaimachine, daarna ruiteren
T EENT de grassoort zich er niet voor om met de
zelfbinder gemaaid te worden, omdat het gewas
zo kort is dat er geen schoven gemaakt kunnen
worden of omdat het zo zwaar gelegerd is dat de
zelfbinder niet gebruikt kan worden, dan kan met
de maaimachine het graszaad op zwaden worden
gemaaid. De grasmaaimachine moet dan voorzien
zijn van goed afgestelde zwadborden, zodat we een
tamelijk smal zwad krijgen. Hoe breder de banen
tussen de zwaden zijn, des te gemakkelijker werkt
men later bij 'het oprapen. Is het gewas zwaar
gelegerd, dan kan het maaien vereenvoudigd worden
door het gebruik van een scheidingsijzer, gemon
teerd op de buitenschoen van de maaibalk (tekening
I. L. R.). Hierdoor krijgt men een rechte afsnijding
van de liggende halmen, zodat stroppen wordt
voorkomen.
Na het maaien wordt het gewas direct op ruiters
gezet. Men behoeft bij het ruiteren geenszins te
wachten tot het zwad droog is. Een bedauwd zwad
kan zonder gevaar voor broei worden opgeruiterd.
Bij zeer droog, zonnig weer wordt er voorkeur aan
gegeven om 's nachts te werken om zaadverlies te
vermijden. (Dit geldt ook voor het reeds genoemde
ophokken.) Het optassen van de ruiters dient zorg
vuldig te gebeuren, vooral niet te zwaar. Men moet
trachten te voorkomen dat de koppen afwaaien. Dit
kan door gebruik van ruiternetjes, door binder-
touwen over de ruiter heen van dwarsstok tot
dwarsstok te bevestigen of door een stok voorzien
van scherpe punt door de kop heen te steken. Een
dri'epootruiter zet men meestal met twee poten
naar de v/indzijde omdat de ruiter nooit over één
poot valt.
In plaats van een grasmaaimachine kan zonder
bezwaar gebruik gemaakt worden van een maaibalk
of zwadmaaier, mits niet te breed gewerkt wordt.
DE MODERNE OOGSTMETHODE
Op zwad maaien en na 1 a 3 dagen met de
maaidorser uitdorsen
TïIJ het op zwad maaien met de grasmaaimachine
moet er rekening mee worden gehouden dat de
zwaden goed van elkaar gescheiden moeten liggen.
Dit is nodig, daar het oprapen met de maaidorser
anders met zeer veel zaadverlies gepaard gaat. De
maaidorser moet voorzien zijn van een goede op-
raapinrichting, die aan de kant wordt gemonteerd,
zodat er niet over het zwad behoeft te worden ge-
Door het aanbrengen van een goot wordt het stro
zijdelings buiten de werkbreedle van de combine
gevoerd, zodat men er bij de volgende gang geen
last van heeft.
reden en het zwad ook niet opzij behoeft te worden
gelegd. Dit voorkomt dat veel zaad verloren gaat.
Er moet langzaam worden gereden, terwijl het dórs-
mechanisme een behoorlijk toerental moet maken.
Er kan niet genoeg op worden gewezen dat deze
methode alleen maar in aanmerking komt op die
bedrijven, waar men er zeker van is dat men te
allen tijde de beschikking heeft over een goed uit
geruste maaidorser. Eén dag te laat kan veel nadeel
berokkenen.
Bij de bovengenoemde methode is het gewenst
om in een natte zomer de beschikking te hebben
over een zwad verlegger. Dit is een eenvoudig appa
raat, dat het zwad door middel van een opraap-
inrichting en via een transportdoek en geleide-
stangen, van de grond optilt en luchtig weer weg
legt. Na enkele uren droog weer kan dan reeds
worden gedorst. Na het dorsen dient men het zaad
zo spoedig mogelijk naar de firma te sturen om
broei te voorkomen.
In Denemarken wordt de maaidorser voorzien
van een cycloon. Dit is een kaf-afzuiginrichting. Het
kaf wordt in aparte zakken opgevangen. Bij snel
rijden bevat dit kaf nog heel wat zaad. Zelfs de
fijnere grassoorten worden reeds op deze manier
geoogst. De cycloon heeft echter niet altijd vol
daan, omdat de schoningskosten veelal hoger zijn
dan de waarde van het opgevangen zaad.
HET DORSEN
/""NVER het algemeen moet de voorkeur gegeven
worden aan van het land afdorsen. Voor de
fijnere grassoorten (zoals ruwbeemd en de fiorin-
soorten) is het wel gewenst dat er in de schuur
gedorst wordt in verband met het mogelijk weg
waaien van het zaad. Bij eventueel optassen in de
schuur moet het gewas beslist zeer droog zijn, daar
er anders gemakkelijk broei optreedt.
Punten van belang vóór het dorsen begint
1. De dorsmachine moet volkomen gereinigd zijn,
zodat de kans op vermenging met andere zaad
soorten tot een minimum beperkt blijft. In de
grote graszaadgebieden kan men per grassoort
het beste van dezelfde dorsmachine gebruik
maken.
2. Voorkom zaadverlies tijdens het transport en het
invoeren.
3. Een goede afstelling en inrichting van de dors
machine is noodzakelijk.
a. Behalve een goede brede verdeelwals is een
messenverdeler of een voorsnijapparaat met
veel messen van belang om het gewas regel
matig in te voeren.
b. De arenzuiger of arenblazer moet het mate
riaal weer naar de dorstrommel brengen, want
ei komt nog heel wat zaad door de arenzeef,
dat anders verloren zou kunnen gaan.
c. Het kortstro moet met een extra pijpleiding
weer teruggevoerd worden in of voor de dors
trommel („rondjagen"). In het kortstro kan
nogal wat zaad blijven zitten, dat anders ver
loren kan gaan.
d. De luchtaanvoer van de grote waaier van de
eerste reiniging dient men geheel af te sluiten
met een ijzeren plaat, zodat er dus zo weinig
mogelijk wind gebruikt wordt. Voor gebruik
van wind, is het zaad te licht en fijn. De kleine
waaier van de 2e reiniging moet buiten wer
king gesteld worden.
e. Men moet erop bedacht zijn, dat er met de
kaf blazer toch nog zaad mee kan komen in
het kaf. Men zou dit kaf door een tweede
extra pijpleiding weer terug kunnen voeren
in de cilinder. Als men echter goed dorst,
behoeft er geen zaad meer in het kaf te zitten
en is dit dus niet nodig. Men moet echter wel
goed op de kafhoop letten.
f. De sorteerinrichting wordt meestal buiten
werking gesteld. Het zaad zelf behoeft niet
gesorteerd te worden, zodat deze inrichting
eventueel dienst zou kunnen doen als extra
reiniging op stokjes en dergelijke.
g. De juiste zeefmaten zijn belangrijk. Soms kan
men de kortstrozeef aan de achterkant wat
hoger stellen, waardoor men de gehele be
weging iets vertraagt. Ook kan men de gehele
dorsmachine aan de achterkant iets omhoog
zetten, waardoor alles wat naar achteren loopt,
iets langzamer gaat (stro en zaad op de zeven)
en alles wat naar voren gaat iets versnelt
(zaad in de afvoergoot naar de elevator). Een
en ander moet goed uitgeprobeerd worden.
Het doel is een betere scheiding te bereiken,
maar men moet letten op verstoppingen. Het
toerental en de zeefmaten moeten hierhij aan
gepast worden. De arenzeef moet vrij groot
zijn, anders kan er nog heel wat zaad over
deze zeef heen lopen.
h. Tijdens het dorsen mag geen schommeling in
het toerental optreden. Het is van groot be
lang, dat alles vooral de zeven gelijk
matig loopt. De aandrijvende motor moet der
halve voldoende capaciteit hebben. Aan het
geluid kan men wel horen of alles goed gaat.
i. Het afstellen van de dorstrommel is afhanke
lijk van de grootte van het zaad, maar is ten
opzichte van graan nauw te noemen.
Punten van belang tijdens het dorsen
1. Het gras wordt goed gespreid en regelmatig en
dun ingevoerd, ook al werkt men met een mes
senverdeler. Dit voorkomt het lastige samen
ballen van het zaad op de zeven. Komt er hier
door te veel kortstro dan moet het toerental van
de dorstrommel iets verlaagd worden. Dit toe
rental ligt in de buurt van 1000 a 1100 per
minuut voor de meeste grassoorten (timothee
8C0/min.).
2. Er mag geen zaadverlies in het stro en het kaf
optreden. Zaadverlies komt vooral voor als men
ernaar streeft extra schoon zaad te krijgen. Men
bedenke echter dat een dorsmachine geen scho-
ningsinrichting is. Alle zaad moet toch door de
firma nageschoond worden, die hiervoor over
speciale machines beschikt. De taak van de boer
is redelijk schoon zaad te leveren
3. In het begin moet het zaad in de zak gecontro
leerd worden op breuk en dergelijke. Komen be
schadigde zaden voor, dan is de afstelling van de
dorstrommel te nauw.
Naarmate de graszaadsoort moeilijker dorst" zal
meer aandacht aan bovengenoemde punten moeten
worden besteed. Dorst het graszaad zeer gemakke
lijk, dan zullen enkele van de extra voorzieningen
kunnen wegvallen. Overleg hierover steeds met des
kundigen.
Maaidorser in plaats van dorsmachine
1UTEN kan ook wel met een maaidorser de gras-
A zaadoogst afdorsen. Voor de afstelling van de
maaidorser geldt in principe hetzelfde als voor de
dorsmachine, voor zover de afstelling mogelijk is.
Men moet echter wel een grote nieuwe maaidorser
hebben. Het verdient dan aanbeveling het dorsen in
de schuur te doen. De moeilijkheid is, dat men bij
de fijnere zaadsoorten maar weinig wind kan ge
bruiken en de reinigende werking bij een maai-
Dit type doekenopraper voldoet in graszaad
uitstekend.
dorser vooral op de wind berust, zodat men bij het
verminderen van de luchttoevoer kans krijgt op ver
stoppingen. Om zowel zaadverlies als verstopping
te voorkomen, zal men zeer langzaam en gelijk
matig moeten invoeren, hetgeen een lage capaciteit
van de machine ten gevolge zal hebben. Er is een
goede machinist voor nodig om het goede even
wicht te vinden.
Enkele verschillen met de dorsmachine zijn:
1. Bij maaidorsers werkt men bij het afstellen van
trommel en mantel in de eerste plaats met het
toerental van de trommel en daarna stelt men
de mantel bij.
(Zie verder volgende pagina.)