penincfóreele door Ir. M. A. GEUZE uitgesproken op de Algemene Vergadering der Z. L. M. ZATERDAG 18 JUNI 196» 0 DE maand, die achter ons ligt, was een maand van herdenking, waarin de herinnering aan de tijd van het kwade en de tijd van het goede dicht bij elkaar lagen. Na de nacht van de 10e mei 1940 volgde de nevel van vijf jaren rampzaligheid, die onze kinderen zich al niet meer voor kunnen stellen. Tijden, die voor Zeeland geken merkt werden door een inzet van felle gevechten en het bombardement van Middelburg. Ik herinner mij uit die weken het beeld van de schepen krijgsgevangenen, die het 'Kanaal door Zuid-Beveland passeerden, met in de sluis te Wemeldinge een aak met honderden gevangen soldaten; een donkere Berber met zijn wijde mantel en zijn rode fez alleen op de voorplecht, in eenzaamheid starende naar het koude noorden, waar heen hij werd weggevoerd. Er volgde de tijd van de laars op de nek, een tijd van toe nemende knechting, dreiging en geweld, een tijd van toenemende verschraling, waarin de knapzak van een landarbeider vier droge sneden brood en een bos radijs bevatte. We wisten nog niet wat komende was. Dit alles is voor Zeeland uitgelopen op inundaties en evakuaties van een middel eeuwse omvang, en ten slotte na de taktiek der zoute aarde ook nog de taktiek der zwarte aarde, toegepast in de meest absolute vorm, in het bijzonder in West Zeeuws- Vlaanderen. Doch juist hier betrad Koningin Wilhelmina voor het eerst weer de vader landse bodem. Er is geen gewest in Zeeland geweest dat de tol niet betaald heeft, elk eiland, elke kring kan apart genoemd worden. Het ging om have en goed, het ging om het naakte leven. Er zijn soldaten gevallen, burgers omgekomen, Joden weggevoerd om nooit terug te komen, jongens in het verzet gefusilleerd, kinderen verdronken, moeders onder het vallend puin bedolven. Voor hen heeft de bevrijdingszon niet geschenen. Voor hen spreekt de dichter van een krans van rouw, voor onze strijdbaren van een krans van trots, voor ons gehele volk van een krans van dankbaarheid. Al deze gevoelens hebben ons zo kort geleden tussen Pasen en Pinksteren weer bestormd. Met Pasen werden wij gekonfronteerd met dat woord: Zie, Ik was gestorven en ben weder opgestaan. Hij, die dit zeide, de Zoon des Mensen, Zijn rijk is niet van deze aarde. Begrijpen wij na onze ervaringen van 1940-1945 vanuit ons eigen levensvlak toch beter de betekenis van het leven en sterven van Jezus Christus. Een evenzo de Pinkstertijd met zijn heilsboodschap boven het lijden der mensen aan alle volken, alle tongen en talen. Elke nieuwe dageraad, die over ons oplicht, is het teken van Gods goedheid en geduld, schreef onze kollega v. d. Ley in Gelderland 6 mei j.l. Men stond erbij stil tijdens het mijnen ruimen met de griep, zoals één onzer bestuurs leden alleen en zelf twee ha opschoonde. Onze Z. L. M.-vergaderingen in dat najaar van 1945, ik kan ze nog proeven. Ze smaakten naar de rook van de eigen bouw, die de kou achter de dichtgespijkerde ramen moest verdrijven. Bij honderden per kring kwamen de Zeeuwse boeren, veehouders en tuinders om, meest staande, de provinciale voedselkommissaris, het hoofd van Land- bouwherstel, de vertegenwoordiger van Wederopbouw, afdeling Boerderijenbouw en sekretariaat en voorzitter der Z. L. M. van hun noden deelgenoot te maken. WANNEER ik aan de problemen van die tijd terugdenk, vraag ik me somtijds af of beseft wordt hoe goed de meesten onzer het thans heb ben. De tekst van H. M. van Randwijk, uitgehou wen in graniet op de Erebegraafplaats te Bloe- mendaal, eindigt o.a. met deze zinsneden: „Zie hoe wijd zijn (Neerlands) land is, hoe hoog zijn hemel, hoe dichtbij het ruisen van de geweldige zee. In deze gewesten zijn vrede en vrijheid groot geworden. Zij zijn de vruchten van geestelijke zuiverheid, eerlijk denken, naastenliefde en geloof. Bedenk, dat hetgeen gisteren bedreigd werd, heden en morgen opnieuw in gevaar kan ver keren. Bescherm het en wees waakzaam". 15 jaar geleden begonnen we aan de weder opbouw. 17 mei j.l. kwam Koningin Juliana in Mid delburg om het nieuwste gedeelte van de herbouw de Abdij, bestemd voor de Provinciale Griffie, te openen. En ook al betekende dit feestelijk gebeuren nog niet het einde van al wat nog moest hersteld, toch was het een soort sluitstuk. Tegelijkertijd is echter op het wereldvlak de koude oorlog weer opgelaaid. Alle idealisme, dat zijn zo zeer menselijke hoop had gevestigd op de topkonferentie, werd weer eens de bodem inge slagen. De mensheid zucht, zeker de blanke wereld, naar ontspanning. Aan hoeveel spanning ligt haar eigen handelen ten grondslag? Het politieke even wicht in de wereld moet worden gehandhaafd, ter wijl enerzijds wapenen en munitie de kracht der totale vernietiging van alle leven inhouden en anderzijds de vonken van het menselijk onverstand, eigen haat en kwaadwilligheid alom opspatten. Er wordt slechts gespekuleerd op de veronderstelling dat niemand, ook de leiders van het kommunis- tische blok niet, onberekenbare risiko's zullen wil len nemen. Doch zelfs al zou men tijdelijk kunnen pakteren met het oosten, er is geen enkel positief aanknopingspunt ten opzichte van Rood-China. En hoe wil men blijvende vrede verwachten van pakteren met een systeem, dat kwaad is in zich- zelve? Het vermeerderen van de dreigingen van buiten af kan tot gevolg hebben dat de westerse wereld in het algemeen en de West-Europese wereld zich blijft bezinnen op en blijft werken aan nauwere aaneensluiting, terwijl men anders op een valse gerustheid weer verder uit elkaar dreigt te drij ven. Overigens zijn de uitlatingen van MaeMillan over de relaties van de E. E. G. en de E. F. T. A., de zes en de zeven, weinig bemoedigend en ver tegenwoordigen een geheel ander geluid dan dat van de Oostenrijkse president van het landbouw organisatiewezen Oud-Ministe.r dr. Schumy. La ten we ons daarom maar tot de zes beperken. DE VERSNELLING VAN DE E.E.G. ÜR is over de voorstellen voor een gemeen- schappelijke landbouwpolitiek van de Euro pese Kommissie een stroom van pennevruchten losgebroken en ook een storm van kritiek. De ont wikkeling lijkt bij tijden al even stormachtig en wie heden iets omtrent de E. E. G. beweert op grond van informatie van gisteren, loopt de kans alweer iets geheel verouderds te berde te bren gen. We zullen thans ons omtrent de voordelen voor een gemeenschappelijk landbouwbeleid tot enkele opmerkingen beperken. De studie van het Landbouwschap over deze voorstellen is van zo voortreffelijk gehalte, naar ook de gehele niet-agrarische pers in Nederland heeft opgemerkt, dat wij bepaald niet aan het her kauwen willen slaan. In de eerste plaats echter nog de algemene kwestie van de versnelling van de E. E. G. Er is reeds vrijwel unaniem lof gebracht aan de Neder landse onderhandelaars, de Ministers Luns, De Pous en Marijnen, die ditmaal bewezen hebben dat ook een klein land, te midden der groten, nog wel wat bereiken kan. West-Duitsland, daartoe mede opgeroepen door de Duitse boerenorganisatie, was fel gekant tegen het toepassen van de versnelling op de landbouwsektor. Voor Nederland, dat een zo groot deel van zijn agrarische produktie expor tabel moet maken, was het onaanvaardbaar dat de land- en tuinbouw in een uitzonderingspositie zou worden gedrongen. Wat een dergelijke uit zonderingspositie voor het agrarische bedrijfsleven betekent, heeft deze sektor in de Benelux onder vonden. Immers de Benelux werd in de praktijk een feit, behoudens voor de land- en tuinbouw. En na de opleving van enkele maanden geleden hebben de Belgen alweer onze vleeswarenexport sterk belemmerd. Bij de onderhandelingen over de versnelling kregen we van onze Benelux-partners geen steun van enige betekenis. Wanneer we de geest bezien, waarin de onderhandelingen over de versnelling zijn gevoerd, dan behoeven we, ondanks de principiële overwinning van Nederlandse zijde, niet erg optimistisch te zijn. Dan zal ook na deze overwinning de strijd doorgaan en vele stellingen zullen stuk voor stuk nog bevochten moeten wor den. De Duitsers zullen nagaan welke mogelijk heden de tekst van het verdrag en de huidige af spraken toelaten in hun belang. Baron de Vleesch- houwer, de Belgische Minister van Landbouw, zegt in de Belgische volksvertegenwoordiging dat er eerst harmonisatie zal moeten komen. Minister Zijlstra wijst er aan de andere kant op dat 90 van de Benelux verwezenlijkt werd zonder abso lute harmonisatie. Laten we dus vooral niet den ken dat de zaak van de E. E. G., thans eenmaal in gang gezet zijnde, vanzelf naar het einddoel toe zal rollen. Laten we vooral bedenken dat de ver snelling voor de landbouwsektor veel kleiner is dan voor de industrieprodukten. terwijl er voor na 1961 nog niets geregeld is. Wel is er de kans op verlenging tot eind 1963 voor de vergroting van de kontingenten van de landbouwprodukten met 20 per jaar. DE mate van kritische geluiden over de land bouwvoorstellen der Europese Kommissie doet ons inziens tekort aan het feit dat het hier toch gaat om een knap werkstuk, ten aanzien waar van alle kritici tot nog toe in gebreke gebleven zijn een beter koncept over te leggen. Wel zijn er na tuurlijk onderdelen, die herschreven zullen moeten, worden, naar aanleiding van ingebrachte en o.i. onweerlegbare bezwaren. We denken daarbij in het bijzonder aan de zogenaamde ..zonevoorstellen". Ook is het dringend noodzakelijk dat het beleid voor de overgangsfase beter uit de verf gaat komen. De besprekingen over de prijstoenadering tijdehs de overgangsfase zijn intussen begonnen. Tot nog toe zijn in dit opzicht slechts veronderstellingen bekend. Het Nederlandse belang, noch het land bouwbelang, vraagt daarbij om de hoogste prijs. Het Europese prijspeil moet enerzijds afgestemd worden op een redelijke rentabiliteit voor de pro ducenten. Anderzijds moet het zodanig worden vastgesteld dat de afzet maximaal is. Immers de prijselasticiteit van de vraag is nu eenmaal voor de meeste produkten. denk vooral aan de zuivel- sektor, van enorme betekenis, zowel voor de afzet binnen de Gemeenschap als voor de export. Van groot belang is ook te achten dat de E. E. G. zorgt niet in een overschottenklimaat te komen te leven, zoals dat waaronder men aan de overzijde van de oceaan zucht. Over de voorstellen van de Kommissie der E. E. G. inzake het gemeenschappelijk beleid met betrek king tot de landbouwstruktuur heeft de Italiaan De Vita voor het Europees Parlement een interes sant verslag uitgebracht. Ondertussen lijkt het erop dat de leden-landen het er niet over eens zijn wie de strukturele maatregelen zal dienen te be talen, het grote Europese fonds, voor dat doel bin nen de E. E G. gekoncipieerd, of de landen afzon derlijk. Tot nog toe is er over het struktuurbeleid in verhouding tot het prijsbeleid in de E. E. G. wei nig geschreven. De Nederlandse landbouw moet ons inziens op het standpunt staan dat de spe- cialisatienoodzaak binnen de Gemeenschap margi nale gebieden zal doen ontstaan, in welker achter stand dan weer door strukturele maatregelen dient te worden voorzien. In Zeeland blijft de verkave- lingsdrang op peil, nu thans een groot gebied in Oost Zeeuws-Vlaanderen langs de gehele grens werd aangevraagd. BESLISSING MEERJARENPLAN Op nationaal gebied is de beslissing over het Meerjarenplan nog uitgebleven. Zo voortref felijk Minister Marijnen zich op internationaal ge- bied weert, zo'n vraagteken moet men nog som^ tijds bij zijn nationale aktiviteit stellen. De struk- turele hervorming in ons land, welke als zodanig lang aan de kop heeft gemarcheerd, dreigt echter aan voorsprong in te boeten. Prof. Albregts heeft daar kortgeleden t.g.v. de algemene jaarvergade ring van de Grontmij op gewezen. In West-Duits- Zie verder pagina 161

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 3