GRASZAADTEELT 363 J. E. WOLFERT Wat nu nog te doen aan de graszaadpercelen? DE MAAND MEI OP HET ZE] STAMBONEN GRASLAND EN VOEDER WINNING JWSE LANDBOUWBEDRIJF De bestrijding van de BLADROLZIEKTE IN POOTAARDAPPELEN met systemische insekticiden ZATERDAG 7 MEI 1960 door P. A, W. Wageningen ELK jaar opnieuw maakt de teler van graszaad zich zorgen als hij omstreeks deze tijd wortel onkruiden vooral akkerdistel en klein hoefblad in het gewas waarneemt. Als het maar enkele planten zijn, dan is het het beste deze met de handschoffel te verwijderen. Komen ze ech ter bij plekken voor, dan zal men de bestrijding ook pleksgewijs moeten uitvoeren met een rug sproeier. Het komt er daarbij niet veel op aan welk middel wordt gebruikt. Om werkelijk goed met de genoemde onkruiden af te rekenen kan men het best 1% maal de normale concentratie van het te gebruiken middel aanwenden. C HEMISCHE ONKRUIDBESTRIJDING. Indien de bezetting met deze wortelonkruiden echter van dien aard is, dat een reële concurren tie verwacht mag worden, waardoor het opbren gend vermogen van het graszaad schade zal onder vinden, dan moet men zich wel afvragen wat er gedaan moet worden. Reeds enkele jaren zijn er proeven genomen met verschillende groeistoffen. Uit al deze proeven blijkt, dat alle middelen die in mei worden aange wend een meer of minder grote opbrengstvermin dering geven. Enkele voorbeelden hiervan zijn: opbrengstvermindering bij Roodzwenk- Veldbeemd kg per ha 100 a 200 400 a 500 100 a 200 500 a 750 gras kg per ha 100 a 200 150 a 300 100 a 200 400 a 500 MCPA 1 kg actieve stof MCPP 7 liter 2, 4, D-amine-1 kg actieve stof 2, 4, 5 TP 2^2 liter Hieruit blijkt wel overtuigend, dat men slechts in de uiterste noodzaak ertoe moet overgaan het gehele perceel te bespuiten. Is daar evenwel niet aan te ontkomen, dan kan men het middel nemen dat de minste oogstderving geeft, dus MCAft Om de akkerdistel te bestrijden kan men wel licht volstaan met een lage concentratie. Een be strijding van klein hoefblad kan beter plaatsvinden na het oogsten, daar gedurende deze laatste 2 maanden het hoefblad zich toch maar weinig zal uitbreiden. Uit recente proeven is gebleken, dat indien men 20 kg ureum aan de 3ICPA-optossing toevoegt, de opbrengstvermindering teniet gedaan wordt. Deze maatregel mag dus bij gebruik van groeistoffen in mei of juni nooit achterwege blijven. OVERBEMESTING MET STIKSTOF. HET kan voorkomen dat door droge weersom standigheden een gewas graszaad zich nooit zo ontwikkeld heeft, als men wel zou wensen. Uit éénjarige proeven en praktijk waarnemingen is ge bleken. dat in zulk een geval een overbemesting met 20 kg ureum of 150 kg kalksalpeter de zaad opbrengst ten goede kan' komen. Het juiste mo ment om deze overbemesting te geven is tijdens het schieten. Verleden jaar werd hierdoor een op brengstvermeerdering gekregen van ca. 100 kg per ha. Als het gewas normaal is moet men met deze overbemesting bijzonder voorzichtig zijn, daar het niet onmogelijk is, dat hierdoor een slapper gewas wordt verkregen met de bekende oogstproblemen. BESTRIJDING VAN LUIZEN. In enkele percelen graszaad worden luizen aan getroffen. Het is verstandig niet eerder tot een bespuiting over te gaan, dan wanneer de bezetting van dien aard is, dat het gewas er schade door on dervindt. Een bespuiting met een luisdodend mid del is dan op zijn plaats. Op grond van praktijk waarnemingen zijn we geneigd hierbij de voorkeur te geven aan systemische middelen. CHEMISCHE MIDDELEN IN DE DEKVRUCHT. Ten aanzien van de dekvrucht kan opgemerkt worden, dat hierin alle gebruikelijke chemische middelen kunnen worden toegepast, zonder dat het eronder gezaaide grasland hier hinder van onder vindt. INZAAI ONDER DEKVRUCHT. Bij inzaai van grasland tussen de rijen van erw ten of een andere dekvrucht, is een vaste onder grond gewenst. Bij aanhoudend droog weer is het immers belangrijk dat de capillaire opstijging zo goed mogelijk kan plaatsvinden, opdat het kie- mingsproces zo vlot mogelijk verloopt. De percelen graszaad die verleden jaar laat zijn aangeslagen, zijn niet de beste geworden. Probeer dit te voor komen door een goede start. Vervolg van pagina 361 Meestal moet in blauwmaanzaad gedund wor den. Een planten-aantal van 30-50 per m- vol doet het beste. Doorslaan met de lange hak keeft goed werk maar is tijdrovend. Overdwars schof felen met de wiedmachine is mogelijk bij een aeer geregelde stand. Het bezwaar is dat er nog te -grote bosjes blijven staan. Met de rijendun- machine kan zeer goed resultaat worden verkre gen. Het resultaat is beter naarmate het land vlakker ligt en niet te los, de opkomst en de stand geregeld zijn. De machine moet goed af gesteld zijn en de rijsnelheid aangepast aan de omstandigheden. Hoe meer ervaring, hoe beter resultaat. Begonnen kan worden wanneer de plantjes 4 blaadjes hebben. PEN snelle en gulle opkomst is voor dit gejwas gewenst. Bij het zaaien moet de grond „warm" zijn. Zijn de weersomstandigheden begin tnei niet gunstig om te zaaien, dan kan rustig tot in de derde week van mei worden gewacht. Zaaizaadontsmetting tegen bodemschimmels en aantasting tegen maden van de bonenvlieg is aan te bevelen. Dosering: 2 gram thiram en 2 gram aldrin 25 (of 2 gram van een middel dat beide bevat) per kg zaad geeft zeer goede resultaten. Chemische onkruidbestrijding met DNBP midde len, is kort na de opkomst mogelijk. AP de gemengde bedrijven vraagt, naast het vele werk op het bouwland, de graslandver zorging en voederwining de aandacht. Afgegraas de percelen slep,en en stikstofmeststoffen strooi en zijn werkzaamheden die niet te lang mogen worden uitgesteld. De imeest voorkomende onkrui den zoals boterbloem, akkerdistel en paardebloem kunnen begin mei zeer goed worden bestreden met groeistoffen. Boterbloem en akkerdistel met MCPA, paardebloem begin mei ook met MCPA. Later geven de esters van 2, 4-D beter resultaat op dit onkruid. Vooral de paardebloemen nemen de laatste ja ren zeer sterk toe. De bestrijding hiervan vraagt bijzondere aandacht. Door te trachten groeitrappen in de grasgroei te krijgen, kan worden voorkomen dat in te lang gewas moet worden ingeschaard. Ingekuild gras is een zeer goed wintervoer. Kuil daarom zo mo gelijk een hoeveelheid gras in. Dat is beter dan in te lang gras inscharen. want dit geeft verlie zen. Het inkuilen kan gebeuren met toevoeging van voederbieten, zuur. melasse of voordrogen zonder toevoeging. Wanneer 30 of meer goed fijngemalen voederbieten worden toegevoegd, geeft dit zeer goede resultaten. Inkuilen met zuur is goedkoop en bedrijfszeker. Beschikt men over waterleiding en een zuur- miengpompje, dan is deze werkwijze eenvoudig. Per 1000 kg gras is 10 liter onverdund zuur nodig. De voordroogkuil is nog goedkoper en gemak kelijker. Er dient winddroog te worden gemaaid. Minstens éénmaal intensief schudden is gewenst. Het gras moet gelijkmatig droog zijn. Wacht .met inkuilen tot het gras minder dan de helft weegt van het gewicht bij maaien. Snel werken, vooral bij de vOordroogkuil, is noodzakelijk. Breng direkt een gronddek van 1 meter op. Dit geldt voor alle kuilmethoden. Zware percelen hooiland dienen tijdig te wor den gemaaid. Wordt het gras van onder geel, dan geeft dit kwaliteitsverlies. Hooiwinning kan plaats hebben door middel van ruiters. Vooral wanneer jong bladrijk gras wordt gehooid, is ruiteren nodig. Kan tasventilatie worden toegepast, dan is ruitefren overbodig. Veelvuldig schudden is dan zeker gewenst. Het zeer vele werk vraagt deze maand van de boeT veel organisatievermogen. Bij een goe de organisatie en gedegen overleg, zonodig met inschakeling van een loonwerker, kan in korte tijd zeer veel werk worden verricht. Mededelingen van de R.L.V.D., GOES. W. JANSE. De vroege verspreiding van het bladrolvirus in een pootaardappelgewas kan worden tegengegaan door de bladluizen te doden met een z.g. systemisch insekticide, d.w.z. een insektendodend middel, dat snel door de plant wordt opgenomen en de gehela plant giftig voor zuigende insekten maakt. Deze vroege verspreiding gaat uit van de secun dair bladrolzieke planten in het gewas en geeft o.a. aanleiding tot de z.g. nestvorming van primair zieke planten. De beste methode om dit tegen te gaan, is de selectie, mits deze wordt uitgevoerd vóór de luizen in het gewas aanwezig zijn. Ondanks een goed uitgevoerde selectie kunnen, toch tegenvallers optreden, n.l. wanneer de blad luizen zo vroeg in het gewas voorkomen, dat de secundair bladrolzieke planten niet of nog niet voldoende duidelijk zijn te herkennen. Voor derge lijke gevallen is het gebruik van systemische mid delen verantwoord. Op grond van de ontwikkeling van de bladluizen en van het gewas is het tot op zekere hoogte moge lijk te beoordelen of een bestrijding gewenst is^ Daarom zal voor de gebieden, waar het uitvoeren van een bestrijding noodzakelijk is, een waarschu wing worden gegeven. In het deel van het land be zuiden de grote rivieren verdient het aanbeveling deze bestrijding in ieder geval uit te voeren. Men zal in deze gebieden meestal met 2 behan delingen kunnen volstaan. De eerste behandeling wordt dan bij opkomst van het gewas uitgevoerd, d.w.z. zodra ongeveer 900 van de planten is op gekomen, terwijl een eventuele tweede behandeling 12-14 dagen later plaatsheeft. In verband met het geringe bladoppervlak wordt de hoeveelheid middel bij de eerste behandeling tweemaal zo groot ge nomen als bij de tweede behandeling. Bovendien is het bij beide bespuitingen gewenst de spuitboom zo dicht mogelijk over het gewas te laten gaan, zo-! dat de meeste spuitvloeistof op de plantjes terecht komt. Ten slotte dient nog te worden opgemerkt, dat een behandeling van het gewas met deze middelen de teler niet ontheft van de plicht de selectie tijdig en goed uit te voeren. MIDDELEN Van de systemische insekticiden, die voor het ge bruik op pootaardappelen werden vrijgegeven, zijn thans 5 typen in de handel, die in onderstaand overzicht me.t de te gebruiken hoeveelheden zijn aangegeven. Veiligheids- Hoeveelheid in 1. termijn per ha in 12-14 d. weken bij op- na op- vóór komst komst de oogst demeton methpl t.i. (Meta-iso-systox) 1 0,5 6 fosfamidon (Liromidon) 1,5 1 4 thiometon (AAsystem, Aseptameton, Duphar, Dimeaat, Ekatin, Luxisteem, Unimeton) 2 I 4 endothion (Farming-S) 3 2 6 isolan-pyrazoxon (Primoxon) 2 1 1) Isolan pyrazoxon mag in de provincie Zeeland niet later dan 10 juni worden toegepast. De genoemde middelen moeten in een hoeveel heid water naar tenminste 400-600 1 ha worden ver spoten. Na een bespuiting dient men tenminste 3 dagen niet in het gewas te selecteren. Het mengen van deze middelen met Phytophthora-bestrijdings- middelen verdient in het algemeen geen aanbe veling. Laatstgenoemde middelen werken n.l. zeer opper vlakkig en kunnen daardoor de opname van do systemische insekticiden door de plant enigszins verhinderen. Systemische insekticiden zijn zeer giftig voor. mens en dier. Het gevaar voor een ernstige ver giftiging is vooral aanwezig bij inademing, aan raking met de huid en besmetting met de ogen. Ook mogen deze middelen niet met levensmiddelen of veevoeder in aanraking komen. Daarom moeten do op het etiket vermelde voorzorgsmaatregelen nauw keurig in acht worden genomen en dient het over waaien op aangrenzende percelen te worden voor komen, omdat bespoten gewassen en grasland lang giftig kunnen blijven. In verband met de meer of minder lange na werking is de toepassing van de systemische midden len aan bepaalde veiligheidstermijnen gebonden, die in bovenstaand overzicht zijn opgenomen. Daarom moet het gebruik van deze middelen worden ont raden op aardappelgewassen, waarvan de bestem ming nog niet vaststaat. Dit geldt in het bijzonder voor de vroege consumptierassen. Nadere inlichtingen worden verstrekt door da Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en de Planten- ziektenkundige Dienst.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 7