DE MAAAND MEI
op het Zeeuwse landbouwbedrijf
361
GRANEN
GRASZAAD
ERWTEN
VLAS
SUIKERBIETEN
AARDAPPELEN
UIEN
BLAUWMAANZAAD
Zie Terder pagina 3651
ZATERDAG 7 MET 1960
IN deze maand vraagt de verzorging van de
gewassen de volle aandacht. De cultuurgewas
sen groeien in deze maand zeer sneb ,maar ook de
belagers hiervan zoals onkruiden, schadelijke
insecten, schimmels en bacteriën zitten niet stil.
Aan de boer de taak om tezamen met zijn per
soneel en/of loonspuiter de gewassen zoveel mo
gelijk te beschermen door mechanische en che
mische bestrijding. Een goede organisatie van de
uit te voeren werkzaamheden is voor een vlot
verloop zeer belangrijk.
DE ontwikkeling van de wintertarwe is goed.
Mechanische onkruidbestrijding is niet meer
gewenst. Chemische bestrijding van wortelon
kruiden is mogelijk met groeistoffen. De akker
distel wordt bestreden met MCPA. klein hoef
blad met een dubbele dosis 2,4-D. Wanheer daar
naast veel muur en kleefkruid voorkomt, geeft
MCPP betere resultaten. Voor dit laatste middel
wordt het echter weer al vrij laat. terwijl proe
ven hebben aangetoond dat MCPP op winter
graan opbrengstderving kan vèroorzaken.
IN de zomergranen heeft een bestrijding van
zaadonkruiden met DNOC waarschijnlijk
niet veel zin meer. Zowel gewas als onkruid zul
len spoedig te groot zijn, voorzover het onkruid
niet met schoffels is vernietigd. De akkerdistel
kan met MCPA groeistoffen worden bestreden.
In zomergranen gebruike men geen 2,4-D.
Klaver of luzerne, zowel in granen als in
vlas, kunnen zeer ernstig beschadigd worden
door de bladrandkever, waardoor ze dikwijls
mislukken. Een -tijdige bestrijding van de
bladrandkever is daarom noodzakelijk.
EEN chemische bestrijding van wortelonkrui
den in een eerstejaars gewas is nog moge
lijk tot 15 mei. Het is absoluut noodzakelijk
een zwakke groeistof (MCPA) te gebruiken.
Slechts toepassen in uiterste noodzaak. Bij-men
ging van 20 kg ureum voorkomt een ernstige op
brengstdepressie.
Wordt nog graszaad ingezaaid na de laatste
bewerking in de dek vrucht o.a. erwten en blauw -
maanzaad, dan is ondiepe en geregelde zaai zeer
belangrijk; zaaidiepte 0,51 cm. De zaaimachine
nauwkeurig afdraaien is aan te bevelen. Het ge
bruik van drukrollen of stelwielen aan de zaai-
pijpen is gewenst. De zaaidiepte is dan goed te
regelen. Beschikt men niet over zulke wielen of
rollen, dan kunnen de pijpen min of meer verend
worden opgehangen met gummiringen 'bijv.
weckringen). De oneffenheden van de bodem
worden dan beter door de zaaipijpen gevolgd.
Vóór dat de erwten 5 cm lang zijn, kan het on
kruid mechanisch worden bestreden met on-
kruidegge en wiedmachine. Wanneer de erwten
voor de laatste maal worden geëgd, is het ge
wenst dit tegengesteld te doen aan de richting
waarin zal worden gemaaid. Dit vergemakkelijkt
het maaien of schoffelen. Als het gewas 5—15
cm groot is, kan chemische onkruidbestrijding
worden toegepast met dinoseb (DNBP) of Ivosit.
Om een goed resultaat te krijgen moet rekening
worden gehouden met:
a. de weersomstandigheden.
Gunstig is rustig donker weer met een tem
peratuur tussen 15 en 20° C en een luchtvoch
tigheid van 70 of hoger. Een droog gewas. Het
nieuwe middel Ivosit zou iets minder gevoelig
zijn voor de weersomstandigheden.
b. Het onkruid.
Dit wordt het best gedood wanneer het in het
kiemplantstadium is. Kamille, kleefkruid en
muur zijn na dit stadium weinig gevoelig
meer. Er moet dan DNBP 7,5 tot 12 liter, van
Ivosit 4—6 kg per ha worden gebruikt, afhan
kelijk van het gewas, van de grootte van de
onkruiden en van de weersomstandigheden.
DNPB bevattende middelen mogen niet met
andere bestrijdingsmiddelen worden gemengd.
Plaatselijk wordt ook gewerkt met Simazin,
een onkruidbestrijdingsmiddel met lange na
werking dat, toegepast op schone grond, de
erwten zo lang zou vrijwaren tegen vuil dat
ook het hinderlijke optreden van zwarte nacht
schade in juni en juli voorkomen zou worden.
Om het juiste tijdstip van toepassing vast te
stellen en een eventueel effect op de opbrengst
na te gaan, worden dit jaar proeven genomen.
Thrips en knopinade kunnen schade aanrich
ten. Bij ernstig optreden is een bestrijding da
delijk nodig. Het kan voorkomen dat de erw
tenplantjes er bont en kroezig uitzien en vrij
wel in groei stilstaan. De oorzaak is dan vaak
een ernstige thripsaantasting. Na een bespui
ting herstelt het gewas zich weer vlug. Daar
de erwten vroeg gezaaid zijn, kan in mei nog
geen aantasting van de galmug worden ver
wacht. Deze mug legt eitjes in de bloemknop
pen zodra de blaadjes waartussen de bloem
knoppen verscholen zijn, uiteen beginnen te
wijken. Uit deze eitjes komen maden (knop
inade). Daar de maden niet te bestrijden zijn,
dient de bestrijding tegen de mugjes te wor
den gericht. Middel: D. D. T. emulsie 25 °o
tegen 2 1/ha. Let op de waarschuwingen via
radio en kaart.
fTHEMISCHE onkruidbestrijding in vlas is
mogelijk wanneer het een lengte heeft van
410 om. Bij groeizaam weer verkeert het gewas
maar enkele dagen in dit stadium. Moeten zaad
onkruiden worden bestreden, dan dienen deze zo
klein mogelijk te zijn. Middelen: Natriumzout
van DNOC speciaal tegen zwaluwtong (wilde
boekweit).
MCPA groeistoffen, tegen witte krodde (dub
beltjes witte jan) en melde.
Wanneer zowel zaad als wortelonkruiden voor
komen, kan een mengsel van MCPA en Na-DNOC
worden gebruikt. Chemische onkruidbestrijding
in vlas is goed mogelijk, doch volledig succes
wordt slechts onder gunstige omstandigheden
verkregen. Spuit dan ook alleen bij uiterste nood
zaak. Als klaver of luzerne is ingezaaid, kan
hieraan ernstige schade worden veroorzaakt. Aan
de bestrijding van thrip en aardvlooien dient de
nodige aandacht te worden geschonken.
l|ET opeenzetten van de bieten zal begin deze
maand de volle aandacht vragen. Tijdig op
eenzetten is noodzakelijk. Dit tijdstip is aange
broken zodra de plantjes 4 blaadjes hebben.
Wacht men veel langer dan wordt, vooral bij een
dichte stand, de ontwikkeling van de jonge
plantjes sterk geremd.
Naast handwerk kan ook gebruik worden ge
maakt van de rijendunner. Mogelijk kan dit een
belangrijke arbeidsbesparing geven. Door machi
naal en handschoffelen moet het gewas onkruid-
vrij worden gehouden. Met de onkruidegge kan
opslag van zaaionkruiden in kiemplantstadium
worden bestreden.
VERSCHILLENDE insecten kunnen de bieten
beschadigen. De larve van de bietevlieg kan
het jonge blad beschadigen door vreterij. Deze
beschadiging li^kt tijdelijk ernstig, doch het ge
was herstelt zich meestal vlug. Een bestrijding
kan dan ook veelal achterwege blijven, behalve
bij een ernstige aantasting in een nog zeer klein
gewas. De bestrijding van de perzikbladluis en
de zwarte luis verdienen de volle aandacht. Dit
zijn de overbrengers en verspreiders van het
vergelingsziektevirus. Iedere bietenteler is wel
overtuigd van de schade die deze ziekte aan het
gewas kan toebrengen. De ontwikkeling van de
luizen en het optreden op de bietenvelden wordt
door het Instituut voor Rationele Suikerproduk-
tie en de Landbouwvoorlichtingsdienst nauwkeu
rig gevolgd. Het doel hiervan is de bietentelers,
zonodig streeksgewijze, tijdig op de hoogte te stel
len wanneer een bestrijding nodig wordt geacht.
De teler zelf dient, ook geregeld zijn gewas
te controleren. Bekijk daarbij het gewas niet
oppervlakkig, maar nauwkeurig. Bij de jonge
plantjes verschuilen de luizen zich meestal in
de gekrulde hartblaadjes. Ten onrechte denkt
men soms dat een bestrijding nog niet nodig
is. Zowel uit proeven als in de praktijk is ge
bleken, dat een bespuiting meestal nog te laat
wordt uitgevoerd. Een vroege besmetting met
het virus veroorzaakt de grootste opbrengst
derving. Tijdig bestrijden is daarom zeer be
langrijk.
De systemische middelen zijn de aangewezen
bestrijdingsmiddelen om vergelingsziekte te voor
komen. Waar het alleen om zuigschade gaat,
zijn ook parathion en Rogor te gebruiken.
|N spanning wordt afgewacht hoe de gezond-
heidstoestand van de aardappelen zal zijn, in
verband met de matige kwaliteit pootgoed. Ove
rigens is hieraan niets meer te veranderen. Voor
al wanneer nauw gepoot is, kunnen de reeds goed
kenbaar zieke planten beter maar vlug worden
verwijderd. Deze leveren toch geen consumptie-
waardige knollen.
De bewerking van geulen en ruggen dient al
zoveel mogelijk gebeurd te zijn. Enkele malen
bewerken is nog wel mogelijk, maar gewaakt
moet worden tegen beschadiging van stolonen en
wortels. Deze zijn al flink ontwikkeld zodra de
aardappelen goed boven staan. Hoe breed nog
tussen de ruggen bewerkt kan worden, kan men
zelf vaststellen afgaande op de ontwikkeling van
wortels en stolonen.
De apparaten voor deze bewerking worden
steeds beter. Na de schoffels en triltandeggetjes
beschikt men nu over aangedreven verkruime-
laars en rijen freesmachines. Met deze machines
kan het aantal bewerkingen worden verminderd,
afhankelijk van de grondsoort en het type ma
chine. Doel is:
a. het verkrijgen van aardappel ruggen met een
goede kruimelstructuur waardoor gunstige
groeivoorwaarden ontstaan. (Goede water- en
luchthuishouding
b. mooiere knolvorm
c. minder groene knollen in een hoog breed bed:
d. gemakkelijker rooien; vooral om met de zak-
kenrooier zonder al te veel grote kluiten in de
zak te kunnen rooien.
De bestrijding van de aardappelziekte vraagt
de aandacht. Mogelijk kunnen tegen het eind van
de maand sommige percelen zover ontwikkeld
zijn, dat een eerste bespuiting nodig is. Spuiten
op Bintje zodra de planten in de rij elkaar be
ginnen te raken. Verder kunnen enkele voor
zorgsmaatregelen worden genomen om een vroeg
tijdige infectie tegen te gaan. Deze maatregelen
zijn:
1. het vernietigen van opslag op aardappelafval
hopen en bij kuilen
2. het vernietigen van opslag op percelen waar
vorig jaar aardappelen zijn geteeld;
3. het verwijderen van zieke planten die van uit
de poter reeds zijn besmet.
Ruim deze infectiehaarden tijdig op j
DE verzorging van de uien beperkt zich hoofd
zakelijk tot de onkruidbestrijding.' Naast
handwieden kan ook chemische onkruidbestrij-
ding worden toegepast.
Met chloor I. P. C. kunnen zeer goede resulta
ten worden bereikt. Op lichte gronden tot 4 liter,
op zware gronden tot 6 liter voor eind juni te
verspuiten in 500-1000 liter water per ha. Spuiten
op een iets vochtige grond komt de onkruiddo-
dende werking ten goede. Toepassen op schoon"
land. De onkruiden worden in het kiemplantsta
dium gedood. Het dood geen klein kruiskruid. In
alveruien, plantuien le teeltjaar) en picklers
mag dit middel uiterlijk tot eind mei worden
aangewend. Een oppervlakkige grondbewerking
zal de werking van chloor IPC niet ongunstig
beinvloeden. Geringe hoeveelheden chloor IPC
in de vorm van vloeistofdruppels of damp kun
nen schade doen op aangrenzende gevoelige ge
wassen. Dit zijn vlas en blauwmaanzaad. Liggen
deze binnen 200 m afstand van het te bespuiten
perceel uien, dan mag niet met chloor IPC wor
den gespoten. Beschikt men over geschikte
spuitapparatuur en kleding, dan kan ook zwavel
zuur (s.g. 1.84) worden gebruikt.
DE ontwikkeling van dit gewas wordt op vele
percelen geremd door thripaantasting. De
groei komt bij een ernstige aantasting volkomen
tot stilstand, terwijl soms de tere plantjes af
sterven. Het optreden van thrips is moeilijk te
constateren. Meestal komt ook veel thrips voor op
de distels in het betreffende perceel. Dit is een
aanwijzing dat ook het blauwmaanzaad hieron
der lijdt. Een bestrijding is dan onmiddellijk no
dig. Er wordt nogal eens te vroeg uitgereden
waar een bespuiting zeker nog redding zou kun
nen brengen.