De maand APRIL op het Zeeuwse landbouwbedrijf 288 Een droge maart is goud waard, als t in april maar regenen wil ZEEUWS LANDBOUWBLAD 55 Het goud van maart hebben we binnen en we mogen gerust van een vroeg voorjaar spreken. Het gevolg is geweest dat op vrij veel bedrijven eind maart, behalve de aardappelen, vrijwel alles in de grond zat. Met het vroeg of minder vroeg zaaien heeft zo langzamerhand een ieder zijn eigen ervaringen opgedaan. Zo heeft de een half maart reeds suikerbieten gezaaid, terwijl anderen dit eerst begin april willen doen. De mogelijkheden van de in dit artikel besproken verplegings- werkzaamheden voor deze maand, zullen van bedrijf tot bedrijf dan ook sterk uiteen kunnen lopen. 99 ONKRUIDBESTRIJDING PEN chemische onkruidbestrijding kan zeer goede resultaten opleveren, mits toegepast in het plan van een goede bedrijfsvoering. Laatgezaaide zomergranen kunnen niet volko men onkruidvrij gehouden worden; vroeg gezaai de daarentegen wel door een op tijd uitgevoerde bespuiting. Verder is het beter om op een perceel waarop nu graan staat, maar volgend jaar vlas moet komen, geen ondervrucht te zaaien. Dan kan in de stoppel en in het voorjaar een flinke onkruidbestrijding uitgevoerd worden. Dit zou meer waard kunnen zijn dan een groenbemes- tingsgewas. WINTERTARWE DE meeste percelen zijn reeds een paar keer geëgd. Voor de bestrijding van muur en an dere eenjarige onkruiden met DNOC is het nu wel erg laat. De grote pollen zijn niet meer goed te doden. Mogelijk kan de groeistof MCPP dan nog uitkomst brengen. Tegen distels en andere wortelonkruiden worden groeistoffen gebruikt. De tarwe moet dan ongeveer een lengte hebben van 20 cm. Distels zijn erg gevoelig in het knop- stadium. Komen er alleen distels voor, dan kan MC PA gebruikt worden. Bij distels, muur en kleefkruid geeft de MCPP betere resultaten. Dit middel werkt zeer heftig in op ondergezaaide klaver. Tegen distels in granen met klaver als ondervrucht kan MCPB gebruikt worden. De kla ver moet dan enkele blaadjes hebben gevormd. Luzerne is weer wel gevoelig voor dit middel. ZOMERGRANEN WANNEER zomergraan 3 tot 6 blaadjes bezit, kunnen zaadonkruiden bestreden worden met DNOC. Na een dag of tien is het weer mo gelijk om klaver te zaaien. Een behandeling met groeistoffen kan plaats vinden bij een lengte van 20 cm, maar dat zal in april nog niet mogelijk zijn. In alle granen geldt datwaar klaver of luzer ne is ondergezaaid, de bespuiting met groeistof fen het best kan worden uitgevoerd, wanneer het graan de ondervrucht zoveel mogelijk heeft be dekt. GRASZAAD ER zal ook dit voorjaar weer veel graszaad on der dek vrucht worden uitgezaaid. Vaak wordt in de dekvrucht b.v. in vlas, enz. een che mische onkruidbestrijding toegepast. Hiertegen as meestal geen bezwaar, mits er geen groeistof fen gebruikt worden wanneer de eronder uitge zaaide graszaden zich in kiemstadium bevinden. Granen zijn minder geschikt als dekvrucht voor graszaad. In een dekvrucht waaronder graszaad is uit gezaaid, mag niet meer geëgd worden. Is eggen wel noodzakelijk, dan het grasland na de laatste grondbewerking zaaien. Bij de teelt van graszaad verdient het aanbeveling de adviezen van de contracterende firma's op te volgen. ERWTEN DOOR schoffelen en eggen kan veel onkruid vernietigd worden. Dit kan in één werkgang worden uitgevoerd. Tijdig beginnen is noodzake lijk. Ook met de rijendunner zijn zeer goede re sultaten te bereiken. Wanneer de erwten 512 cm groot zijn, kan zonodig een chemische bestrij ding uitgevoerd worden met DNBP. VLAS SPUITEN is mogelijk, maar het blijft een noodmaatregel. Moet men spuiten, benut dan elk gunstig mo ment zodra het vlas 48 cm lang is. Zeer be langrijk is het om eerst na te gaan welke onkrui den er in het vlas voorkomen. Te gebruikenNa- DNOC tegen wilde boekweit, MCPA tegen witte krodde (witte Jan) en melde. Wanneer alle soor ten onkruiden voorkomen, verdient een mengsel van Na-DNOC MCPA de voorkeur. UIEN yOOR opkomst: 30 1. PCP olie/ha en dan 5 da- gen vóór opkomst. Bij veel regen kort na het spuiten kan er schade ontstaan. Het nieuwe middel Tri-PE kan tot kort vóór de opkomst wor den toegepast en is veiliger. MA opkomst: chloor-IPC. Op zavel- en klei- gronden 6 liter en op de lichtere gronden 4 liter/ha. Dit middel is toe te passen van het mo ment af dat het gewas 3 a 4 cm lang is. Chloor- IPC werkt voornamelijk tegen kiemende onkrui den en doodt geen klein kruiskruid (sense juun). Aan middel kost het 100./ha. Chloor-IPC mag niet gespoten worden als er binnen 200 m afstand vlas of blauwmaanzaad ligt. Door dampwerking van chloor-IPC kan name lijk op vrij grote afstand nog schade aan deze gewassen ontstaan. Zowel vóór als na de opkomst is verder zwa velzuur te gebruiken. De spuitapparatuur en de kleding moeten zuurbestendig zijn. BLAUWMAANZAAD niT gewas dient reeds gezaaid te zijn. Zaaien na eind maart geeft over het algemeen la gere opbrengsten. Aan de verpleging dient veel aandacht besteed te worden. Proeven hebben aangetoond dat 30-50 planten per vierkante meter het beste voldoet. Overdwars schoffelen of gebruik van de rijen dunner brengt ons al een eind in die richting. Het doorslaan met de hand vraagt veel te veel werk en is ook niet nodig. De overgebleven bosjes mogen echter niet te dik zijn. Eggen na uitdunnen geeft vaak veel schade aan de overgebleven planten. BIETEN DE chemische onkruidbestrijding staat bij dit gewas nog in de kinderschoenen. Vrij veel percelen worden nog met de lange of de korte hak opeengezet. Het op maat zetten dient te be ginnen zodra het 3e en 4e blad van de bieten- plant goed zichtbaar zijn. Het gewenste aantal planten bedraagt 70.000/ha. Bij een rijenafstand van 40 of 50 cm bedraagt de gemiddelde afstand tussen de planten resp. 35 en 28 cm. Bij het uit dunnen op de knieën is het gebruik van een stel goede kniebeschermers onmisbaar. Deze zijn in de handel verkrijgbaar voor 14,per stel. Overbodig is het zeker niet, als we zien dat per jaar circa 2000 personen voor enige tijd door knieverwondingen worden uitgeschakeld. Naast een goede onkruideg is voor het wieden in de rijen de rijendunner een goed bruikbaar werktuig gebleken. Direkt na opkomst kan met de verende tanden een uitstekende onkruidbe strijding worden verkregen. Het uitdunnen van de rijen kan het best met de mesjes gebeuren. De dunelementen moeten zoveel mogelijk midden boven de rij werken Om het grootst mogelijke effect te bereiken is het noodzakelijk vooraf tellingen te verrichten om een juist inzicht te krijgen in de stand van de bieten vóór en na het gebruik van de rijen dunner. De standdichtheid wordt uitgedrukt in het percentage bieten bevattende duimen: b.b.d. De standdichtheid stellen we vast met behulp van een lat van 250 cm, verdeeld in 100 stukjes van 2,5 cm. Door nu eerst na te gaan welke stuk jes van 2,5 cm één plant en welke bosjes bevat, wordt het percentage eenlingen en het percenta ge bosjes bepaald. De som van die beide geeft ons het °/o b.b.d. Laten we nu eens aannemen dat dit percentage vóór een bewerking 40 en na een bewerking 20 bedraagt, dan was de dun-intensi- teit 50 Een stand van 3035 b.b.d. is een goede uitgangsstand gebleken om tenslotte 65 70.000 planten/ha over te houden. Het is beslist nodig dat er vroeg wordt begonnen, liefst in het tweebladstadium. Het doel van de rijendunner is om zo spoedig mogelijk alleenstaande planten te krijgen. Er moet ondiep worden gewerkt, waarom een vlak zaaibed noodzakelijk is. Bij gebruik van de rijendunner moet men veel ervaring op doen. Zonder de telling durven velen niet verder te gaan dan één bewerking en dan nog met de verende tanden. Deze vernietigen het onkruid in kiemstadium zeer goed, maar de uit dunintensiteit is gering. Het werken met de dun- intensiteiten, aangegeven in de tabellen, is een vrij lastige zaak. Aangezien de meeste rijendun- ners door de aftakas van de trekker worden aan gedreven, is dus het toerental doorslaggevend en daarnaast de rijsnelheid. Bij een regelmatige stand is het goed mogelijk om drie bewerkingen met de rijendunner uit te voeren. Bij het werken met mesjes doet men er goed aan de tweede be werking met het dubbele aantal dunslagen t.o.v. de eerste bewerking uit t,e voeren. Het opeen- zetten van de bieten begint dan meestal 3 tot 7 dagen na de laatste bewerking met de rijendun ner. Het gewas moet zich n.l. eerst herstellen. Het gebruik van de rijendunner moet meer ge zien worden als mechanische onkruidbestrijding met daarnaast de mogelijkheid tot arbeidsbespa ring bij het opeenzetten en de arbeidsspreiding over een langere periode. AARDAPPELEN yoORAL bij de eerst gepote aardappelen was de grond onderin vaak minder goed dan bo venop. Hoewel de aardappelen tegenwoordig als het ware bovenop de grond gezet worden zal het, om straks beter te kunnen rooien, noodzakelijk zijn, direkt aandacht te gaan besteden aan de verzorging van de aardappelruggen. Dit is ook van belang voor het rooien met de breedwerpige- en de voorraadrooiers, maar zeer zeker voor de zakkenrooiers. Het is een eerste vereiste om voldoende losse grond op de aardap pelen te brengen om zonder al te veel grote klui ten in de zak te kunnen rooien. Uitgaande van égaal geploegd land worden in het voorjaar de bedden bewerkt met schoffelen en egjes (b.v. Flieregjes). Breed maar ondiep be ginnen en geleidelijk aan dieper gaan geeft goede resultaten. Schoffelen en aanaarden kan in één bewerking gebeuren. Met een licht onkruidegge kunnen de ruggen af geëgd worden. Het aantal bewerkingen hangt sterk af van allerlei omstandigheden. Uitstellen van de eerste bewerking of te lange wachttijden tussen twee bewerkingen in, is funest en geeft later bij het rooien nog veel teleurstel lingen. In de praktijk is gebleken dat bij een goede struktuur de grond in 4 tot 5 bewerkingen vol doende kluitvrij te maken is, terwijl voor de zwaardere kleigronden dit zeker met enkele be-; werkingen zal moeten worden verhoogd. In de praktijk zijn enkele freesmachines van het systeem Hoekenga aangekocht voor het be werken van de aardappelruggen. De eerste in drukken zijn gunstig. Zeer snel bewerken na het poten, is ook hierbij noodzakelijk. Het aantal bewerkingen kan tot ongeveer 3 teruggebracht worden, waarvan tweemaal direkt achter elkaar vlak na het poten en de derde maal bij de op komst van het gewas. WELKE INSEKTEN ZIEN WE REEDS IN APRIL a. Bladrandkever in erwten. Zijn te bestrijden met DDT. b. Vroege akkerthrips in erwten en vlas. Tegen deze insekten geen DDT, wel b.v. para- thion, heptachloor, dieldrin of Rogor gebrui ken. Deze middelen werken ook tegen de bladrandkever. c. Aardvlooien in diverse gewassen. Bestrijden met DDT of parathion. Over het algemeen valt de schade door aard vlooien wel mee. Speciale aandacht dient besteed te worden aan: a. Emelten. Dit zijn grauwe pootloze larven zonder duide lijke kop. b. Aardrupsen. Zijn meestal groter, donker van kleur en heb ben 8 paar poten en een duidelijke kop. Zij liggen vaak c-vormig in de grond opgerold. Beide insekten als volgt bestrijden: dieldrin, parathion, lindaan of heptachloor mengen met 25 kg zemelen/ha en 15 liter water. Het geheel tegen de avond op de grond uit strooien. RUNDVEEHOUDERIJ IN deze maand zal veel vee de stal weer met de weide verwisselen. Deze overgang naar het verse eiwitrijke gras en de daardoor dreigende kopziekte, zien vele boeren als een angstige periode. Het gevaar voor de ziekte kan beperkt worden door het geven van magnesiumhoudende koekjes en wel 3 dagen vóór de koeien in de weide gaan tot 3 a 4 weken daarna. Aan hoogdrachtige koeien mogen deze koekjes niet verstrekt worden. Belangrijk bij de overgang naar de weide is verder het bijvoeren van pulp, hooi of stro. Dit is een welkome aanvulling bij het verse gras, maar tegen kopziekte schijnt het weinig te hel pen. Voederbieten zijn kalirijk en werken dus ook ongunstig. Pulp is nog het beste bijvoer. R.L.V.D., Goes. J. H. VAN NIEUWENHUIZEN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 8