DE ONTWIKKELING VAN DE VEEHOUDERIJ IN ZEELAND TOESLAG LICHTE VARKENS VERHOOGD kalverbrok/cs UT mengvoeder UT voorkóm! von/tilling r ZATERDAG 2 MAART I960 247 (Ontleend aan het Jaarverslag 1959 van de Rijks veeteelt- en Zuivelvoorlichtingsdienst.) DE RUNDVEEHOUDERIJ yOWEL op de gemengde bedrijven als op ver- schillende akkerbouwbedrijven in Zeeland nam de rundveehouderij in het afgelopen jaar in omvang toe. Deze uitbreiding is een voortzetting van de ontwikkeling in de laatste jaren. In de periode van 1954-1957 schommelde de vee bezetting van omstreeks 75.000 stuks bij de mei-tel lingen tot gemiddeld 85.000 bij de decemberinventa- risatie. De grote verschillen in veebezetting in zomer en winter zijn in Zeeland een normaal verschijnsel dat zijn oorzaak vindt in de aanzienlijke aankopen in de nazomer van voor mest vee en kalf vaarzen bestemd jongvee (ten dele ook koeien voor meste- rij). Sedert 1956 valt een opmerkelijke uitbreiding van de rundveehouderij te constateren met een maximale bezetting van ongeveer 95.200 in mei en 97.300 stuks in december 1959, In vergelijking met 1958 betekent dit een uitbreiding van 8 */o, resp. 6,5 °/b. Als gevolg van de droogte is in het najaar wat minder vee voor het stalmesten aangekocht dan het jaar te voren. Op ongeveer 6200 veehouderijbedrijven steeg niettemin de veebezetting van 14,6 stuks in decem ber 1958 tot 15,5 in december 1959. Het aantai vee bedrijven zonder melkvee (de grotere akkerbouw bedrijven) bedraagt ongeveer 900). Dit betekent dat er ten naaste bij 5300 bedrijven in Zeeland zijn waar melkvee wordt gehouden. De gemiddelde melkveebezetting is 3,6 per bedrijf. De samenstelling van de rundveehouderij was in 1959 als volgt: Mei 1959 Dec. 1959 Totaal runvee 95.191 97.336 Melkvee 18.987 19.186 Jongvee boven 1 jaar 32.283 33.937 Jongvee beneden 1 jaar 24.476 20.816 Mestvee 32.283 33.937 Stieren boven 1 jaar 352 359 T-yE sterke uitbreiding van de mesterij is frappant, wanneer we uitgaan van een normale mestvee- bezetting in de jaren tot 1956 van 8000 a 9000 stuks. De mesterij op de bietenkoppen en in de stalperiode past zeer goed op het gecombineerde akkerbouw^ bedrijf. Vetweiden komt veel minder voor als ge volg van het zeer beperkte weilandareaal op de meeste bedrijven. De dieren worden hoofdzakelijk in de periode van augustus tot oktober aangekocht als pinken en in de maanden maart tot juni als slachtvaarzen van omstreeks 2 jaar afgezet. Daarnaast worden, het meest in Midden- en Noord-Zeeland, vrij veel uitgestoten koeien gemest, terwijl ook op bepaalde bedrijven het mesten van ossen traditioneel blijft. Het opkweken van jonge stieren voor de vlee§pro- duktie, welke tot een leeftijd van plm. 15 maanden wordèn gemest, vindt mede door een wijziging van het Zeeuws Stierenreglement in 1959, ruimer toe passing. De produktie van kalfvaarzen voor de handel, voor een goed deel uit aangekochte graskalveren en pinken verkregen, die vooral in Walcheren en Zeeuwsch-Vlaanderen altijd een rol van betekenis heeft gespeeld, heeft enig terrein verloren op de vleesproduktië. Deze laatste heeft zich dus sterker dan voorheen gericht op het mesten van jonge dieren. De typische mesterij van kalveren komt in Zeeland t( t heden heel weinig voor. Zoals uit bovenstaande cijfers blijkt is de melk veehouderij in Zeeland van beperkte omvang. De verhouding melkvee tot overig rundvee bedraagt ongeveer 1 öp 4. Bij een uitbreiding wan de vlees- produktie weet zich de melkveestapel vrijwel te handhaven. P"R traden echter in de laatste jaren belangrijke verschuivingen op. Op het kleinere gemengde bedrijfstype, in het bijzonder op de gesaneerde be drijven in de herverkavelingsgebieden van Schou- wen-Duiveland, Tholen en Walcheren, alsook in de zandstreken van Zeeuwsch-Vlaanderen, is sprake van enige uitbreiding van de melkveestapel. Daar entegen neemt de melkveestapel op de grotere akkèrbouwbedrijven nog verder af. In december jl. werden 30 van de Zeeuwse melkkoeien in Zeeuwsch-Vlaanderen, 27 in Walcheren, 20 V# in de Bevelanden. 13 in Schouwen-Duiveland en 10 in Tholen-St. Philipsland gehouden. Van de ruim 19000 melkkoeien worden er ruim 6000, van bijna 1200 veehouders, op produktie ge controleerd. Het produktiepeil is uitstekend. De gemiddelde opbrengst van deze koeien bedroeg in 1957/'58 4767 kg melk met 3,810 o vet en 182 kg vet in 310 dagen. De veeverbetering wordt verder vooral gestimu leerd door de K.L, Iii 1959 werden 11863 koeien en vaarzen kunstmatig geïnsemineerd. Die K.L is ge organiseerd in een 6-tal regionale verenigingen die aangesloten zijn bij een Coöp. Centraal- Stieren station bij Goes. De melkprod uk tie was in 1959/ ondanks de droogte, evenals in andere delen van het land, hoger dan in vorige jaren. Door de fabrieken werd ongeveer 56,8 miljoen kg melk verwerkt, dit is 2 miljoen kg meer dan in 1958. Alleen Noord-Beve land is nog volledig melkgebied; in dit gebied werd ruim 0,5 miljoen kg boerenconsumptiemelk afge leverd. DE VARKENSHOUDERIJ TJOEWEL de varkensmesterij, provinciaal gezien, van beperkte omvang is, was er, analoog aan de landelijke ontwikkeling, in 1959 een duidelijke toename van de varkensstapel. De uitbreiding be droeg in 1959 14 n'o. Opmerkelijk hierbij is dat het aantal bedrijven waar varkens worden gehouden met 341 terugliep, van 5474 in december 1958 tot 5133 in december jl. Dit wijst op enige uitbreiding en concentratie van de varkenshouderij op het klei nere bedrijf, een ontwikkeling, die ook bij de melk veehouderij werd gesignaleerd. Omvang en samenstelling van de varkenshouderij blijkt uit de december-inventarisaties. Totaal varkens Fokzeugen Biggen Mestvarkens Beren December '58 21.404 3.228 7.237 10.897 42 December '59 24.372 4.235 8.743 11.403 51 De fokzeugenslapel steeg met 31 */o. In Zeeuwsch- Vlaanderen (vooral in de grensgemeenten) wordt 57 van de Zeeuwse varkensstapel gehouden en niet minder dan 78 van het aantal fokzeugen. Het varkensstamboek voor Zeeland, dat de var kens van het N.L.type registreert (slechts op enkele mestbedrijven worden Gr. Yorkshire biggen aan gekocht en in Zeeuwsch-Vlaanderen is een zeer beperkte belangstelling voor het Piëtrainvarken), ontwikkelde zich in het afgelonen jaar gunstig. Het ledental steeg van 213 tot 260. vooral in Walcheren en Zeeuwsch-Vlaanderen. De belang stelling voor enkele regionale varkensfokdagen is toenemend. In 1959 werd te Goes de eerste geslaagde Provinciale Varlcensfokdag gehouden. Door bemiddeling van het Stamboek werd de kern van fokvarkens belangrijk versterkt door aan kopen van goed doorgefokte opfokzeugjes en beren in andere provincies. De kwaliteit van het man lijk fokmateriaal staat reeds op een goed peil. In een 4-tal gestichte verenigingen voor doelmatige varkenshouderij wordt in toenemende mate aan dacht besteed aan selectie od type en voederver- bruik (praktijkproeven), welke kenmerken sterk gekoppeld zijn aan de slachtkwaliteit. Vooral in Zeeuwsch-Vlaanderen is een achterstand, waar de invloed van het te spekkige Vlaamse varken bij de zeugen nog goed merkbaar is. DE PAARDENSTAPEL T"\EZE nam in 1959 verder af, nl. met 7 tegen 5 in 1958. Voor het eerst is de «n Zeeuwse paardenstapel. met een bezetting van 9940 dieren, beneden de 10.000 ge daald. Het aantal naardenbedriiven ver minderde met 234. Bij een geleidelijk nog voortgaande vermindering van de oudere werkpaarden handhaafde zich het aantal veulens ruim. Een groot deel van de jonge paarden vindt echter ziin bestemming voor de slacht. Ook gezien in het licht van de voortschrijdende motorisatie en mechani satie op het, kleinere landbouwbedrijf, is er een reëel tekort aan beleerde werkpaar den. De statistiek geeft aan dat gemiddeld voor een trekker een span paarden wordt vervangen. De mei-inventarisatie van 1959 geeft het volgende beeld van de omvang en samenstelling van de Zeeuwse paarden stapel. De paarden komen op 4456 bedrij ven voor. Totaal paarden Jonger dan 1 jaar Van 1 tol 2 jaar 3 jaar en ouder Mei 1959 10.701 1.006 1.608 8.087 Mei 1958 9.940 1.032 1.501 7.407 De georganiseerde paardenfokkerij on dervond ook de invloed van de afname van het paardengebruik. De afdeling Zeeland van het Ned. Trekpaard Stamboek zag haar ledental verminderen van 2037 tot 2001, ondanks een ledenwerfactie. De aan voer van stamboekpaarden op de heng sten-. merrie- en veulenkeuringen was minder dan het voorgaande jaar. Niette min blijft een goede publieke belangstel ling in het algemeen bestaan. De paarden fokkerij heeft in Zeeland van oudsher sterke fundamenten in een grote liefde voor het paard en zijn verrichtingen. Dat komt ook naar voren in de landelijke rui tersport, die, uiteraard met het landbouw- tuigpaard, in de landelijke rijverenigingen wordi beoefend. Het V.L.N. telt in Zeeland een 70-tal leden. Voor de fokkerij van Shetlandoony's bestaat een Provinciale fokvereniging met 20 leden. DE SCHAPENHOUDERIJ T^E schapenhouderij heeft in Zeeland in de laatste 10 jaren een belangrijke groei meegemaakt. Het aantal schapen steeg van minder dan 10.000 tot bijna 16.000. Overeenkomstig de landelijke ont wikkeling liep de schapenstapel in 1959 enigszins terug. De vermindering bedroeg 4 Het aantal schapen per bedrijf nam echter toe. Opmerkelijk is dat de schapenhouderij in kuddeverband op dijken en schorren terrein heeft verloren aan weideschapen in bedrijfsverband. De kwaliteit en het rendement van de schapen is de laatste jaren niet onbelangrijk verbeterd. Het aantal bedrijven met schapen bedroeg bij de decem- berinventarisatie 862. De tellingen geven het volgende beeld van de Zeeuwse schapenstapel. Totaal schapen waarvan lammeren Mei 1958 15.695 6.804 Mei 1959 15:024 6.610 De fokkerij richt zich op het Texelse ras. Alleen op Walcheren komen nog enkele melkschapen voor. De geregistreerde fokkerij in het verband van het schapenstamboek voor Zeeland kon zich in 1959 goed handhaven. Het ledental steeg van 171 tot 178, daarbij komen nog 18 leden van de afdeling melk schapen. Naast enkele regionale keuringen heeft vooral de jaarlijkse Provinciale Schapenfokdag te Qoes (sinds 1956) betekenis voor fokkerij en handel. T,er versterking van de bloedopbouw van het stamboek materiaal werden ook in 1959 een aantal fokram- men van goed type en afstamming in Holland aan gekocht. De afdeling Zeeland van de Ned. Wol federatie telt ruim 1600 leden. In het afgelopen jaar werd aan deze federatie ruim 33.000 kg Zeeuwse wol geleverd. Bij de wolinname bleek dat het rendement ge middeld hoger en het vachtgewicht gemiddeld lager was dan in voorgaande jaren. Maart 1960. De Bijksveeteeltconsulent, Ir. W. L. HARMSEN. In verband met een verdere daling in de var- kensprijzen heeft het bestuur van het Produkt- schap voor Vee en Vlees besloten de toeslag voor slachtvarkens van 63 tot en met 70 kg, voor zover niet tot bacon verwerkt, met ingang van j.l. maan dag 21 maart tot 15 cent per kg koud geslacht ge wicht te verhogen. {Advertentie) mot jraberbnolr/esKIT een precies? voorziening met eiwitten, mineralen, vitaminen en sporenele menten een vlotte en voordelige opfok door een verant woorde besparing op volle melk een goede pensontwikkeling de onmisbare schakel in het groeiproces van kalf tot ruim ontwikkeld, hecht pro- duktiedfer U. TWIJNSTRA'sOUEf ABRIEKEN N.V., AKKRUM-MAARSSEN

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 7