Is blauwmaanzaad een
geschikt noodgewas?
ZATERDAG 5 NA ART 1 9 8
187
Dr ïr E. VAN ROON
J^OND de teelt van blauwmaanzaad zijn in de na-oorlogse jaren tal van vragen
gerezen. Verontrustend zijn vooral twee verschijnselen: de achteruitgang van de
de zaadopbrengst van 1200 kg (vóór de tweede wereldoorlog) tot nog geen 900 kg per
ha (gemiddeld na-oorlogse periode) en de verslechtering van de zaadkwaliteit.
J^EZE twee feiten vormden het uitgangspunt van een voordracht over de moderne
teelttechniek van blauwmaanzaad, die gehouden werd ter gelegenheid van 'n voor
lichtingsmiddag te Goes op 26 februari j.l.. georganiseerd door de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij.
T)E behandeling van de oorzaken, die deze verschijnselen hebben opgeroepen, leidde
vanzelf tot de vraag of men blauwmaanzaad als een geschikt noodgewas kan be
schouwen, dan wel of men het meer doelbewust in het bouwplan dient op te nemen.
OPBRENGSTDALING
rvK teelt van blauwmaanzaad is in ons land nog
v betrekkelijk jong. Wel spreekt men al rond
1800 van heul of papaver als een bijzonder nuttige
teelt, maar pas in de loop van deze eeuw werd het
gewas van enige betekenis. Vooral in Zeeland is dit
het geval, al schommelt het oppervlak danig onder
invloed van de sterk wisselende prijzen.
De gewasdunner aan het werk.
(Foto: Zijdewind.)
Oude boeren spreken gaarne over hoe goed en
mooi het vroeger wel was. Zo herinneren zij zich
nog best, dat in de twintiger jaren de zaadopbreng
sten geweldig hoog waren, blauwmaanzaad zou
in die dagen 1600 tot 2400 kg per ha opgebracht
hebben. De statistiek levert gegevens, die minder
welsprekend zijn. Na 1923 en tot en met 1939 is er
maar één jaar, waarin de gemiddelde opbrengst
hoger was dan 1400 kg en waren er maar twee
tussen 1300 en 1400 kg per ha. Over al deze jaren
bedraagt dan de opbrengst doorééngenomen ca
1200 kg per ha.
Momenteel vindt men dit vooroorlogse niveau al
een beste opbrengst. Nu is het niet onmogelijk, dat
de jaarverschillen samenhangen met bepaalde
klimaatsfactoren zoals de neerslaghoeveelheden en
de windkracht in de bloei- en afrij pingsperiode.
Een fundamenteel gericht laboratoriumonderzoek
hierover is thans gaande. Al met zekerheid is vast
gesteld, dat regen tijdens de bloei de opbrengst
nadelig beïnvloedt. Over de jaren 1924 t/m 1940
is aen zgn. regressievergelijking opgesteld, die het
verband weergeeft tussen de hoeveelheid neerslag
van begin bloei tot de oogst en de zaadopbrengst.
Men kan deze vergelijking gebruiken om aan de
hand van regencijfers de produktie in de na-oor
logse jaren te berekenen (extrapolexen). De be
rekende opbrengsten liggen dan steeds boven de
werkelijke.
Hieruit blijkt wat eigenlijk ook al zonder
meer duidelijk was dat voor het verschil der
opbrengsten van vóór en na de oorlog niet uit
sluitend de weertoestand aansprakelijk kan
worden gesteld.
Er moesten dus andere oorzaken aangewezen
kunnen worden en het leek ons aan het begin
van een vijf jaren durende onderzoekperiode
niet uitgesloten, dat deze op teelttechnisch vlak
zouden worden gevonden.
KLACHTEN OVER DE KWALITEIT
UAN exporteurszijde is er met nadruk op gewe-
zen, dat de laatste tijd de zaadkwaliteiten niet
meer zo zijn als vroeger. De klachten kunnen als
volgt worden samengevat.
Q MEN vindt in boerenschone partijen te veel
miskleurige zaden. Het zaad is vaak bont.
Naast de gewenste blauwe korrels worden
t zwarte zaden aangetroffen en heel dikwijls
blijkt een zekere mate van kneuzing hiervan
de oorzaak te zijn. Blauwmaanzaad bevat veel
olie en deze komt naar buiten bij beschadiging.
De blauwachtige kleur gaat verloren, de prak
tijk zegt: „de waslaag wordt opgelost". Eigen
lijk is het geen waslaag. Het zijn calciumoxa-
laatkristallen. Wat er precies gebeurt doet hier
echter weinig ter zake. Belangrijk is, dat de
uitgetreden olie niet alleen de kleur bederft,
maar ook de partij vonzig maakt. Omdat het
artikel bijna geheel in de consumptiesector
verdwijnt (export naar West-Duitsland en
U. S. A.) is het duidelijk dat slechte reuk, ran
zigheid en bedorven smaak niet gewenst zijn.
Er zijn ook andere oorzaken voor dit verschijn
sel dan beschadiging alléén. Wij komen hierop
straks terug.
HERDER blijken er de laatste jaren nogal
eens steen raketzaden in het maanzaad
voor te komen. Het zijn oranje onkruidzaadjes,
waarvan gewicht en grootte overeenkomen
met betrekkelijk fijne maanzaden. Zij zijn dus
moeilijk uit te schonen en smaken enorm bit
ter. Eén van onze afnemers, Oostenrijk, heeft
al meerdere malen partijen met deze veront
reiniging geweigerd en teruggestuurd.
9 TENSLOTTE komen er teveel gronddelen in
het zaad voor. Deze en andere gebreken
hebben eveneens met teeltmethoden te maken,
zodat zij niet afzonderlijk zullen worden be
sproken.
Geruiterd blauwmaanzaad.
(Foto: Zijdewind.)
MODERNE TEELTTECHNIEK
PLAATS IN HET BOUWPLAN
PNQUETES wijzen uit, dat blauwmaanzaad het
meest na granen wordt verbouwd. Nu zal dat
wel eens niet anders kunnen, omdat granen ook
op de Zuid-Westelijke zeeklei een ruime plaats in
het bouwplan opeisen. Wij zijn er stellig van over
tuigd, dat in vroeger dagen aan blauwmaanzaad
een betere voorvrucht werd gegeven. Men zocht
een best stuk land op, liefst met oude kracht,
Van stam maaidorsen slaagt alleen bij uitzondering
Aardappelen, karvvij en stambonen staan als voor
vrucht beter aangeschreven en werden vroeger
naar oude telers ons verzekerden ook meer ge
kozen. Ook erwten staan goed bekend, mits het
land niet te vuil is en gedacht wordt aan de be
strijding van de vroege akkerthrips.
Ongetwijfeld zijn er-nu meer gelegen
heidstelers dan voorheen. Zij plaatsen
de teelt na vlas, na uitgewinterde granen
en na mislukte koolzaad- of voorjaars
zaaisels, op vuile percelen en die van
minder goede structuur, kortom zij zijn
min of meer geneigd deze teelt als sluit
post van het bouwplan te beschouwen.
Het staat vast, dat blauwmaanzaad
deze verruiming slecht verdraagt. Men
noemt de plant wel een „tere juffer", die
liefderijk verzorgd dient te worden.
HET ZAAIBED EN HET ZAAIEN
DIT geldt ook ten aanzien van het klaarmaken
van het zaaibed. Een fijne, vlakke, maar on
diepe toplaag is de eis. Blauwmaanzaad is zeer
fijn en bovendien een trage kiemer. Er moet ondiep
gezaaid worden, maar niet over en tussen grove
kluiten Mechanismen, die ondiep zaaien, verlagen
het opkomstrisico. Op vlak land kan straks de dun-
machine goed terecht.
Naar ons inzicht gebruikt men nog teveel zaai
zaad. Dat zal zeker wel niet méér zijn dan onze
vroede vaderen gewoon waren; zij beschikten ten
slotte niet over onze fijn af te stellen zaaimachines.
Maar zij dunden wel sekuurder uitZelfs werd
op menig bedrijf het maanzaad op één gezet.
Wanneer wij adviseren méér dan 2 kg per ha te
gebruiken, dan is dit alleen het geval voor per
celen met een mindere struktuur. Op gronden,
waar de kans op slempigheid groot is zal men het
niet wagen met een kleine hoeveelheid zaaizaad te
volstaan.
Waar de boer er vanuit gaat, dat hij
een prima zaaibed wil hebben, precies
klaar gemaakt zoals blauwmaanzaad dat
wenst en waar dit óók gerealiseerd kan
worden, is één a twee kg zaaizaad meer
dan voldoende. Om regelmatig verzaaien
te bevorderen kan deze hoeveelheid (b.v.
1,5 kg per ha) gemengd worden met
graszaad, witte klaver, karwij en voor
wie het klaar kan spelen: door blauw
maanzaad (5 uur op 85 a 90° C). Het zaad
moet per kg vooraf met 6 gram thiram
worden ontsmet.
WIJ schreven zo juist over gelegenheidstelers.
Het valt op, dat een deel van de praktijk nog
van mening is, dat blauwmaanzaad een heel ge
schikt noodgewas zou zijn. Een noodgewas moet
liefst, met behoud van opbrengst, nog laat gezaaid
kunnen worden. Het volgende overzicht staaft deze
veronderstelling niet:
Zaaidatum
relatieve 10/3 20/3 30/3 10/4 20/4 30/4 10/5 20/5
opbrengst 100 100 92 86 76 65 51 32
Bij zeer vroege zaai kan de opbrengst wel eens
tegenvallen, vooral wanneer het land eigenlijk nog
(Zie verder volgende pagina.)]