de Landbouwvoorlichting
PROBLEMEN ROND 0-c s KNOTTNEau0
ONDERHANDELEN
EEN KUNST
Zaaizaadontsmetting GERMISAN
Landbouwbureau WIERSUM
(NAT EN DROOG) Groningen
ZATERDAG 27 FEBRUARI 196 0
171
J^ond het Statuut voor de Voorlichtingsraad is het momenteel weer bijzonder rustig.
Deze materie schijnt gedoemd een lange weg te moeten gaan.
Successievelijk zijn nu al 4 ministers met dit probleem geconfronteerd en zijn zowel
Dr. Mansholt, Dr. Vondeling en Ir. Staf als Minister heengegaan alvorens een beslissing
te nemen.
Soms leek het er op alsof de oplossing zeer nabij was, maar iedere keer werd om
redenen die met de zaak niets te maken hadden, een beslissing onmogelijk gemaakt.
Ook onze huidige Minister van Landbouw heeft zich al met dit probleem bezig gehou
den. Uit een bespreking met de in de raad samenwerkende organisaties is dit al ge
bleken. Nu is het echter weer stil. De interne moeilijkheden schijnen dus nog niet op
gelost.
Nu is dit eensdeels te begrijpen, omdat de materie inderdaad een niet eenvoudige is.
Er zijn vele oplossingen mogelijk, waaronder er zijn welke ook ingrijpende wijzigin
gen op het departement tengevolge zouden kunnen hebben en het is duidelijk dat dat
dan nog al wat voeten in de aarde heeft.
DE Belgisch-Nederlands-Luxemburgse economi
sche unie was in een lelijke impasse geraakt.
De moeilijkheden lagen voornamelijk In de agrari
sche sector, waar immers van een vrij goederen
verkeer van landbouwprodukten tussen België en
Nederland nog steeds geen sprake is. Nederlandse
groenten, fruit, boter en condens worden vooral
door de Belgen geweerd en de onenigheid over deze
kwestie was zelfs zó hoog opgelopen, dat de
Tweede Kamer niet bereid was goedkeuring te ver
lenen aan het definitieve Benelux-verdrag.
Thans zün te Brussel opnieuw besprekingen op
het hoogste niveau gevoerd en liet gezamenlijk
communiqué, dat na afloop werd uitgegeven, ge
tuigde van een optimistische geest. Maar, zo vra
gen wij ons .met een radio-commentator af, al is
de crisis, waarin Benelux zich bevond, opgelost,
zjjn ook de problemen, die aan de crisis ten grond
slag lagen, opgelost? Dit nu menen wij vooralsnog
te moeten betwijfelen.
Nederland staat immers vrij zwak. Het indus
triële handelsverkeer is reeds geliberaliseerd. Het
feit, dat met de agrarische problemen het vraag
stuk van de ScheldeRijn verbinding genoemd is,
voorspelt niet veel goeds. Er blijkt onzes inziens
opnieuw uit, dat de Belgen betere onderhandelaars
zijn dan wij. Hun standpunt is „voor wat, hoort
wat".
Hadden de Nederlanders dit standpunt eveneens
gehuldigd bij de onderhandelingen óver de ver
breding van het kanaal TerneuzenGent, dan wertl
het Land van Saeftinge nu ingepolderd!
ALLES OP ALLES
BE Ministerraad van Italië, één van onze part-
ners in de komende Europese Economische
Gemeenschap, heeft besloten het door de Minister
van Landbouw, Rumor, opgestelde zogenaamde
„Groene Plan" aan het Italiaanse Parlement voor
te leggen. Dit plan heeft tot doel de landbouw te
moderniseren en te rationaliseren, de produlctivi-
teit te verbeteren en het agrarische inkomen te
verhogen.
Dit doel wordt in het bijzonder nagestreefd om
de concurrentie in de Euromarkt het hoofd te kun
nen bieden. In de komende vijf jaren zal hiertoe
550 miljard lire (0,6 cent) worden uitgetrokken en
beschikbaar gesteld voor bevordering van de me
chanisatie, voor uitbouw en aanplant van olijven-
en fruitboomgaarden, voor onderzoek en voorlich
ting, voor de bevordering van het coöperatie wezen,
voor opslag en bewaartechniek, voor verkaveling,
sanering en ontsluiting enz.
De Minister verwacht van dit grootse plan een
wedergeboorte van de Italiaanse landbouw. Hij
vertrouwt erop, dat dit „Prano verde" geschikt is
om de kostprijzen zodanig te verlagen, dat de con
currentie met de produktie der andere E. E. G.-
landen na verwezenlijking, met een gerust hart
tegemoet gezien kan worden.
De Westduitse Minister van Landbouw vraagt
voor zijn vijfde ..Griine Plan" maar liefst 1324 mil
joen gulden. Deze gelden moeten dienen om in
1960 de agrarische structuur te verbeteren en het
boereninkomen te verhogen.
Deze berichten laten zien, dat men bij onze
E. E. G.-partners niet stil zit en dat men zich reeds
volop begint in te stellen op het grotere markt
gebied, dat door het Euromarktverdrag van Rome,
zal ontstaan.
In Nederland is men reeds enige jaren bezig met
grootscheepse verkavelingen en alles wat daarbij
hoort. Maar voorts kan men meer en meer consta
teren, dat de wind van de bezuiniging ook naar deze
hoek gaat waaien. Hoewel begrip moet worden op
gebracht voor het feit, dat wanneer in een bepaald
beleid offers moeten worden gebracht, deze over
alle sectoren verdeeld moeten worden, lijkt hier
toch een waarschuwing op zijn plaats.
Want juist gezien de ontwikkeling bij onze
E. E. G.-partners dienen wij alles op alles te zet
ten onze voorsprong te behouden. Verkeerde zui
nigheid gaat ons hier later als volk grote schade
berokkenen.
EENVOUDIGSTE OPLOSSING
WANNEER wij de verschillende mogelijkheden
nagaan dan blijkt de meest eenvoudige op
lossing een adviescollege voor de landbouw
voorlichting. Een dergelijk college zou de Minis
ter over zaken betreffende de voorlichting moe
ten adviseren op verzoek of eigener beweging.
Dit is ongeveer de huidige situatie, behalve dat
men zich afvraagt waarom een dergelijk college
rijksambtenaren als leden telt.
Immers deze zullen de Minister toch langs de
ambtelijke weg hun mening doorgeven en het is
nu eenmaal onmogelijk twee verschillende ad
viezen uit te brengen.
In deze constructie zouden dus geen ambtelijke
leden passen. Wel kunnen deze adviserend lid
zijn om inlichtingen over verschillende zaken te
kunnen geven.
EEN TWEEDE OPLOSSING
PEN tweede oplossing welke eigenlijk vroeger
voor ogen stond houdt ook de voorlichtings
dienst bij het rijk. benevens het hele personeels
beleid. Zij geeft echter de raad voor de landbouw
voorlichting de bevoegdheid de voorlichtings
dienst voorschriften te geven over de wijze van
uitvoering van haar taak, over de onderwerpen
welke speciale aandacht van de voorlichting zul
len moeten hebben, over uitbreiding van activiteit
enz. De dienst zal gehouden zijn de voorschriften
van de raad op te volgen, terwijl omgekeerd de
dienst de raad alle inlichtingen zal moeten ver
schaffen.
In een dergelijke constructie kan de raad zeer
goed van gemengde samenstelling zijn. De direc
teuren van Landbouw kunnen dan via de raad
hun instructies aan de dienst geven. Alleen wan
neer zij met een bepaalde beslissing niet accoord
zijn, zouden zij als ambtenaar een besluit ter
schorsing aan de Minister kunnen voortdragen.
Bij deze constructie is de grote moeilijkheid,
dat uitgemaakt dient te worden wanneer een be
slissing van interne aard is, d.w.z. van eenvoudig
beheer, en wanneer er beleid'mee gemoeid is. Ver
vulling van een vacature is natuurlijk duidelijk
een zaak, die door de dienst zelf kan worden af
gedaan. Uitbreiding van het aantal assistenten
of andersoortig personeel valt natuurlijk onder
het andere hoofd. Hoewel er enkele constructies
in het Nederlands Staatsbestel zijn, die een op
lossing voor deze moeilijkheid hebben gevonden,
bleek de minister tegen deze constructie toch be
zwaren te hebben.
DRIE ALTERNATIEVEN
Er kunnen nu m.i. nog 3 alternatieven overblij
ven, n.l.
9 UET bedrijfsleven neemt de voorl ich tings-
dienst als geheel over b.v. door het onder te
brengen bij het Landbouwschap. Tussen Land
bouwschap en Overheid zou dan natuurlijk wel
een regeling moeten worden getroffen over de
kosten van het apparaat en de eventuele bij
drage van de centrale overheid.
In een lijvig rapport werd deze mogelijkheid
indertijd vooralsnog' afgewezen. Ik heb niet de
indruk dat de meningen zich sindsdien aanzien
lijk hebben gewijzigd, maar in feite is deze moge
lijkheid natuurlijk nog steeds aanwezig,
f PEN volgende mogelijkheid is een overdragen
van de voorlichting aan organisaties van
belanghebbenden, welke zouden moeten vol
doen aan bepaalde door de Minister gestelde
eisen en die op basis van deze eisen een sub
sidie uit de schatkist zouden kunnen krijgen,
waarvoor nadere regelen door de Minister kun
nen worden gesteld.
Ongeveer dus in de geest van het landbouw
onderwijs, Daar ontvangt iedere vereniging welke
een school exploiteert die aan zekere eisen vol
doet een bijna 100 procentige subsidie op de
kosten van het onderwijs. Hoewel niet ontkend
kan worden dat er wel enige gunstige aspecten
aan een dergelijke oplossing zitten, is toch de
kans bijzonder groot dat de land- en tuinbouw-
voorlichting op deze wijze bijzonder versnipperd
zou worden en ook acht ik het niet uitgesloten
dat men bij deze oplossing nogal wat tegenspraak
en persoonlijke tegenstellingen tussen de ver
schillende voorlichters zou krijgen, die bepaald
niet tot de efficiency van de hele voorlichtings
activiteit zouden bijdragen.
PEN veel betere oplossing lijkt mij dan de nog
resterende tierde mogelijkheid welke op het
zelfde principe als de vorige is gebaseerd n.l,
subsidiëring door de overheid voor bijna 100
maar dit privilege toekent aan slechts één
stichting waarin de gehele voorlichtingsdienst
wordt ondergebracht en waarin de Minister en
de organisaties bestuursleden aanwijzen.
Het bestuur van deze stichting zou dan de ge
hele verantwoordelijkheid voor de voorlichting op
zich moeten nemen. De minister kan zich met
het oog op zijn parlementaire verantwoordelijk
heid het recht van benoeming van de secretaris
directeur en voorzitter voorbehouden, terwijl
misschien ook schorsing van besluiten mogelijk
zou moeten zijn. Voor het personeel van de voor
lichtingsdienst zit hieraan de aantrekkelijke zijde,
dat zij ambtenaar in de zin van de pensioenwet
zouden kunnen blijven.
Natuurlijk betekent dit een volledig uit
splitsen van de voorlichting uit de depar
tementale organisaties m.a.w. vrij aanzien
lijke reorganisaties op het departement. Dat
dit wel enige tijd zal vergen, en misschien
ook wel voor sommigen als ernstig bezwaar
zal gelden, laat zich verstaan. Het is te
hopen, dat spoedig een beslissing zal wor
den genomen aangezien de huidige situatie
in steeds bredere kringen als onbevre
digend wordt aangevoeld.
Mocht de uitwerking van een en ander
nog veel tijd vragen dan zou een princi
piële beslissing toch al een betere sfeer
kunnen brengen.
Adv.
Vraagt uw leverancier of: