De loononderhandelingen in de landbouw
Afscheid Z.L.M.-voorzitter
Kring Westelijk Zuid-Beveland
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1060
147
fVE loononderhandelingen in de landbouw zijn dit jaar wel bijzonder langdurig. Reeds direct
na het optreden van de huidige regering werd het probleem van de lonen aan de orde
gesteld. De gedifferentiëerde loonpolitiek was immers een van de programmapunten van dit
kabinet. Door het Landbouwschap werden reeds verleden zomer verscheidene besprekingen
gevoerd met de minister van Landbouw, waarbij ook enkele malen de Staatssecretaris van het
ministerie van Sociale Zaken aanwezig was. Deze leidden toen tot de conclusie, dat de loonvor
ming in de landbouw in principe op dezelfde wijze zou moeten geschieden als in andere be
drijfstakken, dus op basis van de produktiviteitsstijging, maar dat de regering één voorbehoud
wenste te maken n.l. dat de loonstijging de gemiddelde stijging niet te boven mocht gaan.
Indien de produktiviteitsstijging groter mocht zijn dan het gemiddelde dan moest dit meer
dere gebruikt worden voor verlaging van de garantieprijzen. Bij de behandeling van de be
groting van Landbouw in de Tweede Kamer sprak de Kamer zich uit tégen deze laatste toevoe
ging. De Kamer wenste geen andere positie voor landarbeidersionen dan in het overige be
drijfsleven.
BIJ de onderhandelingen met de overheid over
de prijzen bleek nu de grote moeilijkheid,
datover de lonen nog zo weinig bekend was.
Tenslotte moest de knoop hier worden doorge-
I hakt en zijn prijzen vastgesteld.
Aangezien het nu een richtlijn van de overheid
is, dat loonstijgingen uit de te verwachten pro-
duktiviteitsstij gingen moeten worden betaald, is
het duidelijk dat deze prijzen in principe geen
wijzigingen meer ondergaan, wanneer loonsver
hogingen worden overeengekomen. Alleen in het
I geval dat kan worden aangetoond, dat de produk
tiviteitsstijging niet voldoende is, om de verplich-
1 te loonsverhogingen, welke straks zullen voort-
I vloeien uit de huurverhoging en de verhoging
Ivan de straatprijs van de melk, op te vangen,zou
f het tekort mogen worden doorberekend. Naast
deze bemaling is er nog die van de coördinatie.
Deze houdt in dat, wanneer mocht blijken dat
de lonen in een bepaalde bedrijfstak toch te zeer
achter blijven bij het algemeen gemiddelde, deze
kunnen worden opgetrokken. Dat ook dit met
doorberekening van deze kostenstijging in de
eindprijs gepaard moet gaan lijkt mij niet aan
twijfel onderhevig. Een beroep op de coördinatie
kan echter pas worden gedaan, volgens uitspra
ken van de regering, wanneer enigszins duidelijk
is geworden, wat de gemiddelde trend van de
loonsverhoging in Nederland is. Tot nu toe zijn
nog geen loonsverhogingen op basis van de
coördinatie tot stand gekomen.
Voor de landbouw is het nu dus belangrijk uit
te zoeken hoe groot de produktiviteitsstijging is.
DE PRODUKTIVITEITSSTIJGING
VAN belang voor het bepalen van deze groot
heid is de verhouding van het aantal man
uren tot de opbrengst. Het is een vaststaand feit,
dat deze laatste in de landbouw bijzonder wissel
vallig is. Men moet dus, wil men de trend van
de produktiviteitsstijging ontdekken, beslist over
cijfers van een lange reeks van jaren beschik
ken. Pas dan kan men uit de van jaar tot jaar
bijzonder grillig verlopende lijn een algemene
tendens ontdekken die voor het huidige doel n.l.
de loonvorming bruikbaar zou zijn.
Enigszins betrouwbaar materiaal is al
leen gevonden bij het Centraal Bureau voor
de Statistiek en aangezien de overheid op
het standpunt staat dat de landbouw zijn
lonen moet vaststellen op dezelfde wijze
als andere bedrijfstakken kunnen we niet
anders doen dan van dit materiaal uitgaan.
De werkgevers en de werknemers.zijn het
eens over dit uitgangsmateriaal. Helaas
blijkt dat het uitwerken hiervan om tot
concrete loonvoorstellcn te komen moeilijk
heden oplevert in die zin, dat men ieder
een afzonderlijk antwoord krijgt.
De werkgevers becijferen een mogelijkheid van
loonsverhoging van 8 °/b waarbij zij de verplichte
compensaties per 1 april a.s. met gelijktijdige ver
werking van huurbijslag 1957 berekenen op 6 °/o,
zodat er nog ruimte voor een 2 loonsverhoging-
overblijft. De werknemers komen tot een moge
lijke loonsverhoging van 9*4 Zij berekenen de
verplichte compensatie plus verwerking huurbij
slag op 5*4 en houden dus 4% over. Verschil
van opvatting tussen partijen zal wel altijd aan
wezig blijven. Een eenmaal vastgesteld loon lijkt
mij voor werknemers altijd te laag, terwijl de werk
gever het altijd als een kostenfactor zal blijven
beschouwen. Het doet mij echter altijd bijzonder
onaangenaam aan, wanneer men het over het
uitgangspunt eens is geworden, dat men in de
loop van de berekening toch nog weer kan diver
geren. In de rekenkunde hebben de sommen
maar één uitkomst en naar mijn gevoel is dat
hier ook het geval.
Wanneer men de huurbijslag 1957 op een be
paalde van te voren afgesproken manier ver
rekent dan is er in de praktijk maar één uit
komst, want het aantal mensen dat dan de huur
verhoging krijgt staat vast en ook hoeveel cen
ten deze mensen meer krijgen dan vóór de ver
rekening.
Womaer preen interpretatie-verschillen ten
grondslag liggen dan moet zo'n berekening eigen*
ïijK lot u.en uitkomst leiden. Mijn inziens is dus
met enige goede wil het verschil van de °o
welke bij de berekening van de aftrekpost ont
staat te overbruggen.
VERSCHIL VAN MENING
MOEILIJKER wordt het om over de 114 °/o
heen te komen. Deze berust n.l. volledig op
verschil van interpretatie van regels van de ge
differentiëerde loonpolitiek. Het lijkt mij echter
logisch, dat daar deze regels worden gehanteerd
door het College van Rijksbemiddelaars, loon-
commissie van de Stichting van de Arbeid enz.
dit bij uitstek de instanties zijn, die hierover ad
vies zullen kunnen geven. Beide partijen menen
dat zij zich op basis van de regels hebben ge
steld. Welnu de uitspraak wie gelijk heeft zal
door de bevoegde instantie worden gegeven.
Hiertegen kan geen bezwaar bestaan.
Op deze wijze zou over het loonadvies overeen
stemming zijn te bereiken.
Het is nu al wel duidelijk dat de landbouw
hiermee niet uit de moeilijkheden zal zijn. Zowel
voor werkgevers als voor werknemers zijn wij er
dan nog niet uit. Gezien het gemiddelde van de
verhoging van de lonen in andere bedrijfstakken
lijkt het redelijk te veronderstellen, dat, hoe ook
de beslissing zal uitvallen (2 of 4»o) er voor de
landarbeiders een achterstand in beloning zal
ontstaan. Dit is niet alleen het gevolg van een
geringere produktiviteitsstijging. Een gedeelte
van de achterstand komt door de regeling van de
(Zie verder volgende pagina)
TIJDENS de Algemene Ledenvergadering van de Kring Westelijk Zuid-Beveland op vrijdag
12 februari j.l. deelde de heer J. M. Klompe mede besloten te hebben zijn voorzitters-
funktie van de Kring beschikbaar te stellen en niet meer voor herverkiezing in aanmerking
te willen komen.
Reeds vóór de oorlog, vanaf 1935, had de heer Klompe als kringsecretaris zitting in het
kringbestuur en sinds 1945 bekleedde hij het voorzitterschap.
De heer De Groene, die de scheidende voorzitter toesprak, memoreerde dat de heer Klompe
15 jaa.r lang als voorzitter op uitstekende wijze de belangen van de kring en van de Zeeuwse
landbouw in het algemeen behartigd had én sprak namens de gehele kring zijn grote waar
dering daarover uit.
HET betreurend dat de heer Klompe meendè
zich nu terug te moeten trekken, wees de
heer De Groene op de grote parate kennis waar
over de heer Klompe beschikte. Of het nu ging
ovr -^e melkprijs, de vlassteun, werkgeversbelan-
-
gen of pachtzaken, „U kon over een grote ver
scheidenheid van onderwerpen met deskundig
oordeel meepraten. U was met alle facetten van
het bedrijf op de hoogte", zo zei de heer De
Groene.
De heer Klompe werden namens de Kring als
bijzondere blijk van erkentelijkheid voor het vele
verrichte werk enige blijvende herinneringen
aangeboden. Overhandigd werden het boekwerk
„Zeeland door de eeuwen heen" en een schilderij
„Oogst te velde", terwijl een oude tekening
gezicht op zijn geliefd Wolfaartsdijk toegezegd
werd. Tevens werd onder groot enthousiasme
van de vergadering de heer Klompe het ere lid-
maatschap van de Kring aangeboden. En met de
wens dat de heer Klompe nog vele lange jaren
in het landbouworganisatieleven en in het bij
zonder met zijn geliefde Kring mee mag werken,
besloot de heer De Groene zijn afscheidsrede.
r\£ Hèêr fdè &roene;"dïe de~ vorige wëek in de
Algemene Ledenvergadering van de Kring
Westelijk Zuid-Beveland met grote meerderheid
van stemmen tot voorzitter gekozen werd, heeft
reeds een zestal jaren zitting in het Hoofdbe
stuur van de Z.L.M. Reeds als vice-voorzitter van
de Kring was. hij ten nauwste betrokken bij de
vele vraagstukken die geregeld in het Kringbe
stuur besproken worden.
De heer De Groene bekleedt nog vele andere
funkties in het organisatie- en bedrijfsleven o.m.
voorzitter van de Bedrijfsstudiegroepen Westelijk
Zuid-Beveland, voorzitter Studieclub Planten
ziekten Westelijk Zuid-Beveland en bestuurslid
van de Vereniging voor Aardappelkwekers. Na
mens het Landbouwschap heeft de heer De
Groene zitting in verschillende commissies.
Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van
de Koninklijke Maatschap „De Wilhelminapol-
ders" werden de verdiensten van de heer De
Groene erkend door zijn benoeming tot Ridder
in de Orde van Oranje-Nassau.
In de kwekerswereld heeft zijn naam bekend
heid verworven door de rassen Bevelander, Wil-
po, Wigro en Diplomat.
Van deze plaats wensen ook wij de heer De
Groene van harte geluk met deze benoeming.
T~\E heer J. M. Klompe, afgetreden voorzitter
van de Kring Westelijk Zuid-Beveland, heeft
van 19341941 als secretaris deel uitgemaakt van
het Kringbestuur en werd in 1945 tot Kringvoor
zitter gekozen. Hij is tevens voorzitter van de
dorpsvereniging Wolfaartsdijk, lid van de com
missie werkgeversbelangen der Z.L.M. en heeft
zitting in de distriktsraad voor West Zuid-Beve
land van het Landbouwschap. Tevens is hij vice-
voorzitter van de Boerenleenbank te Goes en
deze funktie blijft hij ook nu nog bekleden.
Tot aan de concentratie was hij gezworene van
de Oost-Nieuwlandpolder en in de jaren 1954-55
werden naar aanleiding van de gevolgen van de
ramp oogsttaxaties door hem verricht.