r
J
Opbrengstderving
door virusziekten bij aardappelen
129
Met de gezondheidstoestand
van de aardappelen, die dit jaar
gepoot zullen worden is het in
vele gevallen niet zo goed ge
steld.
In dit artikel wordt op de
risico's die men loopt, als men
van slecht pootgoed uitgaat, ge
wezen.
Om de prijzen van de poot-
aardappelen niet te beïnvloeden
is men er aanvankelijk van uit
gegaan, hier niet te veel de aan
dacht op te vestigen.
Nu blijkt dat de voorraad poot-
aardappelen vooral in de klassen
B en C nogal mee valt en vele
telers er nog niet voldoende van
doordrongen zijn dat niet goed
gekeurd pootgoed veel risico's
met zich mee brengt lijkt het
raadzaam hier door middel van
dit artikel, nog eens de aandacht
op te vestigen.
RED.
V*.
Dr. Ir. D. E. VAN DER ZAAG, Rijkslandbouwconsulent van het Proefstation voor de Akker-
en Weidebouw te Wageningen
|)c meeste aardappeltelers in Nederland zullen wel weten, dat de aardappelen in de afgelopen
zomer in vele gevallen zeer sterk besmet zijn met virusziekten. Ook in andere jaren komt
deze besmetting voor. Dit is de reden, waarom een pootaardappelgewas altijd bijzondere verzon
ging krijgt, b.v. verwijdering van zieke planten, groenrooien, loof rekken of doodspuiten. In 1959.
kwam evenwel zoveel besmetting voor dat deze normale maatregelen lang niet in alle gevallen
het gewas voldoende hebben beschermd. Er blijken zelfs partijen voor te komen, die voor 100
ziek zijn. Dit laat duidelijk zien, hoe groot het gevaar is bij gebruik van ongekeurd pootgoed*
Alleen wanneer men beschikt over door de N. A. K. goedgekeurd pootgoed, heeft men zeker
heid dat dit materiaal, afhankelijk van de klasse, van redelijke tot goede gezondheid is.
IN de gezondheidstoestand van niet door de
N. A. K. gekeurde poters bestaat natuurlijk
grote variatie. Telers die ieder jaar weer op nauw
keurige wijze zelf hun pootgoed vermeerderen,
kunnen nu echter wel eens bedrogen uitkomen.
Daarom zullen deze telers er verstandig aan doen
advies in te winnen bij hun rayonassistent. Telers
die op zeer slordige wijze pootgoed vermeerderen
of zelfs de poters uit een kuil eetaardappelen
rapen, moeten verwachten dat hun materiaal on
geschikt is om te worden uitgepoot. Er schijnen
ook telers te zijn, die ongekeurde poters hebben
gekocht. Deze moeten wel bedenken dat ze geen
enkele garantie hebben over de gezondheidstoe
stand van dit pootgoed. Bovendien kunnen zij de
verkoper nooit aansprakelijk stellen, omdat de
handel in ongekeurd pootgoed bij de wet is ver
boden.
OPBRENGSTDERVING
DEEDSvele jaren geleden heeft ir. Reestman
proeven genomen over de invloed die de
viruszieke planten hebben op de opbrengst. De
resultaten van dit onderzoek, die later door an
deren zijn bevestigd, komen ons in deze abnor
male situatie goed van pas.
Uit deze proeven is gebleken dat de eerste 10
viruszieke planten geen noemenswaardige ver
laging van de totale opbrengst teweegbrengt. De
geringere opbrengst van de zieke planten wordt,
klaarblijkelijk voor een groot deel gecompenseerd
door de hogere opbrengst van de gezonde buur-
planten ernaast. Stijgt het percentage zieke plan
ten boven ca. 10 dan wordt de kans gróter dat
zieke planten naast elkaar komen te staan. Hoe
wel de aard van het groeiseizoen, het gebruikte ras
en de verschillen in virusziekten van invloed zijn
op de opbrengstderving, geldt als algemene regel:
opbrengstderving in Vz zieke planten
10%).
Het volgende voorbeeld kan deze regel
verduidelijken. Komen in het gewas 50
duidelijk viruszieke planten voor (bladrol,
krinkel, sterk bont), dan zal de opbrengst
derving zijn: Vi (50 10 ca. 20
Bij een normale opbrengst van 30 ton per
ha en een prijs van 10,per 100 kg zal
deze opbrengstverlaging dus pl.m. ƒ600,
per ha bedragen.
(Advertentie.)
IYE meest voor de hand lig-
gende methode is te zor
gen voor een gewas waarin
betrekkelijk weinig zieke
planten voorkomen. Wanneer
wordt uitgegaan van door de
N. A. K. goedgekeurde poters,
mag worden aangenomen dat
het ziektepercentage niet zo
groot zal'zijn dat hierdoor de
opbrengst aanmerkelijk wordt
gedrukt.
Deze herfst evenwel was het
pootgoed zeer duur, zodat me
nige teler toch maar heeft be
sloten het met zelfgewonnen
pootgoed te doen, daarbij
bovendien in de veronderstel
ling verkerend, dat het met
dit pootgoed wel zou meeval
len.
Op vele plaatsen zijn door
de Rijkslandbouwvoorlich-
tingsdienst ter oriëntatie mon
sters van zélfgeteelde poot-
aardappelen op bladrol onder
zocht. Daarbij is duidelijk naar
voren gekomen, dat de ge
zondheid van het zelfgeteelde materiaal in vele
gevallen erg tegenvalt.
Bovendien blijkt nu dat de hoeveelheid goedge
keurde pootaardappelen nogal meevalt. Daarom
menen wij. er goed aan te doen, hoewel dit reeds
door de plaatselijke voorlichtingsdienst op bijeen
komsten en per circulaire uitvoerig is gedaan. U
erop te wijzen, dat het poten van aardappelen,
waarvan niets of zeer weinig bekend is omtrent de
gezondheidstoestand, dit jaar zeer grote risico's
met zich meebrengt.
SNIJDEN VAN POTERS
HET is begrijpelijk dat, nu. pootgoed duur is, de
vraag over het gewenst zijn van het snijden
van de poters naar voren komt. Hieromtrent be
schikken we helaas niet over veel gegevens clie
betrouwbaar zijn.
Hoewel er in de praktijk dikwijls een andere
mening heerst, moet volgens recente onderzoekin
gen van ir. Reestman worden aangenomen dat het
snijden bij poters 55 mm, waarvan vele ogen
uitlopen, weinig zin heeft. Komen op de poters
veel topspruiten voor, dan stimuleert het snijden
ook het uitlopen van de nog slapende ogen. Daar
om geeft het snijden in de praktijk vaak een gun
stig effect.
Men kan hetzelfde effect evenwel ook krijgen
door zoveel mogelijk ogen te laten uitlopen (top-
spruit verwijderen, warmtestoot) en dan iets rui
mer te poten.
Poters boven de maat 55 mm kunnen wel gun
stig reageren op het snijden. Dit komt, omdat der
gelijke ongesneden knollen bij goed voorkiemen
zoveel stengéls kunnen geven, dat deze elkaar be
lemmeren.
Hetgeen hierboven is gezegd geldt natuurlijk al
leen voor de teelt van consumptie- en fabrieks
aardappelen. Bij vermeerdering van hoogwaardig
stamselectiemateriaal, waarbij de oppervlakte
grond geen of een onbelangrijke rol speelt, komt
het snijden in een geheel ander licht te staan.
TEELTMAATREGELEN
DR zijn ook enige teeltmaatregelen te noemen
die waarschijnlijk het ongunstige effect van
Viruszieke planten op de opbrengst tegenwerken.
Het gewas wordt nauwlettend bekeken.
Allereerst zal ervoor moeten worden gezorgd,
dat de groei-omstandigheden de komende zomer
zo gunstig mogelijk zijn. Goed voorkiemen en niet
te diep poten in vochtige grond zijn belangrijke
maatregelen. Bovendien zal men kunnen over-,
wegen iets meer stikstof te geven dan normaal.
Vervolgens verdient het aanbeveling dichter te
planten dan andere jaren en wel zodanig, dat het
aantal gezonde planten weer normaal is. Verwacht
men b.v. dat in het pootgoed 30 zieke poters
voorkomen, dan zal men ca. 60.000 planten per ha
moeten hebben om ca. 40.000 gezonde planten te
krijgen. Verwacht men evenwel 50 zieke plan
ten, dan zal men ca. 80.000 planten per ha nodig
hebben. Het is echter de vraag of het verantwoord
is een dergelijke partij te poten.
In geval men dichter gepoot heeft, moet ook da
volgende stap worden genomen, n.l. het wegschof-».
felen van achterblijvende planten die naast een ge
zonde plant staan. Dit zal zo vroeg mogelijk moe-:
ten gebeuren (eind meibegin juni). De gezonde
planten profiteren dan van de extra ruimte. Staan
er drie zieke planten naast elkaar in de rij, dan kan
de middelste planten blijven staan.
CONCLUSIE
Gebruik van pootaardappelen, waar
van men niets of zeer weinig weet
over de gezondheidstoestand, zal
vooral dit jaar erg riskant zijn voor de
teelt van consumptie- en fabrieksaard
appelen. Met goedgekeurde poter*
maakt u het risico aanmerkelijk klei
ner. In geval er tamelijk veel zieke
planten verwacht kunnen worden,
moet de uiterste zorg worden besteed
aan de teelt. Dichter planten, iet*
extra stikstof en het wegschoffele*
van achterblijvende planten, die naast
een gezonde plant staan, verdienen
zeer zeker overweging.
OF WELKE WIJZE IS DEZE
OPBRENGSTDERVING
TEGEN TE GAAN
KOPEN VAN
GOEDGEKEURD
POOTGOED