Transport en bedrijfsorganisatie
op het Akkerbouwbedrijf
Ir. F. COOLMAN
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1960
113
van het Instituut voor
Landbouwtechniek en Rationalisatie
te Wageningen
Voor de drukke perioden is gestreefd te komen tot methoden,
waarbij met 3 of 4 man het werk rond staat en tevens een voldoen
de capaciteit wordt gehaald. Dit betekent ook, dat loonwerker of
combinatiewerktuigen nodig zullen zijn. Was voorheen het bouw
plan uitgangspunt en werd de arbeidsbezetting en het machinepark
daaraan aangepast, nu en in de toekomst zal men meer rekening
moeten houden met de technische mogelijkheden en eisen. Omdat
arbeid- en werktuigkosten incl. werk door derden momenteel
6070 van de totale kosten op de boerderij uitmaken dit
geldt zowel voor weinig als voor sterk gemechaniseerde bedrijven
is deze vroegere meer ondergeschikte factor mede bepalend
geworden voor het bedrijfsplan. Rationeel werken met hoogstens
3 vaste arbeidskrachten op een akkerbouwbedrijf van 40 ha is
mogelijk, mits men daarvan de consequenties aanvaardt. Eén
hiervan is ontegenzeggelijk ook een wat grotere lichamelijke in
spanning van boer en arbeiders moet echter niet gezocht worden
in handwerk als tillen - dragen - lopen, maar in geschoolde bedie
ning van doelmatige werktuigen, uitgaande van een goede plan
ning van het werk.
Tenslotte zij opgemerkt, dat versnippering van aandacht dik
wijls leidt tot verliezen. Een eenvoudig goed doordacht bedrijfs
plan zal kunnen leiden tot een goede organisatie van het werk,
waarbij het transport een onmisbare schakel is.
Zijn inleiding begon Ir. Coolman als volgt
Op een Zeeuws akkerbouwbedrijf van 40 ha wordt per jaar tijdens het
transport ruwweg 1600 km gereden, zijnde ongeveer de afstand Goes
Rome; verkaveling, bouwplan, afstand tot de haven, enz. spelen hierbij een
grote rol. Het aantal werkuren dat op een dergelijk bedrijf in de transport
werkzaamheden (dus inclusief laden en lossen) gaat zitten bedraagt 2000 a
2500, of te wel ongeveer 25 k 30 van de totale arbeidsbehoefte. We kunnen
het dus zeker een uitstekend initiatief van het organiserende comité noe
men, deze dag te organiseren.
HET VERBAND TUSSEN TRANSPORT EN BEDRIJFSORGANISATIE
TUanneer een bedrijf goed georganiseerd is, dan betekent dit, dat de ver-
schillende onderdelen goed in elkaar passen en dat o.a. de gang van
zaken zonder al te veel horten of stoten is. Speciaal denkt men daarbij dik
wijls aan de organisatie van het werk.
Een boer, zo zegt men, die zijn arbeiders (en zich zelf) op de juiste plaats
heeft staan is een goede organisator en vaak ook een goede boer. Men be
denke dat de kosten die een arbeider met zich meebrengt gelijk zijn aan
de exploitatiekosten bij een werktuigeninvestatie van ca 30.000,
Bij dit organiseren speelt het transport een grote rol, ja soms zelfs is het
de bottle-neck, waar alles om draait. We kunnen dit het beste illustreren
door in grote trekken het seizoen op een akkerbouwbedrijf door te nemen
en vanzelfsprekend vooral bij de oogst wat langer stil te staan.
a. Hét voorjaarswerk
IJET transportwerk in het voorjaar bestaat grotendeels uit het brengen
van kunstmest en zaaizaad naar het land. Speciale organisatiekanten
zitten hieraan niet zozeer. Wel willen we nog noemen het plaatsen van de
voorraadwagen met kunstmest op het land. Om extra sporen te vermijden
moet deze op een gunstige plaats staan. Het in akkers zaaien met de centri-
fugaalstrooier doet deze machine elke keer langs de wagen komen. Met
een ketting kan de wagen ook gemakkelijk weer naar een volgende „akker"
worden getrokken door de trekker met "de strooier. Een trekhaak voor aan
de trekker is in dezen ook gemakkelijk.
De kunstmest zelf, klaar staande of opgezakt gedurende de slappe pe
riode die aan dit werk vooraf gaat, kan het beste worden verwerkt in hoe
veelheden van 50 kg. Losse verwerking is meestal iets mihder nauwkeurig
en kost wat meer tijd tijdens het strooien.
Het verzamelen en het transport van aardappelen kost veel moeite.
Daarom worden er o.a. proeven genomen met kisten, die door de
voorlader van een trekker kunnen worden opgenomen.
b. De verzorging van de gewassen
0OK hier komt weinig organisatiewerk bij kijken, althans niet wat het
transport betreft. Wel moeten soms in dezelfde periode nog aardappe
len worden afgeleverd, maar daarover straks meer.
c. De oogst van vlas en erwten
gij het ruiteren van vlas en erwten komt tweeërlei transport kijken
1. het hebben van de wagen met ruiters dicht achter de „ruiteraars" en
2. de mogelijkheden van de ruiterdrager.
ad 1. Wanneer men bijv. met 4 mensen ruitert kan de wagen mooi tussen
de twee rijen ruiters door op de hielen volgen. De wagens dienen
enerzijds voldoende ruiters te bevatten om de gehele dag of het ge
hele perce. l te kunnen afwerken, anderzijds betekent te veel ruiters
op een wagen extra werk bij het laden en afnemen. De lage wagen
heeft hier beslist voordelen.
ad 2. Met de ruiterheffer kan men de ruiters aanvoeren naar de dors- of
stapelplaats, maar ook op het land verplaatsen ten behoeve van de
grondbewerking dan wel om een natte kant naar de wind te keren.
Bij het beladen van wagens met de hand zij wederom gewezen op het
voordeel van een lage laadvloer. In Zeeland met zijn bietentransport is dit
momenteel nog moeilijk te verwezenlijken. Het I.L.R. werkt in dezen ech
ter aan een oplossing die mogelijk ook voor deze streken een stap vooruit
betekent. Er zal n.l. steeds handwerk bij het laden overblijven en zo zal een
lage wagen o.a. voor het transport van vlas en erwten over grotere afstand
(dus ongeschikt voor de schelvendrager) van belang kunnen zijn.
d. De graanoogst
UIER gaan we na langere of kortere tijd het zakloze tijdperk tegemoet,
zoals ir. Sanders dit eens uitdrukte. Dit betekent een staande wagen
op het veld, waarin gelost kan worden, een los-installatie op de ontvang-
inrichting en daartussen het nodige transport met passend materiaal. Hier
komt nogal wat arbeidsorganisatie aan te pas, vooral wanneer de silo's op
grotere afstand liggen. De mooiste situatie is: 1 man op de maaidorser en
1 man voor transport naar huis, coöperatie of handelaar. Dit kan echter
maar zelden verwezenlijkt worden. Wanneer de loonwerker het maaidors-
werk doet, verlicht dit de vaste kern vanzelfsprekend.
Een groot probleem wordt hierbij gevormd door de wagens. De inrichting
aan de ontvangstplaats moet hierop zijn aangepast, hetgeen eenvoudiger is
gezegd dan gedaan door de grote verscheidenheid in dezen. Wij verwach
ten echter zeker ontwikkelingen op dit terrein.
DE berging van het stro wordt hier vaak als een probleem van minder
groot belang gezien. Is het bij de maaidorser mogelijk met bijv. 3 man
de zaak rond te zetten, bij het laden van strobalen met de hand gaat dit
moeilijk, wil men een volledige bezetting hebben. De waarde, die men aan
het stro hecht zal mede moeten bepalen of een balenlader gewenst is. Aan
gezien het persen meestal door loonwerkers geschiedt moet het persen
direct op de wagen, overigens een zeer arbeidsbesparende methode, als
onuitvoerbaar worden beschouwd. Samenwerking van 2 k 3 bedrijven biedt
hier mogelijk ook perspectieven, evenals hier en daar al met de maaidor
ser gebeurt.
Dan nog zij opgemerkt, dat verticaal transport van balen (en ook scho
ven en zakken) met de hand zeer veel energie en tijd kost, en door een
voudige hulpmiddelen kan worden gemechaniseerd, d.w.z. versneld en ver
gemakkelijkt.
Samenvattend kan worden gezegd, dat de graanoogst, eertijds een ar-
beidspiek, op de meeste bedrijven thans met 3 a 4 man zeker rond te krij
gen is, soms zelfs met 2. Dit alles komt o.a. de stoppelbewerking ten goede.
e. De aardappeloogst
AOK hier zouden we misschien graag naar het zakloze tijdperk toe wil-
len, maar zover zijn we nog niet. Door een juiste grondbewerking en
verzorging is het echter wel mogelijk om met 2 k 3 man in zakken te rooiéh.
Onder gunstige omstandigheden zagen we deze zomer in 's-Gravendeel zelfs
één man 70 are aardappelen per dag in de zak leveren. Het laden van zak
ken op hoge wagens eist drie man en dan nog loopt het niet soepel. Het
verlies aan heen en weer lopen kan worden voorkomen door een volgwa-
getje achter de rooier of door rechtstreeks in zakken op de meegetrokken"
wagen te rooien. De sleutel tot deze mogelijkheden is echter, zoals reeds
gezegd, gelegen in de „kluitvrije" aardappelrug, waarbij het late bieten
transport o.i. een grote hinderpaal is, door de nawerking in struktuur-
bederf.
f. De bietenoogst
WAT één keer uit de grond is zou eigenlijk niet meer op de grond terug
moeten worden gegooid. Het werken met wagenrooiers veroorzaakt
1214 maal wieldruk per bietenrij. Bunkerrooiers daarentegen 6 maa,l met
extra gewicht. Ook hier komen we dus weer aan eenzelfde situatie als bij
graan, de staande wagen op het kopeinde. Bij bieten komt er als extra
moeilijkheid het afname-schema van de fabriek bij. Hierover is reeds veel
gediscussieerd, zodat we dit punt hier zouden willen laten rusten. Het me
chanisch laden van op rijen gerooide bieten is vanzelfsprekend ook een
mogelijkheid. Dit veroorzaakt echter extra kosten en een geweldige orga
nisatie wegens de grote capaciteit der laders. Uit zuiver bedrijfsorganisato
rische overwegingen prefereren wij daarom de directe afvoer van het land
bij het machinaal rooien naar een haven of een voorraadplaats met behulp
van zelflossende of mechanisch te lossen wagens, zonder wachttijden. Het
verladen uit de voorraad kan men eventueel via een lader-reiniger doen,
waarbij een voorlader nuttige diensten kan bewijzen.
g. De aflevering van opgeslagen produkten
UOOR zover dit werk in een slappe tijd gebeurt, is de invloed op de
organisatie in het, bedrijf niet zo groot. De aardappelen kunnen ech
ter wel eens roet in het eten gooien. Het sorteren uit de kuil via een trans
porteur in een eenvoudige opzakinrichting op de wagens bespaart het
laden en kost geen man meer in de ploeg. Ook elders kan zo'n „alles trans
porteur" goede diensten bewijzen.
Aldus de wat revolutionair aandoende slotbeschouwing van de lezing,
door Ir. F. Coolman.