Onderzoek voor de praktijk (17) EN tot slot dan enkele conclusies: Tot besluit: BOSGRONDONDERZOEK 93 van de werktuigen. In de practijk blijkt deze be sparing dan ook veelal minder gemakkelijk te realiseren dan bijv. bij het gebruik van lage wa gens. Bovendien spelen de exploitatiekosten van die apparaten een belangrijke rol en zal gecombi neerd gebruik of loonwerk de enige economisch aanvaardbare exploitatiemogelijkheid vormen. HET LOSSEN 31 ET TRANSPORTEUR EN LOSNETTEN DIJ het lossen kan in vele gevallen de arbeids- behoefte sterk worden gedrukt. Zeer eenvou dig is bijv. de toepassing van een langs de wagen opgestelde lichte transporteur, die de schoven op de grote transporteur brengt. Men behoeft dan alleen de schoven over de rand van de wagen te gooien, zodat ook een grote wagenlengte voor het lossen geen bezwaar meer vormt. Een ander eenvoudig hulpmiddel vormen de losnetten, toe te passen bij het lossen van bijv. de bieten. Ook op het bedrijf zelf, bij het lossen aan een voorraadhoop of een loofbult kan hiermee een flinke arbeidsbesparing worden bereikt. KIP WAGENS ZELFLOSSENDE WAGEN Gaan we 'uit van trekkertractie, dan zijn de mo gelijkheden direct veel groter, door de aanwezig heid van de aftakas en de toepassing van een hydraulische hefinrichting. Door het gebruik van kipwagens of zelflossende wagens kan snel gelost worden. Daar de loshoog- te veelal te laag zal zijn, moet vaak nog weer ge bruik gemaakt, worden van andere hulpmiddelen. Bij de kipwagens kan men bijv. via een transpor teur bieten of iets dergelijks op een bult brengen. „.I** AOK in staande beplantingen wordt wel grond- onderzoek verricht, vooral als de groei te wensen overlaat. Steeds meer gaat men in de bosbouw over tot het geven van een bemesting; dikwijls in de vorm van een voorraad-bemesting bij het planten. Globaal genomen liggen de Nederlandse bossen op zeer arme gronden. In het buitenland is dit veelal anders. Daar liggen de bossen dikwijls op zeer goede gronden, die doordat de geografische ligging ze ongeschikt maakt voor land- of tuin bouw (zeer steile hellingen) aangelegd worden in bos. We denken hier aan de enorme bossen van het Zwarte Woud. HET ONDERZOEK. TN bosgrondmonsters wordt nog steeds de pH- water bepaald omdat de Adviesbasis Grond onderzoek Bosbouw hierop gebaseerd is. Het hu- Bij de zelflossende wagen kan gewezen worden op een achter deze wagen bevestigde korte opvoer- transporteur, waarmee een redelijke storthoogte kan worden bereikt. VIJZELS EN LOSTRANSPORT IIET losse graan leent zich voor het lossen vol- gens nog weer een andere methode, name lijk de vijzels. Hoewel in ons land hiervan nog maar op zeer beperkte schaal gebruik gemaakt wordt is hiervoor meer belangstelling te verwach ten, omdat met een dergelijk systeem zonder meer een flinke opvoerhoogte te verkrijgen is en bijv. ondergrondse stortpits overbodig worden. Het is ongetwijfeld een feit, dat de huidige wagenbouw nog weinig is ingesteld op los transport. Toch biedt dit voor vele producten, ondanks de hogere investeringskosten, zo grote voordelen, dat met name voor de granen een ontwikkeling in deze richting te verwachten is. Bij de losmethode, waarbij gebruik gemaakt wordt van een trekker is de benodigde menselijke inspanning aanzienlijk gereduceerd. Daartegenover staat echter dat de genoemde wagentypen vrij kostbaar zijn, indien we deze vergelijken met de traditionele wagens met het zelfde laadvermogen. De specialisatie van de wagenbouw heeft zich in belangrijke mate voltrokken onder invloed van de trekkertractie. TWEE-WIELIGE WAGEN De twee-wielige wagen met iets achter het mid den geplaatste as kan beschouwd worden als de wagen die het best is aangepast aan de trekker tractie; Dergelijke wagens zijn zeer wendbaar en de tractieresultaten, ook met lichte trek kers, zijn uitstekend. Hoewel een dergelijke wagen althans voor trekkeractie nog min of meer universeel is, zien we juist bij dit type de specialisatie in verschil lende vormen ontstaan. De wagenmestver- spreiders vallen zeer overwegend in dit type. Deze wagens zijn tegen woordig soms voorzien van een laadinstallatie en kunnen dikwijls ook als normale zelflossen de wagen gebruikt wor den. Er zijn goede Ne derlandse fabrikaten, die tegen redelijke prijs geleverd kunnen wor den. Er zijn dan ook nu wel vele bedrijven waarop één of meer van die wagens worden aangeschaft, waarbij men het bezwaar van alle tweewielige wa gens, dat ze niet tevens goed geschikt zijn voor paardetractie, voor lief neemt. musgehalte geeft verder aan hoe het met het wa terhoudend vermogen van de grond is gesteld. Vanzelfsprekend is de dikte van de humuslaag hier ook van zeer groot belang. Deze dikte moet met de profielboor bepaald worden en dit valt uiteraard buiten het chemisch grondonderzoek. In bosgrondmonsters wordt verder het P-totaal gehalte bepaald. Hierbij wordt alle fosfaat die in de grond aanwezig is, bepaald, dus ook de minder goed oplosbare fosfaten zoals ijzer- en aluminium- fosfaat. Dit bereikt men door de grond te destru- eren met het zogenaamde Fleischmannzuur, een mengsel van sterk zwavelzuur en sterk zoutzuur, Bomen hebben namelijk een veel groter fosfaat- opnemend vermogen dan de land- en tuinbouwge- wassen, en daarom wordt het totaal fosfaat be paald. Het kaligehalte in bosgrondmonsters wordt nog niet bepaald, omdat daaromtrent nog onvoldoende proefveldonderzoek heeft plaats gevonden en men De hydraulische kipwagert* werden al genoemd. Ze hebben minder mogelijkheden dan de voor gaande groep en worden dan ook minder gebruikt. In ons land vrij veel voor los transport en van bijv. combine graan. Het voorzien van de wagen met een aangedreven as wordt ook in ons land met succes toegepast, maar de resultaten van de gewone twee-wielige wagen zijn reeds zo goed, dat de behoefte aan de aandrijving niet sterk gevoeld wordt. MODERNE OOGSTWERKTUIGEN STERKE specialisatie van de wagens vragen sommige moderne oogstwerktuigen. Genoemd kunnen worden bijv. de veldhakselaar, die een ruime gaasopbouw met jute-bekleding noodzake lijk maakt en de maaikneuzer. Bij de specialisatiemogelijkheid bestaat dus een ruime keuze. Het is hierbij zó, dat niet in de eerste plaats de technische, maar vooral de economische overwegingen de doorslag zullen geven. Hierbij zal in het oog gehouden moeten worden, dat een rationeel transport in hoge mate kan bij dragen tot het vormen van rationele werkmetho den en dat men dus niet steeds de wagen het slachtoffer van de beperktheid van de financiën moet laten worden. CONCLUSIES 1. De keuze van de wagens door de prac tijk is momenteel duidelijk te sterk aan tra dities gebonden. 2. De twee-wielige wagens zijn voor trac tie door de lichte moderne trekkers veel ge schikter dan de vier-wielige. Op bedrijven met overwegende of uit sluitend trekkertractie verdient het gebruik van twee-wielige wagens eventueel met steunwiel aan de voorzijde dan ook aan beveling waarbij tevens desgewenst ge bruik gemaakt kan worden van moderne losmethoden. 3. Bij onze traditionele landbouwwagens zal een verlaging van dc laadvloer in vele gevallen tot een aanzienlijke arbeidsbespa ring kunnen leiden, waarbij slechts een ge ringe investering nodig is. 4. Men zal zich bij de keuze van de wagen de gehele arbeidsorganisatie op het bedrijf, inclusief de daarbij gebruikte werktuigen, voor ogen moeten stellen. Moderne wagen- vormen zijn alleen economisch exploitabel in combinatie met goede werksystemen en werktuigen en omgekeerd zijn moderne werkwijzen in de landbouw niet denkbaar zonder modern transport. dus nog geen bemestingsadvies aan de praktijk kan geven De laatste jaren wordt veel onderzoek in blad en naaldenmonsters gedaan door het Bosbouw* proefstation te Wageningen. BESLUIT. MET dit artikel wordt deze serie over het Be- drijfslaboratorium voor Grond- en Gewas- onderzoek besloten. Wij hopen u hiermede een vol ledig beeld te hebben gegeven van de werkzaam heden van dit instituut dat in 1927 op initiatief van Professor J. Hudig met. steun van de gezamenlijke landbouworganisaties en de Nederlandse Heide maatschappij werd opgericht. Een instituut dat onderzoek tegen kostprijs verricht voor de practi- sche boer en tuinder, in nauwe samenwerking met de rijksinstituten, waar het wetenschappelijk on derzoek plaats vindt. (Advertentie® CLAYS NIEUWE ZELFRIJDENDE MAAIDORSER M 103 met stropers, graantank, kafzuiger, pick-up-inrichting, strosnijder en stroverspreider AF SCHOON in zuid-westelijk Nederland zeer weinig bos voorkomt, willen wij aan het slot van v deze artikelenserie toch nog enige aandacht schenken aan het onderzoek van bosgronden. Temeer omdat dit onderzoek thans voor het gehele land geschiedt in de afdeling van het Be- drijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Goes. Percentsgewijze neemt het aantal grondmonsters uit de bosbouw een zeer kleine plaats in, namelijk ruim Va Per jaar worden ongeveer 900 monsters ingezonden. Dit aantal is vrij sta biel omdat de bosbouw in ons land relatief een kleine plaats inneemt. Grondonderzoek in de bos bouw wordt in het algemeen toegepast bij nieuwe aanplant van bos. De pH of de zuurgraad speelt namelijk een grote rol bij de keuze van de houtsoort. Wanneer de pH hoger is dan 5.5 zullen de naaldhoutsoorten het minder goed gaan doen en zal men loofhout moeten aanplanten. Behal ve de pH worden in bosgrondmonsters ook het humus- en P-totaal-gehalte bepaald en bij meer uitgebreid ondeizoek ook de verschillende zand fracties. Naarmate de kwaliteit van de grond beter is en de gehalten aan plantenvoedende stoffen hoger zijn, kan men variëteiten aanplanten die hogere eisen stellen. Op de minder goede gron den zal men dus grove den aanplanten en on de betere lariks of Douglas.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 13