LANDBOUWMECHANISATIE
De financiële positie
Landbou wbedrij ven
u1
Tentoonstelling „Het Landbouwwerktuig55
yooR
van de
ZATERDAG 23 JANUARI 1960
van
een uur arbeid moet thans vergeleken met vroeger een veelvoud
produkten worden betaald. Wil de balans in evenwicht blijven, dan moet er
in dat uur arbeid meer worden gepresteerd dan vroeger, d.w.z. de arbeidsproduk-
tiviteit moet worden opgevoerd. Het heeft geen zin om te trachten dit te bereikek
door harder te werken, want er wordt in de landbouw reeds hard en langdurig
gewerkt, maar er moeten doeltreffende machines en gereedschappen ter beschik
king komen. Behalve een stijging van de produktie per manuur heeft dit nog het
voordeel, dat de arbeid in vele gevallen gemakkelijker en aantrekkelijker wordt
Vooral de jongere generatie, die in deze technische twintigste eeuw opgroeit, spreekt
dit aan.
De mechanisatie, waarvan de motorisatie een belangrijk onderdeel vormt, is bij
wijze van spreken als een stortvloed over onze bedrijven gekomen en het gezicht
van de Nederlandse land- en tuinbouw is er geheel door veranderd. Kon vroeger
worden gesproken van „den gerusten landman", dit behoort tot het verleden nu
de techniek zijn intrede op het boerenbedrijf heeft gedaan.
ALDUS de Minister van Landbouw en Visserij,
Mr. V. G. M. Marijnen in een toespraak ter
gelegenheid van de officiële opening van de ten
toonstelling.
De Minister wees er op, dat de mechanisatie als
aparte produktiefaktor eigenlijk pas in de laatste
vijftien jaren naar voren gekomen is, met als
voornaamste redenen: tekort aan werkkrachten
en stijging van de uitgaven voor loon en sociale
lasten.
De sterk gedifferentieerde vormen van de Neder
landse land- en tuinbouwbedrijven, de daarmee
gepaard gaande variatie in machines en werktui
gen vragen grote kapitaalsinvesteringen.
Daar vele machines slechts korte tijd per jaar
nodig zijn is bij deze hoge investeringen per ha
terecht gezocht naar mogelijkheden voor gemeen
schappelijk gebruik. Hoewel het sterk individuele
karakter van boer en tuinder zich hier nog wel
tegen verzet, is dit, wil men het eigen bedrijf
financieel niet te zwaar belasten, in vele gevallen
een economische noodzaak. Als mogelijkheden
noemde de Minister wederzijdse burenhulp, com
binatie van bedrijven, landbouvvwerktuigen coöpe
ratie en het gebruik maken van de diensten van
een loonwerker.
DAT de mechanisatie van de landbouw op ver
schillende terreinen een beslissende invloed
heeft gehad, kan met tal van voorbeelden worden
aangetoond: de graanoogst verloopt gemakkelijk
en sneller door gebruik van een lichte binder op
de kleinere bedrijven en van een maaidorser op de
grote; het vlas wordt vrijwel voor 100 machi
naal getrokken; in de veehouderij neemt het
machinaal melken snel toe, de doorloopmelkstal
verhoogt de arbeidsprestatie; het geventileerd be
waren van hooi geeft wintervoer van goede kwa
liteit; het machinaal graven en reinigen van sloten
geeft, een spectaculaire verbetering van de water
afvoer en beregening was in het afgelopen extreem
droge jaar een zegen voor bedrijven waar men
tijdig de beschikking over een goede installatie
en voldoende water had.
Bij de tuinbouw kan worden gewezen op de ont
wikkeling van het nevelspuiten, hetgeen voor de
ziektebestrijding in de fruitteelt een revolutie heeft
veroorzaakt, en op de sterke ontwikkeling van de
besproeiingsinstallaties zowel op open grond als
in de kassen. Trekkers worden speciaal voor de
tuinbouw geschikt gemaakt, waardoor deze vooral
in de fruitteelt op. grote schaal worden toegepast.
Voortdurend wordt er ook in de tuinbouw naar ge
streefd om handwerk door de machine te doen
vervangen.
Het vorenvermelde onderstreept nog eens, dat
de mechanisatie inderdaad het gezicht van onze
land- en tuinbouw heeft veranderd.
INVLOED OP AR BE IDSMETHODE.
EEN ander belangrijk aspect van de mechanisatie
is haar invloed op de arbeidsmethoden. Zoals
overal, is er in de land- en tuinbouw veel routine
werk van generatie op generatie overgegaan.
Maar landarbeid vereist een grote vakbekwaam
heid, omdat het steeds andere werkzaamheden
zijn die onder wisselende omstandigheden moeten
worden verricht. Door de mechanisatie is daar nog
bijgekomen de vakkundige bediening van diverse
machines, waarvoor een behoorlijke technische
kennis vereist is.
HE aanwezigheid van landbouwmachines uit vele
landen, zoals Engeland, Frankrijk, Duitsland,
Zweden, Zwitserland, Amerika, België, Noorwegen
enz., waarbij aan de invoer geen enkele beperken
de bepaling in de weg wordt gelegd, deed de Minis
ter de wens uitspreken, dat in al deze landen onze
land- en tuinbouwprodukten op dezelfde vrije wijze
verhandeld zouden mogen worden.
HOEVER MECHANISATIE?
HE voor de hand liggende vraag: „hoever zal de
mechanisatie nog gaan?" beantwoordde de
Minister als volgt:
„Hierop is moeilijk een antwoord te geven.
Maar dat de ontwikkeling nog steeds voortgaat,
kan hieruit blijken dat, terwijl in 1958 in totaal
ruim 9880 trekkers werden ingevoerd, in de eerste
tien maanden van 1959 reeds 10.000 werden ge
ïmporteerd.
De techniek is dynamisch; voortdurend zijn er
nieuwe vindingen, ook voor de land- en tuinbouw,
al ligt hier het tempo door de aard der bedrijven
dan ook wat lager dan in andere sectoren, In
Amerika kent men reeds bedrijven waar de far
mer op enkele knoppen van een schakelbord drukt
en zijn kudde van honderden stuks vee krijgt auto
matisch het voer in de juiste dosering. Ook iti
Nederland is reeds een trekker gedemonstreerd,
die radiografisch werd bediend. Deze vindingen
lijken te fantastisch voor een praktisch gebruik op
onze bedrijven, maar de praktijk heeft bewezen,
dat wat vandaag een technisch snufje gelijkt, mor
gen als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Maar
dit laatste is nog toekomstmuziek.
EN met de wens dat deze tentoonstelling aan
haar doel mag beantwoorden, verklaarde de
Minister de tentoonstelling „Het Landbouwwerk
tuig" voor geopend,
HET OPENINGSWOORD.
IN zijn openingswoord vestigde de voorzitter van
het Bestuur der federatie „Het Landbouw
werktuig, de heer J. D. Landré, er de aandacht op,
dat men zich moet realiseren dat op dit ogenblik
voor ca. 2'i- miljard gulden aan landbouwwerk
tuigen in Nederland is geïnvesteerd. De vervan
ging van dit geweldige machinepark, eens per 10
a 15 jaren vraagt een periodiek terugkerende
tentoonstelling, waar de boer kan zien wat er in
de wereld te koop is. en waar hij werkmethoden
zowel als de daarbij behorende werktuigen zelf,
kan vergelijken.
Dit spreekt te meer, als men zich realiseert, dat
nergens ter wereld zo intensief verbouwd wordt
als bij ons. Vele werktuigen die elders voldoen,
moeten veelal eerst aan onze omstandigheden
worden aangepast om hier de veelal zwaardere
condities het hoofd te kunnen bieden.
De heer Landré sprak tevens zijn dank uit voor
de van vele zijden ontvangen steun en samenwer
king, en meende dat er veel begrip voor het stre
ven van de federatie is ontstaan, o.a. bij de N. C. B.,
organisatoren van de jaarlijkse dag te Liempde,
het Bestuur van de Zeeuwse Landbouw Maat
schappij, de N. F. O., het Drents Landbouwgenoot-
schap en vele anderen, hetgeen tot voldoening
stemde.
'ITGEKOMEN is onlangs een rapport van het L. E. I. over de financiële positie
van landbouwbedrijven in Nederland.
Dit rapport moet worden gezien als een vervolg op een studie welke in 1952
door het L. E. I. over hetzelfde onderwerp werd opgesteld. Het rapport heeft be
trekking op 5100 bedrijven, die in oppervlakte cultuurgrond variëren van 4 tot 100
ha. De gegevens zijn ontleend aan de fiscale boekhoudingen.
Uit de samenvatting van het rapport blijkt, dat de opstellers tot de conclusie
komen dat het met de financiële positie van de boerenbedrijven in het jaar 1957,
waarop dit rapport betrekking heeft, nogal meeviel en in vergelijking met de vorige
studie valt het de opstellers zelfs bijzonder mee, omdat de financiële resultaten van
de landbouw tussen 1952 en 1957 volgens hen niet bijzonder goed zijn geweest.
UTANNEER wij deze conclusies en ook de cijfers
nog eens critisch bekijken dan heb ik de
indruk, dat nogal gemakkelijk tot deze conclusie
wordt gekomen. Er staan verschillende uitspra
ken in het rapport zelf en vooral ook in de sa
menvatting, die een andere conclusie zouden
wettigen. Ik vind, tenminste, een uitspraak dat
10 °/o van de onderzochte bedrijven niet liquide
zijn, en ook niet liquide gemaakt kunnen worden
met de tot nu toe gebruikelijke manier van cre-
dietopname met zakelijke zekerheid, nogal ver
ontrustend. Daar komt dan nog bij dat er nog
weer een andere 10 door extra credietopname
bij familie nog liquide zijn, maar onder dezelfde
omstandigheden werken.
Natuurlijk verkeren deze mensen niet in nood.
Het is in de boerenstand gebruikelijk dat de fa
milie extra risico's neemt en bovendien zijn er
tegenwoordig modernere vormen van zekerheid
stelling waardoor dit percentage ook geen 20 in
totaal, maar 10 zou worden, maar dat neemt niet
weg dat dit verschijnsel toch nog steeds belang
rijk genoeg is om de toestand niet rooskleurig te
noemen. Dat overigens de vermogenspositie ge
middeld in deze vijf jaren hetzelfde is gebleven
komt vooral omdat, niettegenstaande de schuld
is toegenomen van 670,tot 890,per ha, de
grondprijzen zijn gestegen. Zonder deze stijging
van de grondprijzen, zegt het rapport, zou de
vermogenspositie een achteruitgang hebben ver
toond. Nu weet ik wel dat door de inflatie de
waarde van de gulden langzaam maar zeker daalt
en dat dus een stijging van schulden en bezit
tingen geen reële waarde kan hebben omdat het
in guldens van minder waarde wordt uitgedrukt.
HE toename van de schuld is echter in pro-
centen uitgedrukt meer dan 30 en over
treft dus de muntontwaarding van deze 5-jaren
in hoge mate. De verhoging van de grondprijzen
daarentegen is een fictieve omdat die gebonden
is aan de goedkeuring van de overheid. De werke
lijke waarde was waarschijnlijk in 1952 niet lager
dan in 1957. Door de hogere grondprijs wordt wel
de mogelijkheid van credietopname vergroot en
dus de mogelijke liquiditeit. De hogere grondprij
zen betekenen voor de eigenaar-gebruikers hogere
belastingen en meer andere kosten. Ik geloof dan
ook dat deze eigenaar-gebruikers het beslist niet
eens zullen zijn met de conclusie dat er wat dit
punt betreft geen vuiltje aan de lucht is, omdat
de hogere schuld door hoge grondprijzen wordt
gecompenseerd. Op papier mag dit waar zijn
maar de praktijk denkt daar anders over, en
terecht.
Nog laconieker is de samenvatting over de
pachtbedrijven want daar staat, dat ook hier geen
achteruitgang is geconstateerd en dat de oorzaak
wellicht is te vinden in een aanpassing van de
investeringen aan de beschikbare credietruimte.
Zie verder pag. 75.
(Advertentie.);
RT^NAUSK 'S-GRAVtrWGE BIJKANTOREN ,'A'MÉR D AM. .ARNÈ-TM. EIND"'.WEN, S - G R A VF N H ACS tG'.RONJHijEN,; ROTTERDAM,. UTRECHT