9IS£$) CB Mechanisatie en Organisatie maelstede uienzaad maliebo uienzaao hybride uienzaad DE FINANC.tLE POSITIE VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN. W Is dat wel economisch r 1 VOEDERBIETEN ZATERDAG 2 3 JANUARI I960 75 (Vervolg van pagina 64) nisatie verder voort zal schrijden en in dit ver band zal men er goed aan doen naar een zo sterk mogelijke bedrijfsvereenvoudiging te streven. WANNEER men om de kosten van mechani satie te dekken de produktie moet uitbrei den hetgeen op zichzelf meer werk mee brengt waarom mechaniseert men dan? Een vraag die volkomen terecht is. Het antwoord hierop luidt, dat het ondanks de uitbreiding van de produktie in vele gevallen mogelijk is arbeid te sparen waardoor men de werktijd kan verkor ten en het werk lichter kan maken. Vanwege de mogelijkheid van werktijdverkorting en arbeids- verlichting kan mechanisatie aantrekkelijk zijn ook al worden de bedrijfsinkomsien hierdoor niet vergroot. Nog gunstiger is het indien met dezelfde ar- beidsbezetting door mechanisatie 'de produktie zodanig kan worden uitgebreid dat ook de be- drijfsuitkomsten stijgen. Om ons heen kunnen we voorbeelden zien van gemengde bedrijven waar door de aankoop van een melkmachine, het gebruik van hooiwerktuigen enz. de ruwvoerwin- ning zodanig is toegenomen, dat een aanzienlijke besparing op de krachtvcerrekening ontstond het geen uiteindelijk in betere bedrijfsuitkomsten eindigde. ARBEIDSTIJDVERKORTING DE mogelijkheden van verlichting van het werk en werktijdverkorting als voordelen (Adv.) MAELSTEDE uien brengen u financiële voordelen. MAELSTEDE hoort volgens de proefvelden 1959 bij de toprassen. Zeer prcduktief. MAELSTEDE geeft 5 a 10 meer opbrengst dan gewoon Rjjnsburger uienzaad. Vroegrijp. Oogstzeker. Goede uniformiteit. Gevrasgd voor export. Weinig dikhalzen. MAELSTEDE, de selektie met het laagste percentage inwendig rood. Prachtige vorm. Prcduktief. Vroeg rijp. Alleen met kwaliteitsuien kunnen wij de export behouden! KONINKLIJK KWEEKBEDRIJF ZAADHANDEl D. J. VAN DER HAVE n.v. KAPEUE BIEZELING6 van mechanisatie zijn hier met name genoemd. In vele gemengde bedrijven bedraagt de werktijd per week nog steeds van 60 tot 70 uur. Uit recente onderzoekingen is gebleken, dat door een verstandige mechanisatie een belang rijke verkorting van deze werktijden mogelijk is. In het akkerbouwbedrijf is het vraagstuk van de werktijdverkorting niet zo urgent, omdat we daar thans reeds een gemiddelde werkweek van 48 uren kennen. Ook indien andere bedrijfstak ken verdere werktijdverkorting in de toekomst zullen toepassen, zal het akkerbouwbedrijf hierin zonder grote bezwaren kunnen volgen. In ge mengde en zuivere veehouderijbedrijven is werktijdverkorting evenwel zeer belangrijk. Uit het vorenstaande volgt, dat bij elke stap tot motorisatie en mechanisatie van te voren dient te worden vastgesteld, welke extra kosten en welke besparingen dit zal opleveren. In som mige gevallen zoals bij de aanschaf van een aardappelverzamelrooier is een dergelijke bereke ning niet ingewikkeld omdat men bijvoorbeeld reeds uit besparingen op lonen van losse arbei ders de extra kosten kan dekken. In andere ge vallen evenwel en dit geldt voor die bedrijven waar besparing op arbeidslonen niet mogelijk is is reorganisatie van de bedrijfsvoering nood zakelijk. DIJ elke stap op de weg van de mechanisatie dient voorts te worden vastgesteld of indivi duele aankoop of exploitatie in combinatie met anderen of eventueel het gebruik maken van diensten van loonwerkers de meest voordelige op lossing is. Het zelf beschikken over bepaalde werktuigen biedt voordelen omdat men deze op elk ogenblik ter beschikking heeft. Indien even wel de vaste kosten belangrijk groter zijn dan bij gecombineerde aanschaf, is het noodzakelijk de voordelen van het voortdurend ter beschikking hebben van het werktuig af te wegen tegen deze extra kosten. Ik heb de indruk, dat men hierbij meer om psychologische dan om economische re denen zijn eigen weg gaat, hetgeen tevens resul teert in een achterblijven van de mechanisatie, omdat men deze te duur vindt. IN de laatste tijd verschijnen er in de land- bouwpers meer en meer gegevens over zekere arbeidsprestaties, die men in de landbouw kan bereiken. Getallen als 15 melkkoeien of 12 ha akkerbouw per arbeidskracht zijn niet van de lucht. Al deze gegevens houden het gevaar in van generaliseren. Indien een bedrijf gemechaniseerd is zal de ar beidsprestatie veel hoger kunnen zijn dan in een bedrijf waar weinig gemechaniseerd wordt. Men dient daarom bij het gebruik van arbeids prestaties en arbeidsnormen het volledige be drijfsplan, de werkomstandigheden en de werk tuiginventaris in zijn beschouwingen op te ne men. Er zijn thans bedrijven die weinig gemechani seerd zijn en waarbij één arbeider op 8 ha akker bouw werkzaam is; er zijn andere waar één man op 25 ha werkzaam is. Beide kunnen economisch gelijke resultaten op leveren. Beide kunnen dezelfde bedrijfsuitkomsten hebben. Algemene tendens is evenwel, dat gezien de voortdurende stijging van de lonen, de voort durende verbeteringen in de constructie en het gebruik van werktuigen en hiet voortdurend be schikbaar komen van nieuwe technische vindingen, dat degene die in ruime mate gebruik maakt van werktuigen, op den duur goedkoper zal werken, dan degene die dit niet doet. De eerste heeft boven dien het voordeel dat hij in een tijd van gunstige conjunctuur zich behoorlijk kan inrichten en de bedrijfsorganisatie aan de mechanisatie kan aan passen. Men ziet thans reeds dat op dergelijke be drijven met een betrekkelijk kleine arbeidsbezetting meer tijd voor bedrijf s ver beteringen over blijft "en de boer en arbeider het gemakkelijker hebben dan op die bedrijven, die weinig gemechaniseerd heb ben. Trekkers en landbouwwerktuigen zullen in de toekomst in toenemende mate de mens bijstaan in de bewerking van zijn grond, de verzorging van zijn gewassen, de oogst van zijn produkten en de verzorging van zijn vee. De R. A. I.- tentoonstelling te Amsterdam geeft een overvloed van beken de en nieuwe technische mogelijkheden te zien. Het is een verstandige landbouwer, die op economisch verantwoorde basis van deze technische mogelijkheden gebruik weet te maken. Dat wil zeggen, dat hij de mogelijkheden die trekkers en werktuigen bieden weet aan te passen in de organisatie van zijn bedrijf. Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie Ir. A. MOENS. (Vervolg van pagina 63.) rANNEER dit werkelijk waar is en het rapport geeft beslist geen reden dat te betwijfelen, dan wordt hier de groot ste aanklacht tegen de landbouwpolitiek van 1952-1957 neergeschreven, terwijl men verder net doet alsof er niets gebeurd is. Wanneer de vermogenspositie van de pachtbedrijven inderdaad zo is dat men alleen in leven kan blijven en het bedrijf voortzetten als men de noodzakelijke in vesteringen of een gedeelte daarvan achter wege moet laten dan betekent dat, dat men bezig is zijn eigen bedrijf op te eten. Men kan dit natuurlijk slechts korte tijd volhou den. M.i. moet de conclusie van het rapport zijn dat de financiële positie van een be langrijk gedeelte van de landbouwbedrij ven in Nederland zeer verontrustend is en dat het de hoogste tijd is dat hieraan meer aandacht wordt besteed. Tot een zo optimistische conclusie als het rapport komt is helemaal geen aanleiding. Ir. C. S. KNOTTNERUS. (Vervolg van pagina 71.) WELKE WERKTUIGEN VOOR DE AARDAPPELOOGST? Kipwagens én zelflossende wagens verdienen in dit geval de aandacht. Op vele bedrijven moet men echter gebruik maken van de wagens die reeds op het bedrijf aanwezig zijn. Door deze uit te rusten met bodemkleppen kan een vrij groot gedeelte van de vracht worden gelost via deze kleppen. De wagen wordt daartoe boven een lage horizontale transportband geplaatst. Evenals bij het lossen van bieten bestaat de mo gelijkheid de aardappelen te lossen met behulp van een net. Dit wordt voor of op de bodem van de wagen uitgelegd. Bij het lossen wordt het net aan één kant middels een eenvoudige takelinstallatie opgetrokken. De aardappelen komen dan geleide lijk op een naast de wagen opgestelde, horizontale transportband. Bij deze methode kan 1 persoon met behulp van de trekker de wagens lossen. Er kan gebruik worden gemaakt van de op het bedrijf aanwezige landbouwwagens, zonder dat hieraan iets behoeft te worden veranderd. DIJ het lossen van de aardappelen zal als regel een transporteur onontbeerlijk zijn. Deze zijn in verschillende uitvoeringen in de handel. Bij aanschaf van een transporteur lette men op de gebruiksmogelijkheden, de wendbaarheid en de verstelmogelijkheden. Bij het vullen van cellen van een bewaarplaats is de lengte van de „over steek" belangrijk. Vele van deze transporteurs zijn uitgerust met een schudzeef. Er zijn ook transporteurs die in plaats van met een schud- zeef zijn uitgerust met kooi rollen of een zeef ket ting. Een zeefketting moet voldoende zijn afge schermd om beschadiging van de aardappelen tegen te gaan. 70 zijn er vele punten waarop bij de aanschaf van werktuigen voor de aardappeleultuur gelet moet worden om straks bij de oogst zo doel matig mogelijk te kunnen werken. (54) Met blijdschap geven wij kennis van de geboorte van onze zoon JOHAN PIETER I. B. WARMENHOVEN. E. WARMENHOVEN-VAN DE BILT. Goes, 20 jan. 1960 Nachtegaallaan 20. Onze felicitaties (Red.) (Adv.) "1 1 J Reeds jarenlang no. 1 op de IVRO proefvelden en I no. 1 op de rassenlijstl

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 15