ZAAIMACHINES DEMONSTRATIE MET ZATERDAG X 6 JANUARI 1960 IN samenwerking tussen de Bedrijfsstudiegroep Tholen en Sint Philipsland en de Rijksland- bouwvoorlichtingsdienst werd op woensdag 9 december jl. te Sint Philipsland een demon stratie met zaaimachines gehouden. Van heel oude tot de meest moderne zaaimachines waren bijeengebracht om de verschillende systemen, afstelmogelijkheden en onderhoudspunten te be spreken. Een dergelijke demonstratie heeft meer het karakter van een openbare les. Naast en tijdens de toelichting kunnen daardoor vragen gesteld en opmerkingen gemaakt, worden. Uiteraard is het effect bij kleinere groepen groter dan bij de grotere, doordat gemakkelijk tot een onderling gesprek gekomen kan worden. VOOR een dergelijke demonstratie is een vrij grote afgesloten ruimte nodig. Op Sint Phi lipsland werd deze gevonden in een grote nissen- hut van de fa. Rijstenbil, loonwerkers aldaar. De wel zeer uitgebreide inventaris was voor deze gelegenheid voor het grootste gedeelte ont ruimd. Opmerkelijk was. ook voor de bezoekers, de orde die in deze werktuigenloods heerste. Alle onderdelen waren netjes gerangschikt en zeer overzichtelijk opgehangen. Een keurig werkbank je met het handgereedschap zo bij de hand, was op de goede plaats bij de ingang opgesteld. Reeds nu al waren diverse werktuigen schoongemaakt en opnieuw gespoten waardoor ze vrijwel niet van nieuw te onderscheiden waren. Diverse soor ten potten met verf waren soort bij soort opge hangen. De verschillende soorten olie waren over zichtelijk opgesteld langs de muur met. om ver gissingen te voorkomen, duidelijk de soort olie op een kaart aangegeven. Het geheel was een prachtig voorbeeld dat in het kader van de demonstratie wel zeer goed op zijn plaats was. ZAAIMACHINES: algemeen ENKELE punten waarop bij het gebruik van zaaimachines gelet moet worden zijn le. zorgen voor een regelmatige toevoer van het zaaizaad van de zaadbak naar de zaaihuis- jes. Daarvoor is een goede roerinrichting noodzakelijk 2e. een zodanige afstelling van de zaaielementen dat naar elke zaadpijp een even grote hoe veelheid zaaizaad per eenheid van lengte wordt toegevoerd; 3e. de kouters of scharen zodanig instellen dat op de juiste diepte wordt gezaaid en ook dat alle scharen even diep zaaien. Gewichten aan de kouters, voor elke kouter een drukveer, of hoewel in mindere mate. een losliggende drukstang, maken het mogelijk dat de onef fenheden in het land worden gevolgd. Bij een vast drukijzer is dat niet mogelijk en daarom ook niet aan te bevelen. Te diep zaaien kan voorkomen worden door een sleepvoetje of een vaste drukrol te mon teren 4e. de vorentrekkerstangen zodanig bevestigen dat geen zijdelingse speling kan optreden. Een dergelijke speling veroorzaakt nauwere en ruimere afstanden tussen de rijen onder ling, wat het machinaal wieden bemoeilijkt; 5e. de afstanden tussen de rijen onderling moe ten bij alle precies even groot zijn. Dit geldt ook voor de aansluitrijen. Bij een niet genor maliseerde rijenafstand bepaalt men de juiste afstand door de spoorbreedte van de machine op te meten en deze afstand door het aantal te zaaien rijen te delen. Een z.g. zaaimachine van 2 meter geeft geen garantie dat de spoorbreedte 2 meter is. Door slijtage, verbuigingen of andere oorza ken kunnen afwijkingen voorkomen. VASTLEPELRAD DIJ dit al zeer oude type zaaimachine stroomt het zaaizaad van de bak door openingen in de achterwand naar de zaaihuisjes. Om een regel matige toevoer van het zaa.d te bevorderen kan de zaadbak meer of minder achterover gedraaid worden. In de zaaihuisjes draait een as met een aantal daarop geplaatste schijven. Deze schijven zijn van lepeltjes voorzien. Deze scheppen het zaad op, nemen het mee naar boven waar het uit de lepels in een klep valt. Via deze klep komt het zaad in de zaadpijp en van daar in de grond. De zaaizaadhoeveelheid wordt geregeld door de snelheid van de zaaias te veranderen of een an dere zaaias met grotere of kleinere lepels te ge bruiken. De snelheid van de zaaias wordt ver anderd door 't verwisselen van tandwielen. Hier toe zijn een groet aantal tandwielen bij de ma chine in voorraad. De instelling op zaaizaad grootte wordt geregeld door het omdraaien van de zaaias met lepelschijven of door een andere zaaias te nemen. In- en buiten werking stellen ge beurt met een hefboom die het contact tussen de zaadbak met zaaiastandwiel enerzijds en het aandrijfwiel anderzijds onderhoudt. Het afgeren is gemakkelijk door een klep om te gooien. Een bezwaar is dat er vrij veel schep zaad nodig is. Schepzaad is de minimumhoeveel- heid zaaizaad die in de zaadbak nodig is om nog goed zaaiwerk te garanderen. Ook het schoon maken van de machine is tamelijk moeilijk. Overigens is het altijd een robuste machine ge weest waarvan er jaarlijks nog enkele in ons land worden geleverd. VERSTELBAAR LEPELRAD IN principe lijkt dit type heel sterk op het vast lepelrad. De zaaias is hier tweedelig d.w.z. in lengterichting. Beide ashelften zijn over eikaar verschuifbaar. De lepelschuiven zitten twee aan twee of wel één op iedere ashelft. Verschuift men de ashelften t.o.v. elkaar, dan verandert de af stand tussen de schijven evenzo. Aan de binnenzijde van de schijven zitten lepels die door de wand van de tegenoverliggende schijf heen en weer kunnen bewegen. Het werk zame gedeelte dat buiten de schijven zit, wordt daardoor groter of kleiner. Hiermee worden zowel zaaizaad-hoeveelheid als -grootte geregeld. Soms kan een andere snelheid aan de zaaias gegeven worden. Bijstellen van verschillen in hoeveelheid per zaadpijp is moeilijk of niet mogelijk. Het af geren gaat gemakkelijk. De hoeveelheid schep zaad is iets geringer dan bij v.ast lepelrad. Dit systeem dat over het algemeen tamelijk goed vol deed, wordt niet meer in de handel gebracht. SCHUIFRADSYSTEEM BIJ dit systeem stroomt het zaad uit de zaad bak door openingen in de bodem naar de zaaihuisjes. Deze openingen kunnen door een schuif gesloten worden. In de zaaihuisjes draait de zaaias met daarop gemonteerde- celraderen. Elke zaadpijp wordt door een apart celrad bediend. Door de zaaias met de celraderen in de zaaihuisjes te verschuiven, wordt het werkzame gedeelte vergroot of verkleind. Hier mee wordt de zaaizaadhoeveelheid geregeld. Door een tussentandwiel in de aandrijving in te scha kelen kan bovenover worden gezaaid. Dit wordt toegepast bij het zaaien van erwten, bonen en dikwijls ook van bieten. Verschillen in zaaizaadhoeveelheid per zaad pijp kunnen bijgesteld worden door de wand van het zaaihuisje waar het celrad doorheen loopt, iets naar de gewenste richting te verschuiven. Af geren gaat bij dit systeem erg moeilijk omdat de zich in het zaaihuisje bevindende hoeveelheid zaaizaad, na het sluiten van de toevoerschuif. eerst opgezaaid moet worden voordat hat zaaien ophoudt. Het schoonmaken van de machine gaat gemak kelijker dan bij de vorige. Doordat de zaadbak vrijwel leeggezaaid kan worden is er zeer weinig schepzaad nodig. NOKK EN It A DS YSTEEM WOKKENRAD en schuifrad zijn in feite broertje en zusje. De toevoer van zaadbak naar zaaihuisje is gelijk. In de zaaihuisjes draait de zaaias met daarop voor elke zaadpijp een rad met nokken. Er kan alleen onderdoor gezaaid worden waarbij de nokkenraderen het zaad over een bodemklep schuiven die daaronder verend is bevestigd. De bodemklep is instelbaar met het oog op verschillen in zaaizaadgrootte. De hoe veelheid zaaizaad per ha. wordt geregeld door een nortonkast met een groot aantal verschil lende aandrijfsnelheden. Het afgeren gaat even moeilijk als bij het schuif radsysteem. Schepzaad is er weinig nodig. Het schoonmaken van de machine is zeer een voudig. Door de bodemkleppen onder de zaai huisjes weg te draaien nadat er eerst een bak onder geschoven is, stroomt het zaad uit de ma chine in de opvangbak. Verschillen in hoeveelheid per zaadpijp kunnen bijgesteld worden door de veren op de bodem- kleppen de juiste druk te laten geven. Bij het bietenzaaien wordt nogal ééns de klacht geuit dat de zaadjes tussen de nokken geklemd worden en er mee rond blijven draaien. Dit kan slechts verholpen worden door de vast geklemde zaadjes met een ruw vegertje te ver wijderen. CENTRIFUG AALZ AAIMACHINE VAN dit nog zeer nieuwe type is, voor zover bekend, nog alleen de „Stokland" in de han del. De voorraadbak bestaat uit een trekkervor- mige bak, met als bodem een ring met een groot aantal doorlaatopeningen. waardoor het zaad naar een ruimte stroomt die zich onder een ke gelvormige trechter bevindt. Voor een opening in de onderkant van de trechter is een aangedreven ring met een soort mesje geplaatst. Trechter en mesje draaien even snel. Het zaad wordt daardoor door de verstelbare opening van de kegel gestuwd. In deze kegel zijn geleidelijk verlopende schoepen gemonteerd. Door het groot aantal toeren van de kegel ruim 2000 per mi nuut wordt het zaad naar de zich boven de kegel bevindende opening geslingerd. Deze door een schuif verstelbare openingen staan met de zaadpijpen in verbinding. De ope* ning in de kegelwand wordt geregeld naar de hoeveelheid en de grootte van het zaad. Dit ge schiedt op een zeer eenvoudige en snelle manier door met de hand één ronde schijf los te draaien, een tweede schijf af te stellen en vervolgens de eerste weer handvast te draaien. Schepzaad is er weinig nodig. Het schoonmaken is eenvoudig. Twee over de grond lopende aandrijfwielen brengen het zaaimechanisme via een V-snaar in beweging. Deze luchtbandjes zijn betrekkelijk klein. Door instelling van de topstang der drie puntsbevestiging waaraan de machine is opge hangen, ontstaat voldoende druk op de grond. Onder bepaalde omstandigheden is slip op de aandrijfwielen, en daardoor onregelmatig zaaien, niet uitgesloten. Het afgeren is gemakkelijk door met een schuif de betreffende zaadpijp af te sluiten. De hoeveel heid zaaizaad per ha. blijft daarbij even groot, omdat de andere pijpen relatief dikker gaan. zaaien. De doorvoeropeningen in de zaadbak zijn enigs zins driehoekig van vorm. De mogelijkheid van verstopping is hierbij vrij sterk. Noodzakelijker wijs zal hiervoor een oplossing gevonden moeten worden. Opvallend is hierbij dat, wanneer een geringere hoeveelheid zaad dan waarop ingesteld is, naar de centrifugie toestroomt, deze geringere hoeveelheid toch over alle aangesloten zaadpijpen evenredig verdleeld wordt. PRECISIE ZAALSYSTEEM TER completering van de meest gebruikelijke zaalsystemen was een „Stanhay" precisie zaaielement ter demonstratie te zien. Elk element zaait één rij, dus het aantal gezaaide rijen is ge lijk aan dat van het aantal elementen. Het frame waaraan de elementen zitten, wordt bevestigd aan driepuntsophanging van de trekker. Het zaad (öionogerm bietezaad) stroomt uit het voorraadt je naar een ruimte waar een rubberbandje met openingen onderdoor draait. Een over de grond lopende rol drijft dit bandje via een V-snaartje aan. Deze rol dient tevens als drukrol, terwijl een tweede meer naar voren ge plaatste rol als steunrol dienst doet. Het bandje loopt over een paar rollen. In elk gaatje wordt een zaadje meegevoerd. Een tegen de richting van het bandje draaiende rol schuift de overtollige zaadjes terug in de ruimte en drukt tevens het zaadje uit het gaatje in het zaadpijpje. De valhoogte van het zaadje is zeer gering. Hierdoor en door een sleepijzertje en de drukrol komt het zaad zeer regelmatig diep in de grond met daardoor een kans op geregelde opkomst. Op het resultaat voor wat betreft het aantal eenlingen, wordt binnenkort terug geko* men. Van het zaaien kan men tijdens het werk niets zien. Ter kontröle op het bandje is in het systeem een electrisch kontakt ingebouwd dat door stroom uit de accu wordt gevoerd. Door flikkerende rode lampjes op een bord op de trekker weet de chauffeur dat het bordje draait. Een lege zaa.dbak of een verstopping in het toevoersysteem kunnen niet gekontröleerd wor den op het lampenbord. VERSCHIL IN HOEVEELHEID PER ZAADPIJP DOOR afdraaien werd het publiek getoond dat soms vrij grote verschillen in hoeveelheid zaaizaad per pijp voorkomen. Ook hier werden verschillen van 25 tot 40 waargenomen. In de praktijk zijn ze soms nog groter. Voor zover de verschillen groter zijn dan 10 a 15 is bijstellen noodzakelijk. De centrifugaalzaaima- chine maakt hierop een gunstige uitzondering. Bij ettelijke malen afdraaien bleef de hoeveel heid per zaaipijp even groot. NORMALISATIE VAN DE RIJENAFSTAND ER waren niet genormaliseerde zowel als ge normaliseerde zaaimachines te bezichtigen. Zaaibreedten van 2 of 2,5 m kunnen gemakkelijk worden genormaliseerd. Bij één zaaimachine was de spoorbreedte van 2,5 m op 2.64 m gebracht door tussen de zaadbak en elk wiel een vulblok van 7 cm te plaatsen. Met het oog op de normalisatie werd ook 'ge wezen op de afstelplank voor wiedmachines. Bij genormaliseerde rijenafstand kan voor 4 gewas sen met 1 en bij niet genormaliseerde met 2 planken worden volstaan. Bij genormaliseerd (Zie verder pagina 50.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 9