NOTULEN van de 6 Algemene Vergadering der Zeeuwse Landbouw Maatschappij, gehouden op maandag 21 december 1959 te 10,30 uur in het „Schuttershof" te Middelburg ZEEUWS LANDBOUWBLAD De heer H. J. Muntinga die de herdenkingsrede ter gelegen heid van het 75-jarig bestaan van het K. N. L. C. op de Alge mene Vergadering uitsprak. OPENING IYE Algemeen Voorzitter der Z. L. M., de heer Ir. M. A. Geuze, opent de vergadering en heet de ongeveer 500 leden en belangstellenden van harte welkom. Een bijzonder woord van welkom richt de Voor zitter tot de heer H. J. Muntinga, lid van het Dage lijks Bestuur van het Koninklijk Nederlands Land bouw Comité en voorzitter van de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap, die na het huishoudelijk gedeelte een rede zal uitspreken, mede ter herdenking van het 75-jarig bestaan van het K. N. L. C. De Voorzitter spreekt vervolgens woorden van welkom tot de vertegenwoordigsters van de Bond van Plattelandsvrouwen in Zeeland, mevr. \y. van Veenvan Loghem, mevr. J. de JagerNeve en mej. A. v. d. Leeden, daarbij tevens de dank uit sprekende voor de passende en fraaie versiering van de vergaderzaal, tot het erelid der Z. L. M., de heer Ir. J. D. Dorst, de heer Dr. Ir. C. W. C. van Beekom, Voorzitter van het College van Consu lenten in Zeeland, de heren C. A. Kammeraad en A. S. de Jonge, respectievelijk voorzitter en secre taris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Middelburg, de heer A. Korteweg, secretaris van de Noord-Brabantse Mij. van Landbouw, de h^er J. A. van Nieuwenhuijzen, voorzitter van de Hollandse Mij. van Landbouw, de heer J. Buteijn, voorzitter van de IJsselmeerpolders, de heer J. Kakebeeke, voorzitter van de Raad v. d. Land bouwvoorlichting, de heren G. J. de Jager en W. Goeman, respectievelijk voorzitter en secretaris van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap, de heer Drs. M. C. Verburg, directeur van het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland, de heer Mr. J. F. Hornstra, directeur van de Stich ting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk, de heer Ds. H. M. Strating. Eveneens richt de Voorzitter woorden van wel kom tot de vertegenwoordigers van de Zeeuwse pers, daarbij de goede betrekkingen memorerende, die er tussen de Zeeuwse pers en de Z. L. M. be staan. Bericht van verhindering werd ontvangen van de herenD. W. Lindenbergh, L. van Dijk, Drs. Th. J. Westerhout. Ir. C. S. Knottnerus. Mr. E. Kuijlman, W. G. de Waard, Mr. J. L. Nieuwenhuis en Dr. C. J. A. Kerstens. NOTULEN DE notulen van de Algemene Vergadering van 18 juni 1959 worden onder dankzegging voor de nauwkeurige redactie ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. MEDEDELINGEN FiE Voorzitter deelt mede, dat het Hoofdbestuur U in zijn laatst gehouden vergadering besloten beeft aan het Landbouwschap een voorstel te doen om te komen tot de instelling van een voederbieten, verordening teneinde het euvel van de vergelings- ziekte zoveel mogelijk tegen te gaan. Het gaat hier om het opruimen van de kuilen vóór 1 april of het tegengaan van de spruitvorming. Het Bestuur, dat aan dit vraagstuk grote aandacht heeft gewijd, heeft zich ten volle gerealiseerd, dat een dergelijke verordening wel enige moeilijkheden, vooral voor de gemengde bedrijven zou kunnen opleveren. Het Hoofdbestuur heeft zich dan ook uitvoerig laten voorlichten door de directeur van het Instituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op Zoom, de heer Ir. Rietberg. Uit de uiteenzetting van de heer Rietberg is zeer duidelijk gebleken, hoe groot de gevaren zijn, welke de voederbietenkoppen opleveren voor de suiker bietenteelt. Het Hoofdbestuur is hierdoor zeer on der de indruk gekomen en heeft dan ook gemeend niet langer met het doen van de nodige stappen te mogen wachten. De Voorzitter kan tevens mededelen, dat reeds adhaesiebetuigingen zijn ontvangen uit delen van Noord-Brabant en de Hoekse Waard, waaruit ook moge blijken hoe men overtuigd is van de nood zaak de vergelingsziekte drastisch aan te pakken. De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat een samenwerking tot stand zal komen tussen de Lagere Landbouwschool te Zierikzee en de Lagere Tuinbouwschool te Haamstede, welke van de zijde van het Ministerie inmiddels is goedgekeurd. BEGROTING 1960 |\E Voorzitter stelt hierna de begroting en de contributievaststelling voor '60 aan de orde en wijst erop, dat het bestuur thans met een voorstel tot verhoging der contributie heeft moeten komen, nadat dit een aantal jaren niet nodig is gebleken. Het Hoofdbestuur heeft zich op dit punt ernstig beraden en is er bij het nemen der beslissing van uitgegaan, dat een verhoging zodanig moest zijn, dat de financiering der maatschappij de eerst volgende jaren geen moeilijkheden ondervindt. De nog steeds verdergaande kostenstijging en de in I960 te verwachten loonmaatregelen, de verhoogde afdracht aan het K. N. L. C. etc.. hebben het Hoofd bestuur doen besluiten de contributie vast te stel len op 2,40 per ha grondgebruik met een vaste contributie van 7,Voor de leden zonder grond de contributie gebracht op ƒ12 50. Het Hoofdbestuur heeft hierbij gesteld, dat ge zien de ook in Zeeland op sommige plaatsen opge treden droogteschade de verhoging van de contri butie per ha in 2 jaren gerealiseerd moet worden, derhalve voor 1960 met 0,25 per ha en voor 1961 nogmaals met 0,25. De contributie per ha in 1960 zal dan ƒ2,15 bedragen. De Voorzitter vraagt na de toelichting of iemand het woord verlangt of tot stemming wenst over te gaan. Daar niemand enige op- of aanmerkingen over de begroting en de contributievaststelling wenst te maken, wordt het voorstel van het Hoofdbestuur met algemene stemmen ongewijzigd aangenomen en goedgekeurd. De Voorzitter concludeert, dat de goedkeuring van het voorstel op deze wijze als een bewijs van groot vertrouwen in het beleid van het bestuur mag worden gezien en dankt de vergadering harte lijk voor de genomen beslissing. (Applaus). RONDVRAAG DE Voorzitter zegt, dat een aantal schriftelijke vragen zijn binnengekomen, die in de middag vergadering aan de Minister zullen worden voorge legd. Deze vragen betreffen de bijzondere positie van de slachtpaarden in Nederland, als gevolg van de grote invoer uit Oost-Europa, de oogstvergoe- ding in de herverkavelingsgebieden van Walcheren en de oprichting van een vakschool voor de groen ten- en bollenteelt op het eiland Tholen. De heer J. Mesu (Gapinge) brengt een klacht naar voren over financiële afwikkeling van de inun datie en herverkaveling, zulks in verband met een te hoog liggend perceel bouwland. De Voorzitter adviseert de heer Mesu in verband met het feit, dat het hier een persoonlijk geval is, zich nog eens met het secretariaat in verbinding te stellen. De heer H. de Feijter (Wissenkerkeï vraagt naar aanleiding van publicaties van het Ned. Verbond van Werkgevers, het Katholiek Werkgeversver bond en andere organisaties intake de prijsstelling van landbouwprodukten in E. E. G.-verband, wat in deze het standpunt van de landbouw is en wat er door de landbouw tegenover gesteld wordt. De Voorzitter dankt de heer De Feijter voor de interessante vraag en zegt, dat de landbouw ter dege kennis van deze publicaties heeft genomen. Spr. zegt, dat in de openingsrede van de middag vergadering aan dit punt ruime aandacht wordt geschonken. De heer De Feijter vraagt vervolgens of het juist is, dat bij de herverkavelingsstemming wel eens moeilijkheden naar voren komen. De Voorzitter antwoordt,, dat in de ruilverkave- lingswet een bepaalde stemmingsprocedure is op genomen, waarin wordt bepaald, dat niet-aan- wezigen geacht worden te hebben voorgestemd. Spr. zegt persoonlijk van mening te zijn, dat hier tegen wel wat is in te brengen. Anderzijds is uit de cijfers, die door de Minister over gehouden stemmingen zijn overgelegd, wel gebleken, dat voor ernstige ongerustheid geen reden is. In de toekomst zal dit punt nog wel nader besproken worden. De heer L. J. Boone (Ritthem) zegt niet volledig overtuigd te zijn van de noodzaak tot het instellen van een voederbietenverordening. De moeilijkheden voor belanghebbenden acht spreker zodanig, dat het nemen van bepaalde maatregelen op dit mo ment nog wel eens goed overwogen mag worden. De Voorzitter zegt, dat aanvankelijk niet alle Hoofdbestuursleden overtuigd waren van de nood zaak tot het nemen van maatregelen, doch na de uiteenzetting op het Instituut te Bergen op Zoom was dit wél het geval. Aan de hand van een aantal voorbeelden toont de Voorzittter aan, welke grote besmettingsbron nen de voederbietenkuilen kunnen zijn. In dit ver band wijst spr. op de maatregelen, die in België, waar men toch over het algemeen meer bezwaren tegen verordeningen heeft dan in Nederland, ten aanzien van dit punt zijn getroffen. Bovendien zal in een verordening wel worden gesteld, dat men de voederbieten langer dan een bepaalde datum mag bewaren, mits ze met bestrijdingsmiddelen zijn bespoten of diepgekopt worden. De heer Davidse (Middelburg) vraagt of er nog subsidies worden gegeven voor het uitvoeren van z.g. boerenwerken. De Voorzitter zegt, dat het crediet, dat hiervoor beschikbaar is, aanzienlijk is teruggebracht, doch dat de mogelijkheid hiertoe nog steeds bestaat. De heer Mesu (Gapinge) vraagt wie gerechtigd is vergoeding voor de zoutschade, waarmede wordt bedoeld de pas omstreeks 1950 aan het licht ge komen zoutschade aan de gebouwen te ontvangen. De Voorzitter zegt, dat de oude eigenaar der ge bouwen toestemming kan verlenen aan de huidige eigenaar de schade te incasseren. Een publicatie hierover kan in het Landbouwblad tegemoet wor den gezien. De Voorzitter verwelkomt hierna de heer C. Phi- lipse, vertegenwoordiger van het College van Gede puteerde Staten van Zeeland. Wij stellen het op hoge prijs, aldus de Voorzitter, dat U thans reeds ter vergadering bent gekomen en van Uw grote belangstelling in het werk der Z. L. M. opnieuw blijk wilt geven. REDE VAN DE HEER H. J. MUNTINGA De rede die door de heer H. J. Muntinga werd uitgesproken, werd reeds geheel in het Kerstnum mer van *24 december opgenomen. De Voorzitter dankt de heer Muntinga hartelijk voor zijn gedegen en duidelijke inleiding, waarin niet alleen een blik op het verleden is geworpen, doch ook de toekomstproblemen in het raam van de E. E. G. aan een beschouwing werden onder worpen. Naar aanleiding van de rede van de heer Mun tinga worden de volgende vragen gesteld: a. De heer De Feijter vraagt of er, gezien de samenstelling van de afdeling werkgeversbelangen van het Landbouwschap, wel voldoende kracht van deze commissie kan uitgaan. b. De heer J. W. Scheele (Vogelwaarde) bepleit een goede propaganda voor het gebruik van vlas linnen in Nederland, waardoor de ongunstige in vloed van de invoer van goedkoop Russisch vlas grotendeels kan worden opgeheven. c. De heer Boone zou gaarne een algemene stem ming over het vóór of tegen het Landbouwschap uitgevoerd willen zien. Spr. is van mening, dat op zijn minst een reorganisatie zou moeten plaats vin den. «1. De heer L. J. de Rijke (Kruiningen) zegt ken nis genomen te hebben van het jaarverslag 1958 van het Landbouwschap, waarin van de ongeveer 1600 bladzijden er slechts 1 gewijd is aan de tuin bouw. De heer Muntinga zegt in zijn antwoord tot de heer De Feijter, dat hij vaak met de kwesties van de afdeling werkgeversbelangen wordt geconfron teerd, hoewel hij zelf geen deel uitmaakt van de commissie. De samenstelling tussen werkgevers en werknemers in deze commissie is paritair. Spr. zegt van mening te zijn, dat in de commissie die kracht wordt ontwikkeld, die redelijkerwijze van haar mag worden verwacht. De inleidende bespre kingen tot de samenstelling van de contracten wordt geacht de primaire taak te zijn van de eigen organisaties, de 3 centrale landbouworganisaties dus, en men mag met pvertuiging constateren, dat in de afdeling werkgeversbelangen van het K. N. L. C. datgene wordt gedaan, dat binnen haar ver mogen ligt. Zie verder volgende pagina»

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 6