DE REACTIE
MELK ES ZUIVEL
Onderzoek voor de praktijk
(14)
WATER- EN ZOUTONDERZOEK
ALGEHELE ONTHEFFING
AARDAPPELTEELT
HER VERKA VELIN GSGEBIED
THOLEN I960
GROOT-BRITANNIE:
Landbouw-bedrijfsinkomen in 1957/'58
12
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
WANNEER de zuivelprijzen stijgen zijn er minder problemen. Opmerkingen, geladen met
bitterheid, en het elkaar naar het hoofd slingeren van verwijten, komen dan slechts weinig
voor. Dit wordt anders, wanneer de markt terugloopt, speciaal wanneer de prijzen op de
zuivelmarkt duikelen, zoals enige weken geleden gebeurd is.
Iedereen zal het met ons eens zijn, dat de afzet en de opbrengst van deze afzet ermede ge
diend is, wanneer de prijsvorming zonder schokken verloopt. Wanneer dus de zuivelmarkt in
heftige beroering komt zoals jaren niet gebeurd is en speciaal de prijzen duikelen, dan komt
even later de reactie. Zo ook bij de groothandelaren in boter.
De vereniging van deze groothandelaren heeft zich tot het PZ gewend met een brief, die
op de laatste vergadering van het PZ voor kennisgeving werd aangenomen en in behande
ling is gegeven aan de speciale Botercommissie.
VERWIJTEN
rVENGENOEMDE vereniging komt met ern
stige verwijten. Men stelt, dat nu. duidelijker
dan ooit, aan de dag is getreden, dat van een
werkelijke vrijheid in prijsvorming, wat de boter
betreft, niet gesproken kan worden.
Nauwkeurige marktnoteringen, zoals vóór de
oorlog, bestaan niet meer. De afzet in het bin
nenland is volkomen afhankelijk van het systeem
van heffingen en toeslagen, bedoeld voor de export
markten, om op deze diverse markten de Neder-
DE geschiedenis van het laboratorium te Goes
is geheel doorweven met het wateronderzoek
oftewel zoutonderzoek. Tot december 1957
toen het nieuwe laboratorium aan de Naerebout-
straat in gebruik werd genomen werd het onder
zoek verricht in het oude voormalige weeshuis in
Goes. Dit gebouw was in 1945 door Dienst Land-
bouwherstel in gebruik genomen ten behoeve van
het onderzoek van de in de oorlog geïnundeerde
gronden in Zeeland en op de Zuid-Hollandse Eilan
den. Dit onderzoek betrof in hoofdzaak zoutonder
zoek, de slib-, koolzurekalk- en grofzandbepaling,
In 1948 begon dit onderzoek af te lopen en werd
aan het Bedrijfslaboratorium de vraag voorgelegd
of dit laboratorium kon worden overgenomen en
dienstbaar gemaakt aan het grondonderzoek van
de kleigronden in het zuid-westen van het land.
Aldus geschiedde. Dank zij de uitstekende mede
werking van de rijkslandbouw- en rijkstuinbouw-
consulenten in Zeeland kon het laboratorium reeds
het eerste jaar op volle capaciteit draaien.
De noodlottige overstromingsramp van 1953
drukte ook zijn stempel op de werkzaamheden
van het laboratorium. Weer werd de nadruk op
het zoutonderzoek gelegd, waardoor in 1953 bijna
40.000 zout bepalingen werden verricht.
In hoofdzaak werd het C-cijfer (aantal grammen
NaCl per liter bodemvocht) bepaald en ABC-onder-
zoek (vocht- en chloor'oepaling) verricht.
Nadien nam het onderzoek weer zijn meer nor
male vormen aan, al blijft Goes het centrum voor
wateronderzoek.
In 1958 werden namelijk 6146 watermonsters
en 665 ABC-monsters onderzocht, voornamelijk te
Goes.
Dit is een gevolg van de toenemende verzilting
van grond- en slootwater, waarmee men vooral in
het westelijk deel van ons land geconfronteerd
wordt.
VOORAL in de tuinbouw en fruitteelt, waar men
regelmatig slootwater gebruikt om de gewas
sen te besproeien, ondervindt men de nodige hin
der van deze stijging van het keukenzzoutgehalte.
Bij overschrijding van een bepaalde grenswaarde,
die voor tuinbouw en landbouw op verschillend
niveau ligt, kan het gewas beschadigd worden en
verkrijgt men een lagere opbrengst en tevens min
dere kwaliteit. Het Deltaplan, waardoor een groot
kunstmatig zoetwatermeer in het zuidwesten zal
worden aangelegd, i.s een machtig wapen in de
strijd tegen de verzilting. Het zal echter nog een
flink aantal jaren duren alvorens men dit uit
de rivieren opgehoopte water zal kunnen gebrui
ken voor de droogte-gevoelige gronden in dit ge
bied.
CHEMSSCH DRINK EN BEDRIJFS-
WATERONDERZOEK.
HET Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewas-
onderzoek heeft in 1959 ook de mogelijkheid
opengesteld tot chemisch drink- en bedrijfswater-
onderzoek voor het vee. Hierin worden de volgen
de bepalingen verricht: zuurgraad, oxydeer'oaar-
heid, ammoniak, nitraat, nitriet, fosfaat, zwavel
waterstof, keukenzout, gloeirest en ijzer. Het is
natuurlijk ook mogelijk om watermonsters in te
zenden voor een minder uitgebreid onderzoek. Bio
logisch onderzoek in het water (dus besmetting
met ziektekiemen) wordt niet door het Bedrijfs
laboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek
Verricht.
Het drink- en bedrijfswateronderzoek voor het
vee worden in Oosterbeek verricht.
landse boter te handhaven. De binnenlandse markt
reageert mee op deze manipulaties. Het verwijt
van de groothandel is nu, dat bij deze manipulaties
aan de grootste afnemer, het binnenland, weinig
of geen aandacht wordt geschonken.
Alleen de beste boter mag naar het buitenland
en de prijsvorming wordt met zorg omringd om
buitenlandse klanten als afnemers te houden.
Grote zorg voor de export met het gevolg, dat dit
de exporteurs geen windeieren legt.
Men merkt op. dat hier tegenover met de bin
nenlandse markt roekeloos wordt omgesprongen
en men vraagt zich af of het hierbij nog wei zin
heeft dat belangrijke bedragen door het Neder
lands Zuivel Bureau besteed worden aan boter-
propaganda, terwijl de grossiers en consumenten
zich van de boter afwenden en meer de aandacht
besteden aan vervangïngsprodukten, welke voor
redelijke en constante prijzen worden aangeboden
in een kwaliteit waaraan ook voortdurend de
grootste zorg wordt besteed. De vereniging van
groothandelaren in boter besluit haar schrijven
aan het PZ met: „Niet slechts de afzet naar de
buitenlandse markt, doch ook de gang van zaken
op de binnenlandse markt verdient Uw aandacht."
DE NABETALING AAN DE
VEEHOUDERS»
WE deelden reeds mede, dat de Minister, tegen
de zin van het PZ, de garantiebijslag ook voor
50 op eiwit-gehalte heeft mogelijk gemaakt
i.p.v. voor 50 op de geleverde kilogrammen
melk. Nabetaling voor 50 op vetgehalte blijft.
Het PZ had nu te beslissen in eerste instantie
of ook de uitkeringen van het Zuivelfonds voor
50 op eiwit mogelijk zou worden. Hier is lang
over gepraat.
In feite zat het PZ in een dwangpositie, want
de Zuivelfondsuitkering op vet en plas en de garan
tiebijslag desgewenst op vet en eiwit, zou wel een
zeer ingewikkelde zaak worden. Met meer dan
2/3e meerderheid werd besloten, dat ook de zui-
velfondsnabetaling desgewenst door de fabrieken
voor 50 op eiwit-basis kan gaan gebeuren, in
dien met alle aan de betreffende fabrieken leve
rende melkveehouders op eiwitgehalte en vetge
halte wordt afgerekend.
Overigens neemt het voor de fokkerij toegepas
te eiwitonderzoek reeds zo'n behoorlijke omvang
aan, dat j.l. mei reeds 230.000 dieren op eiwitge
halte gecontroleerd werden.
GEZAGHEBBENDE stemmen verkondigden de
mening, dat het onderzoek op eiwit even cor
rect plaats vindt als het onderzoek op vetgehalte,
dat de controle op de eiwitbepaling even juist kan
plaats vinden als op de vetbepaling en dat dit
zelfs eenvoudiger georganiseerd kan worden, want
het vetgehalte-onderzoek vindt plaats bij (MM) be
drijven en het eiwitonderzoek bij enkele centrale
laboratoria.
EEN PRAKTISCH PUNT?
DOOR één der PZ-leden werd een kwestie aan
de orde gesteld, die we even willen bespreken.
De uitkeringen van het Zuivelfonds en de uit
keringen van de garantiebijslag op melk door de
Overheid geschiedt nu, evenals vorig jaar, aan
de boerenmelk ontvangende bedrijven en instel
lingen op basis van 60 op het ontvangen vet en
50 op de ontvangen hoeveelheid melk. De
fabriek kan nu de 50 op de hoeveelheid ver
vangen door het eiwitgehalte.
Schrijver dezes weet niet of het gemiddeld
eiwitgehalte van fabriek tot fabriek sterk uiteen
loopt. zodat het onderstaande wat theoretisch
kan zijn.
Wanneer b.v. twee fabrieken met ieder 20 milj.
kg melk per jaar-omzet uitbetalen op eiwitgehal
te en ook de zuivelfonds- en garantie-uitkering
voor 50 op eiwitgehalte uitbetalen, doch bij de
een is het gemiddelde eiwitgehalte hoger dan bij
de ander, dan is de uitkering door de fabriek met
gemiddeld het hoogste eiwitgehalte per eiwit
lager dan de uitkering van de fabriek met het
lagere gemiddelde eiwitgehalte.
Bij een gelijk vetpercentage is het door ieder
der twee fabrieken ontvangen bedrag voor deze
uitkeringen over het eiwitgehalte immers even
groot.
Overigens is de kwestie meer van principiële
dan van praktische aard, wat niet verhinderen
zal dat volgend jaar dit punt wel weer besproken
zal worden.
DE MELKPRODUCTIE OP HOOG NIVEAU
DE melkverwerkende bedrijven in totaliteit zagen
de hoeveelheid ontvangen melk stijgen. Dit
is wel een zaak om even bij stil te staan. In afge
ronde hoeveelheden ontving men in ons land in
de week van 22 november 82.0 milj. kg melk,
vorig jaar was dit 70.1 milj. kg melk; in de week
van 29 november 82.6 milj. kg melk, vorig jaar
was dit 70.5 milj. kg melk.
We geven hier tevens de cijfers van half okto
ber tot begin december 1959 en in 1958.
De hogere en stationair blijvende produktie dit
jaar is zeer opmerkelijk. Wanneer we deze per
provincie bezien en de produktie van melk in de
laatste week van november 1958 op 100 stellen,
dan was dit per november van dit jaar voor:
Groningen
114
Utrecht
Friesland
122
en Zuid Holland
122
Drenthe
110
Zeeland
103
Overijssel
115
Noord-Brabant
110
Overijssel
115
Limburg
109
Noord-Holland
.117
Totaal Nederland
116
D.
I\E Gewestelijke Raad voor Zeeland van het
Landbouwschap deelt bij deze mede, dat voor
de hierna genoemde polders of gedeelten van pol
ders algehele ontheffing is verleend van de voor
schriften vervat in het Besluit Bestrijding Aard
appelmoeheid, echter m.d.v. dat nooit meer dan een
derde van de totale bedrijfsgrootte met aardappe
len mag worden beteeld.
Deze ontheffing heeft geen betrekking op ile
teelt van aardappelen in particuliere tuinen en
volkstuincomplexen, zodat deze teelt enkel mag
plaatshebben overeenkomstig de daarvoor gelden
de schetsen.
OUD-VOSSEMEER
De navolgende polders: W-Vrijberghe, Nieuw-
Vrijberghe en Oost-Vrijberghe.
POORTVLIET
De navolgende polders: Pluimpot, Smaalzij, de
Poortvlietpolder ten zuiden van de oude pro-
vincialeweg, Klaas van Steenland, Nieuw Strijen,
Oud Strijen, het gedeelte van de Poortvlietsepolder
ten noorden van de Engelaarsedijk, ten westen
van de A-weg PoortvlietSt. Annaland, ten zui
den van de leiding tussen de kavel van van Dieren
en Akkermans, ten oosten van de Kalverdamseweg
en de Rondweg met uitzondering van het gedeelte
gelegen ten westen van de Langeweg, ten noorden
van de Engelaarsdijk en ten zuiden en oosten van
de leiding die het bedrijf van Lindhout en de
wezen-armen grond insluit.
SCHERPENISSE
De navolgende poldersDe Zoutepolder, de Hou
wer en de Slabbekoorn ten noorden van de provin
ciale weg.
ST. ANNALAND
De navolgende polders: Moggershil, Anna Vos-
dijk, Breden Vliet, Suzanne, St. Annaland, Ravens-
oord, Joanna Maria, Sluispolder, Mariapolder en
Baarsd'ijk.
ST. MAARTENSDIJK
De navolgende polders: Uiterst Nieuwlandpolder,
de Noordpolder ten noordoosten van de Provin-
cialeweg.
THOLEN
De navolgende polders: Razernij. Deurlo, Vrouw
Belia, Schakerloo. Vijftienhonderd gemeten, Da
lem en Nieuvvland en Broek en Rooland.
Enige gegevens over het Britse landbouwinko
men in het bedrijfsjaar 1957/'58. Deze gegevens
zijn ontleend aan een recente publikatie van het
Britse Ministerie van Landbouw, „The Farm Ma
nagement Survey".
Het gemiddelde netto-inkomen van 2.172 bedrij
ven steeg in 1957/'58 tot 210 per ha, vergeleken
met 183 per ha in 1956/'57.
De stijging van de totale opbrengsten beliep
9 hetgeen gelijkelijk werd verdeeld over de ont
vangsten uit de verkoop van akkerbouwprodukten
en die uit de verkoop van veeteeltprodukten.
De uitgaven voor veevoeder waren 3 lager,
doch zij vormden nog steeds de grootste uitgaven
post. De uitgaven voor kunstmest waren eveneens
iets lager als gevolg van de hogere subsidie op dit
produkt.