SUIKERBIETENTEELT VERGELINGSZIEKTE BENELUX IN DE PUT ONTVOLKING EI ZATERDAG 2 1 NOVEMBER 19 59 823 IIET gaat niet goe<l niet de ontwikkeling- van de Economische Unie tussen België, Neder land en Luxemburg. De landbouw is het grote struikelblok. Minister Marijnen heeft dit nog eens duidelijk uit de doeken gedaan in een rede, die hij voor het Comité Benelux hield op een lunchver gadering, die mede belegd was door de Belgisch- Nederlandse Kamer van Koophandel, zo lezen wnjf in de N. R. C. van 13 november. Onbelemmerde uitwisseling van land- en tuinbouwprodukten is nog altijd de doelstelling, maar de realiteit ligt ge heel anders. Het steekt ons Nederlanders, dat de Belgen en Luxemburgers achter de bescherming van overeengekomen landbouwprotocollen, hun eigen produktie zijn gaan opvoeren, waardoor o.a. de afzet van Nederlandse prod uk ten sterk ver minderd is. Onze export van boter daalde van Ongeveer 22.000 ton per jaar in de jaren 1950-'52 tot 3.500 ton In de jaren 1958-'58, die van condens van 20.000 ton tot 5.000 ton. Daarnaast breidde België zijn groentenareaal met ongeveer 2000 ha uit. De Belgen beweren steeds niet tegen de Neder landse landbouw te kunnen concurreren vanwege het dirigisme. Dit standpunt bestreed onze Minis ter. De verschillen in lonen en pachten moeten juist door een openstellen van de grens onbe lemmerd hun invloed kunnen uitoefenen op de richting van de produktie. Wij merken nog op, dat dè grote grief van de Nederlandse landbouw is, dat ondanks besprekin gen tussen de regeringen, het stelsel, waarbij iedere regering het recht heeft minimumprijzen voor de invoer van land- en tuinbouwprodukten vast te stellen nog altijd gehandhaafd is en dan ook druk gehanteerd wordt. Daar weet vooral onze tuinbouw van mee te praten. Van Nederlandse kant wordt nu gesteld, dat vooral de Belgen hier een te veelvuldig gebruik van maken om hun eigen produktie te beschermen. •JATUURLIJK is er ook een Belgische zijde aan dit twistpunt. De Belgen wijzen erop, dat reeds lang afgesproken is, dat de kostenfactoren in heide landen geharmoniseerd zouden worden, maar dat de Nederlandiers aan een verhoging van grond en pachtprijzen en aan een optrekken van de lonen bitter weinig gedaan hebben. In ieder geval heeft een en ander er toe geleid, dat de goedkeuring (ratificatie) van het Benelux- verdrag door de Tweede Kamer deze week werd uitgesteld, in afwachting van nieuwe besprekingen. De gehele gang van zaken moet onzes inziens betreurd worden. Meestal hebben er, waar er twee kijven, twee schuld. De economische toenadering van onze drie kleine landen aan de zee is mede in het verband van de komende Euromarkt van zeer groot belang. Wij zijn ervan overtuigd, dat, wanneer er van beide zijden nu eerlijk en zonder politieke bijbedoelin gen, gepoogd wordt oplossingen te vinden en deze ook werkelijk uit te voeren, de Benelux tot stand kan komen. Moge het spoedig zover zijn. LIET is een feit, dat een langzame ontvolking van de dorpen gevaren inhoudt. Wij kunnen dit niet beter aantonen, dan aan te halen, wat wij In een bekend Frans landbouwweekblad „Foyer Rural" van 6 november j.l. lazen, welke noodkreet door een boerin geschreven was. Zij schrijft dan: „Voor de school van ons dorp, klapt de meester in zijn handen, waarop de kinderen hun spel sta ken en zich naar binnen spoeden. Maar, zijn er maar zo weinig, maar 7 of 8 Acht kinderen en dit aantal vermindert elk jaar nog Reeds moeten wij de dag verwachten, waarop onze dorpsschool zich zelve sluit, omdat er geen kinderen meer zijn. Nog slechts 15 jaar geleden speelden er in het vrije kwartier een 40 kinderen en in de tijd van mijn ouders zeker een 60-tal. Waar zijn de jonge gezinnen gebleven Allen zijn weggetrokken en op diè boerderijen, waar een zoon opvolgde, is geen vrouw. De jonge vrouwen willen het zware werk niet meer doen, dat verbonden is aan een huwelijk met een boer en zij trekken naar de steden". Tot zover dit sombere verhaal. Nu zijn wij in Nederland niet zover, maar gevaren zitten er voor diè gebieden, die agrarisch blijven toch wel in, wanneer wij niet zorgen, dat er zich juist daar behoorlijke verzorgende kernen kunnen ontwik kelen. Het beleid van de Overheden, die hiermede te maken hebben, dient liierop gericht te zijn en het dient versnippering te voorkomen. VERGELINGSZIEKTE is een virusziekte die al lang optreedt. De ontdekking dat het een virusziekte is werd in Nederland gedaan. Vóór die tijd was het verschijnsel van het geel worden van de suikerbieten al bekend en werd toegeschreven aan het voortijdig afrijpen van de bieten. Het staat vast dat omstreeks 1895 in het zuiden van ons land al vergclingsziekte optrad. De veroorzaker van de vergelingsziekte is een virus, wat een smetstof is, die alleen bij zeer sterke vergroting zichtbaar is. De overdracht vindt plaats via bladluizen. SMETSTOFBRONNEN ALS de voornaamste smetstofbron kennen we de in het voorjaar nog aanwezige voederbieten- kuilen. Het fungeren van voederbietenkuilen als smetstofbron werd het eerst in Zeeland vastge steld. Hoe komt het nu dat de niet geruimde voeder bietenkuilen zo'n gevaarlijk smetstofbron kunnen vormen? Wanneer in een jaar de suikerbieten door ver gelingsziekte zijn aangetast, dan is dit eveneens het geval met de voederbieten. De voederbieten worden bij het inkuilen minder zwaar geko pt dan de suikerbieten en zeer lang bewaard. De kop is eigenlijk een stengel, waarvan de ogen bij gunstige temperaturen in het voorjaar weer uit lopen. De voederbiet zit vol met vergelingsziekte zodat dit ook in tie spruiten terecht komt. Hierdoor is dus de schakel voor de vergelings ziekte tussen het ene en het andere seizoen ge heel gesloten. Nu komen er in de kuilen blad luizen voor. die zich wanneer de omstandigheden gunstig' zijn nog aanmerkelijk kunnen vermeer deren. Wat betreft deze vermeerdering, komt het voor dat bladluizen soms 8 a 9 jongen per half uur afzetten). Tegen het vroege voorjaar vormen deze luizen in de kuilen weer gevleugelde exemplaren welke bij goed weer uit de kuil komen. Deze ge vleugelde luizen vliegen dan o.a. naar de pasge- zaaide suikerbietenvelden. Daar ze door het zui gen aan de spruiten van de vergelingszieke voe derbieten smetstofdrager worden, en dit ook hun verdere leven blijven, brengen deze luizen de besmetting op het nieuwe gewas suikerbieten over. STEK EN ZAADBIETEN EEN tweede bron van smetstof kunnen de stek- en zaadbieten vormen. Vroeger werden deze in Zeeland meer verbouwd dan thans hoewel er nog een kleine oppervlakte over is. Er werd intuscen in Zeeland een stekbie- tenverordering in het leven geroepen om geva ren van die kant zoveel mogelijk te voorkomen. Door de methode van bewaren komen er in stek- bietenkuilen meestal geen luizen voor. Zelfs wan neer de stekbieten zelf gezond zijn kunfien ze nog als tussenstation voor de besmetting die nen. Daar de stekbieten n.l. erg vroeg gepoot worden in een periode dat de suikerbieten nog niet goed ontwikkeld zijn zullen vroeg uitvliegen de luizen bij voorkeur deze stekbieten opzoeken. Zijn de bedoelde luizen smetstofdragers dan bren gen ze het virus over op de stekbiet. Hiervan daan wordt dan later de vergelingsziekte weer overgebracht naar de suikerbietenvelden. Zijn de stekbieten zelf vergelingsziektedrager, dan is zonder meer duidelijk dat zij via de luizen een haard van infectie vormen. DE BIETENOPSLAG TEN derde bron van smetstof kan de bieten- opslag vormen. Hoewel deze bietenafval, die weer uitloopt af hankelijk van de vorst die in de winter optreedt, het ene jaar meer voorkomt dan het andere speelt deze bron niet de belangrijkste rol. Op het bouw land verdwijnen deze uitlopende resten meestal door bewerkingen zoals wieden enz. Mochten de ze koppen voorkomen in een graangewas zoals gerst dan zien we dat hoewel de ontwikkeling- dikwijls nog wel vrij goed is deze zaadstengels meestal veel minder sterk bevlogen worden, waardoor het gevaar voor smetstofoverdracht dus afneemt. BEPAALDE ftNKRUIDEN TENSLOTTE kunnen als vierde smetstofbron nog optreden bepaalde onkruiden. O.a. de muur staat als zodanig bekend, waarbij het aan de muur niet te zien is dat er vergelingsziekte- virus in zit. In 1957 werd bij onderzoek van een groot aantal muurplanten in Zeeuws Vlaanderen bij 3 vergelingsziekte geconstateerd. Vorig jaar kwam dit verschijnsel zeer weinig voor. De luizen kunnen van de muur de smetstof weer overbrengen. OVERBRENGERS VAN HET MRUS DE twee voornaamste overbrengers van het vergelingsziektevirus zijn de perzikbladluis en de zwarte bonenluis. In de op maandag 16 november j.l. in het gebouw van het Instituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op Zoom gehou den Hoofdbestuursvergadering, heeft Ir. II. Rietberg, direkteur van het Instituut, een inleiding gehouden over de suikerbietenver- gelingsziekte. Sedert 1930, dus bijna 29 jaar, houdt het Instituut zich reeds met dit vraag stuk bezig. Overigens is deze ziekte niet al teen in Nederland, maar ook in vele andere landen een bekend kwaad. Over geheel Euro pa wordt het voorkomen van de vergelings- ziekte-aantastingen gemeld. Uit de interes sante en leerrijke uiteenzetting van Ir. Riet berg bleek overduidelijk dat het vroegtijdig opruimen van voederbietenkuilen bij de be strijding van de vergelingsziekte uitermate belangrijk is. Tevens noteerden wij: SMETSTOFBRONNEN voederbietenkuilen stek- en zaadbieten bietenopslag; bepaalde onkruiden. OVERBRENGERS VAN HET VIRUS: perzikbladluis en zwarte bonenluis. OVERWINTERINGSMOGELI-J KHEDEN OP: Q Perzikbomen, Amerikaansche Vogel kers (speciaal perzikbladluis) Kardinaalsmuts en sneeuwbal (spe ciaal zwarte bonenluis) kuilen, schuren, kassen in het vrije veld op percelen koolzaad. MAATREGELEN op het juiste tijdstip spuiten Q vroegtijdig opruimen voederbietenkui len. De perzikbladluis kan overwinteren a. op de perzikboom en enkele sierstruiken o.a. Amerikaanse vogelkers. (De zwarte bonenluis op kardinaalsmuts en sneeuwbal). In tegenstelling tot de zomer, in welke periode er vermeerdering plaats vindt zonder dat be vruchting van vrouwelijke luizen voorkomt, zetten de bevruchte wijfjes in het najaar hun eieren af op de waardplanten. Perzikbomen zien we zo hier en daar, hoewel niet in grote aantallen, nog wel staan. Ameri kaanse vogelkers vindt men nogal eens in be plantingen. In Oost-Brabant en Limburg werden er in totaal na de oorlog 8 miljoen stuks aangeplant. b. In kuilen, schuren en kassen. In Zweden zien we b.v. in het kassendistrict duidelijk meer vergelingsziekte optreden. c. In het vrije veld, o.a. in percelen koolzaad. In 1957 kon voor West Zeeuws-Vlaanderen dui delijk worden aangetoond dat er een verband bestond tussen de tijd van optreden van ver gelingsziekte en de omvang van de koolzaad teelt in een bepaald gebied. IIET zal zaak zijn in de toekomst meer te let- ten op de beplantingen langs wegen en er ven, vooral zoals in Zeeland na de ramp en in de herverkavelingsgebieden. De Amerikaanse vogelkers is nog al erg gewild in wegbeplantingen terwijl de sneeuwbal nog al eens in boerentuinen voorkomt. HOE VERLOOPT NU DE BESMETTING UERONDERSTELLEN we dat eerst een plant besmet is door luizen uit een kuil, dan zul len de luizen die van de waardplanten komen en later uitkomen naar deze plant vliegen. Van uit deze plant wordt de populatie verder uitge bouwd. Men kan zich hierbij afvragen of een enkele besmette biet nu wel zo gevaarlijk is. Het Zie vertier pagiun 823

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 3