Problemen rondom het bietentransport
in Z.W.-Nederland
WEST EUROPA:
OOGSTRAMING AARDAPPELEN
VOORLOPIGE OOGSTRAMING
ZATERDAG 7 NOVEMBER 19 5 9
795
INGEZONDEN STUKKEN
TJET Rijkslandbouwconsulentschap voor de Zeeuwse Eilanden publiceerde in het oktobernummer van
„Landbouwmechanisatie", het officieel orgaan van de Stichting „Mechanisatie Centrum", een artikel
over bietentransportproblemen in Z.W.-Nederland.
Ieder opmerkend lezer kan constateren, dat in dit artikel nogal lichtvaardig over het een en ander
wordt geoordeeld, tevens valt op, dat men weinig met de z.g.n. verdere transport der bieten op de
hoogte is.
Het moet ons van het hart, dat wij van een dergelijke instantie verwachten, dat deze zich eerst
behoorlijk oriënteert, voordat zij zich aan verschillende uitspraken waagt.
Men dient toch b.v. te weten dat in Sas van Gent twee suikerfabrieken staan, welke uiteraard
het grootste gedeelte van hun te verwerken bieten uit Zeeuwsch-Vlaanderen betrekken, maar daarnaast
toch ook uit overig Zeeland en Nederland.
Het is vanzelfsprekend, dat de fabrikant, als afnemer, met de boer, als leverancier, zoekt naar
mogelijkheden, om het oogsten, transporteren en bewaren op de meest rendabele wijze te doen ge
schieden.
SPECIAAL zal dit toch het geval zijn bij de co-
operatieve fabrikant, omdat dit uiteindelijk toch
leidt naar een zó gunstig mogelijke bietenprijs van
haar leveranciers-aandeelhouders.
De gezamenlijke suikerfabrieken bezitten het
Instituut voor Rationele Suikerproductie, dat ten
nauwste samenwerkt met de bietentelers. Elke or
ganisator, die de bietenontvangst etc. regelt, is zich
bewust van de problemen die er voornamelijk bij
de bietentransport zijn.
De problemen welke vooral in de laatste jaren
zijn ontstaan, vloeien voort uit een steeds toene
mende mechanisering van het landbouwbedrijf.
Laten wij niet ingaan op de vraag of het trach
ten naar een volledige mechanisering van de bie-
tenoogst wel ooit zal worden bereikt, vooral met
het oog op de zeer kostbare investeringen.
Wel kunnen we vaststellen, dat de boer nood
gedwongen allerlei pogingen aanwendt om het
rooien etc. zoveel mogelijk mechanisch te doen
geschieden.
BEETWORTELSUIKERFABRIEKEN
DE suikerfabrieken welke bij voortduring zich
aanpassen aan de technische ontwikkelingen,
steeds rationaliseren, kunnen mee met alle West-
Europese zusterbedrijven.
Dit betekent, dat de dagcapaciteiten tot een ma
ximum zijn opgevoerd. Het is dwaasheid om te
stellen dat een bietencampagne drastisch zou moe
ten worden ingekort, zodat de oogst-transport-
problemen tot het verleden zouden behoren.
De kosten zouden de bietenprijzen overtreffen
Het moet duidelijk zijn, dat bij een normale
groei en uitzaai de campagne een tijdsduur heeft
van tenminste tien weken. Ieder adviseur, die ad
viezen geeft over mechanisering welke leidt tot in
grijpende investering voor de boer, dient hiermede
rekening te houden. Het lijkt ons dat ook hier,
aan in het artikel genoemd raderwerk, wel enkele
tanden ontbreken.
Verder is het onmogelijk om reeds vroeg bij
hoge temperaturen grote voorraden op het fabrieks
terrein op te slaan. Boer en fabrikant blijven te
allen tijde afhankelijk van de meest grillige weers
omstandigheden; met 1959 als voorbeeld hoeven wij
heus niet ver in de geschiedenis terug te grijpen.
PLANNING
HET is begrijpelijk, dat vóór de fabriek gaat
draaien, men daar weet welk kwantum bieten
men ongeveer zal moeten gaan verwerken. Stag
natie voorbehouden zal, naar gelang de verwer
kingscapaciteit der fabriek, de aanvoer der bieten
uitgepland zijn. Men gaat bij déze planning uit
van een normale campagne, met een gemiddeld
suikergehalte van 16 procent.
Doordat echter het gemiddeld suikergehalte tot
op heden plm. 18 procent is, betekent dit, dat er
minder bieten verwerkt kunnen worden en de fa
briek langer dan gepland is, zal moeten draaien.
Reeds te voren staat vast wat aan de fabriek
per as of per schip zal worden aangevoerd. Men
heeft dus vooraf bepaald (uitzaai en opbrengst kun
nen jaarlijks enorm verschillen) in hoeveel weken
de te verwerken bieten moeten worden aangevoerd.
Bij de coöperatieve fabrieken wordt aan de leden
en contractanten, bij niet-coöperatieve fabrieken
aan de contractanten, vóór de aanvang der cam
pagne, naast andere mededelingen bekend gemaakt
over hoeveel weken men zijn bieten dient aan te
voeren.
BIETENTRANSPORT NAAR DE FABRIEK
IEDERE leverancier heeft dus, voor de campagne
begint, als lid of contractant opgegeven, hoeveel
bieten en hoe (per as, schip of afhalen door de
fabriek) hij deze denkt te leveren.
De bietenontvangst kan nu ongeveer berekenen
hoeveel op de verschillende losplaatsen zal worden
aangevoerd, wat de leverancier zelf naar het fa
brieksterrein zal brengen en hoeveel er zal worden
afgehaald. Stel dat de bieten in elf weken zullen
worden afgenomen, dan wordt ook getracht één
elfde deel per week aan scheepsruimte etc. naar
de verschillende losplaatsen te verzenden. In het
algemeen wordt op de losplaatsen afzonderlijk naar
een bepaalde fabriek geleverd; op Breskens en
Middelburg gebeurt dit echter gezamenlijk voor
alle betrokken suikerfabrieken. Bij beide Zeeuwse
suikerfabrieken is de aanvoer naar het fabrieks
terrein geregeld met een kaartsysteem waarop dag
Voor de goede orde vestigen wij er de
aandacht op dat, naar ons bij informatie
bleek, het in deze kolommen besproken
artikel, geen publikatie is van het Rijks-'
landbouvvconsulentschap voor de Zeeuwse
Eilanden. Het artikel werd op verzoek van
de redaktie van het tijdschrift „Landbouw
mechanisatie'' door de heer J. G. van Liere
verzorgd en opgenomen in liet nummer
van oktober 1959.
In genoemd artikel worden de problemen
van het bieten transport uitvoerig behan
deld en onder meer kritiek geleverd op
de veelal zeer lange wachttijden bij de
losplaatsen.
REDAKTIE.
en de volgens opgave te leveren hoeveelheid zijn
vermeld. Dit is ook het geval op de beide geza
menlijke ontvangstplaatsen Breskens en Middel
burg. Alles is vooraf klaargemaakt en vergt van
de bietenontvangstafdeling enorm veel werk.
Wij kunnen dus stellen dat wordt getracht:
1. de bieten zo regelmatig bij de boer af te nemen:
2. door een kaartsysteem etc. de wachttijden etc.
zo gering mogelijk te maken;
3. tijdig op de losplaatsen voor de gewenste
scheepsruimte zorgen.
Nogmaals, er wordt getracht elke week die hoe
veelheid af te nemen, waaraan de fabriek zich voor
de aanvang der campagne verplichtte.
Men kan dus moeilijk zeggen, dat de fabrieken
ongeorganiseerd de bieten ontvangen en geen aan
dacht schenken aan de transportproblemen van de
leveranciers.
Het vervoer is het grootste zorgenkind van de
fabrieken
DE PRAKTIJK
TNE boer weet dat hij elke week een bepaald kwan-
turn mag leveren. Wij nemen nu een losplaats,
bijv. Breskens, waar de leveranciers in twee groe
pen verdeeld zijn en waar men van maandag tot
en met zaterdag ontvangt. De gezamenlijke ont
vangst dient elke volle dag voor ongeveer 1500 a
2000 ton scheepsruimte te zorgen. Het volgende
kan zich dan voordoen:
1. de fabrikage is gestagneerd, waardoor schepen
niet gelost kunnen worden; zo snel mogelijk zal
men de betrokken leveranciers waarschuwen;
2. aanhoudende mist belemmert de scheepvaart en
het schip komt niet op tijd aan, met als gevolg
enorm lange wachttijden;
3. het schip is tijdig aangekomen, volgeladen en
toch blijven er een massa leveranciers ongelost
over.
Hoe kan dit In de meeste gevallen zijn het
leveranciers die onrechtmatig trachten te leveren.
Wij kunnen ons voorstellen, dat een ieder zo snel
mogelijk tracht af te leveren, vooral met de mo
menteel gunstige transportomstandigheden. Men
dient zich echter af te vragen wat hiervan de con
sequenties zijn. Er wordt te weinig rekening ge
houden met de collega-leveranciers. Wanneer er
twintig boeren vroeger dan normaal afleveren, zijn
er twintig andere die met hun levering achteraan-
komen. Vooral in deze campagne gebeurt dit, door
dat de opbrengsten enorm uiteenlopen.
U begrijpt wel, dat wij niet tot in het oneindige
maatregelen kunnen nemen, zoals boetes etc., te
meer omdat de voortdurende controle een speciale
dienst in het leven zou roepen. De leveranciers
dienen te beseffen dat er samengewerkt moet wor
den, iets wat nog maar weinig begrepen wordt.
Trouwens hierover kunnen zij u zelf aardige staal
tjes vertellen.
Ook het machinaal rooien dient in georganiseerd
verband te geschieden. Wanneer er één hectare of
meer, achter elkaar wordt uitgereden, kan men dit
kwantum niet ineens leveren. Maar waarom niet
combineren met anderen, die ook machinaal rooien?
Wanneer er wachttijden zijn, willen wij niet
beweren dat dit de schuld van de bietenontvangst
ter plaatse niet kan zijn, of waar dan ook. Wie
echter wil beweren dat er klakkeloos gewerkt
wordt, zonder dat er rekening gehouden wordt met
de leveranciers, is er helemaal naast. Wij vragen
ons af, wanneer men uren en uren moet wachten,
waarom er door de betrokken boeren geen com
missie gevormd wordt, die dit met de fabriek (en)
kan regelen.
Iets dergelijks gebeurt momenteel in Walsoor
den, waar boer en fabrikant de aanvoer regelen.
Wy hopen dat het duidelyk is, dat het niet in
het belang van de fabrikant is, dat de leverancier
lange wachttijden maakt. Alles wordt in het werk
gesteld om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Hel
is teleurstellend, dat verschillende onjuiste opmer
kingen over de gang van zaken der bietentranspoiü
in het genoemde artikel werden geplaatst.
De leveranciers kunnen constateren dat ook hier
geldt: „De beste stuurlui staan aan wal".
Bietenontvangst.
Eerste Ned. Coöp. Beetwortelsuiker-
fabriek en Raffinaderij G.A.,
Sas van Gent.
Het Westduitse blad ..Landwirtschaft und Ernah-
rung" heeft onlangs een overzicht gegeven van de
aardappeloogst in de Westeuropese landen. Hieruit
blijkt dat de ramingen in het algemeen beneden die
van verleden jaar liggen.
In West-Duitsland wordt de aardappeloogst ge
raamd op 22,1 min. ton, tegen 22,6 min. ton in 1958.
Deze vermindering is niet alleen een gevolg van
het voor de teelt ongustige weer, doch ook van de
inkrimping van het areaal van 1,06 tot 1,04 min.
ha.
Frankrijk is dit jaar wat betreft de aardappel-
produktie ernstig door de droogte getroffen, dóch
de kwaliteit van de knollen wordt als zeer goed' ge
kwalificeerd. De oogst wordt geschat op 10,7 tot
11 min. ton, vergeleken met 12,3 min. ton verleden
jaar. De gemiddelde opbrengst bedraagt naar
schatting 13,2 tot 13,5 ton per ha, tegen 14,5 ton
in 1958. De betrekkelijk geringe oogst heeft tot
prijsstijgingen geleid. De Franse regering tracht
deze ontwikkeling af te remmen door maximum
prijzen vast te stellen en door import toe te staan.
De Britse aardappeloogst wordt groter geraamd
dan verleden jaar. Volgens de stand per ultimo
augustus bedraagt de gemiddelde opbrengst 21 ton
per ha. tegen 18 ton per ha in 1958. Het areaal is
ten opzichte van 1958 met 400 ha uitgebreid. In
Noord-Ierland wordt de oogst van consumptie
aardappelen geraamd op meer dan 450.000 ton,
waarvan 80.000 tot 90.000 ton voor Groot-Brittan-
nië is bestemd. De export-voor uitzichten worden
gunstig genoemd.
Denemarken verwacht dit jaar volgens de stand
in augustus een iets kleinere produktie dan in 1958,
toen 1,57 min. ton aardappelen werd geoogst. Het
areaal omvat 84.000 ha. De exportvooruitzichten
zijn niet zo gunstig als verleden jaar, toen 195.000
ton aardappelen werd uitgevoerd.
De Belgische oogst van cosumptie-aardappelen
wordt dit jaar geraamd op 2,5 min. ton, tegen 2,9
min. ton in 1958. De eigen consumptie schat men
op 1,6 min. ton. Wegens de slechte veevoeder
situatie zal nauwelijks enige uitvoer van aard
appelen mogelijk zijn. Het areaal omvat 86.500 ha
(ca. 5.500 ha meer dan in 1958), waarvan 8.500 ha
vroege, 52.300 ha middelvroege en 25.700 ha late
soorten.
In België zijn per 12 oktober maximum-verkoop
prijzen voor consumptie-aardappelen vastgesteld.
De maximumprijs af-producent is bepaald op
frs 2,10 (16 cent per kg, terwijl de prijs waartegen
de groothandel aan de detailhandel levert, niet
meer dan frs 2,60 (19% cent) per kg mag be
dragen.
De maximum-consumentenprijs is vastgesteld op
frs 3.10 (23,5 cent) per kg.
VOLGENS de uitkomsten van de voorlopige
oogstraming. welke op 10 oktober j.l. is ge
houden, bedraagt de totale produktie van mais dit
jaar 1.654 ton, d.i. minder dan de helft van de
oogst van 1958. De teruggang is het gevolg van
een inkrimping van de betcelde oppervlakte ener
zijds en een sterke teruggang in de opbrengst per
ha 32%) anderzijds.
Voor bruine en witte bonen lag de totale pro
duktie met 4.904 ton 32 beneden die van het
vorig jaar hoewel de beteelde oppervlakte was ge
stegen van 2.740 tot 3.712 ha, zodat de sterke ver
mindering in de totale produktie uitsluitend is
veroorzaakt door de slechte opbrengst pel ha
49
Voor zaai-uien bedroeg de totale produktie vol
gens de raming slechts 123.300 ton, terwijl in het
voorgaande jaar een produktie van 234.600 ton
werd bereikt. Tot deze vermindering 47%)|
droegen zowel het geringere areaal als de sterk
teruglopende opbrengst per ha 32%) bij.
De totale produktie van veldbonen bedroeg in
het verslagjaar 4.469 ton; in vergelijking met 1958
(2.554 ton) valt hier een toeneming van niet min
der dan 75 te constateren. Deze stijging was
niet alleen aan de grotere opbrengst per ha
16 te danken, ook de met veldbonen be
teelde oppervlakte werd aanzienlijk uitgebreid, n.l.
van 1.216 tot 1.803 ha.
De totale opbrengst van fabrieksaardappelen
lag met 985.700 ton als gevolg van een gestegen
hectare-opbrengst 6 boven die van 1958.