RUNDVEETEELT EN STIERENKEUZE
Moet de karwij worden omgeploegd?
Problemen bij de veevoeding
in verband met de droogte
KUNSTMATIGE INSEMINATIE
760
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
(i)
Ï|E keuze van de manlijke fokdieren is in het
proces van de vee ver be tering van doorslag
gevende betekenis. De oude wijsheid „De stier is
de halve veestapel'' heeft in het bijzonder bij het
rundvee door de intensieve toepassing van kunst
matige inseminatie een extra zwaar aceent ge
kregen.
In onze provincie heeft de K. I. sedert 1948 na
aanvankelijke tegenslagen zijn invloed op de fok
kerij gestadig versterkt. Momenteel beheersen de
aanwezige K.I.-stieren op het Coöp Centraal
Stierenstation de nafok van ruim 12000 runde
ren 's jaars. Het streven van de Zeeuwse K. I.-
verenigingen om door aanschaffing van stieren
SUIKERBIETEN ALS VEEVOER
IIET ministerie van Landbouw en Visserij
deelt mede dat in verband met de droogte
besloten is over te gaan tot een proefneming op
vrij grote schaal met het verstrekken van suiker
bieten tegen redelijke prijzen.
De eerste proef zal in de eerstvolgende twee
weken worden genomen met ongeveer 20 miljoen
kg suikerbieten die in enkele districten in Drente,
Overijssel, Oost-Noord-Brabant en Noord-Lim
burg beschikbaar zullen worden gesteld.
Mocht deze organisatorische en voedingstech-
nische proef slagen, dan zal worden overwogen
ook in andere gebieden op dezelfde wijze voor
zieningen in de behoefte aan veevoeder te tref
fen.
REGELS VOOR HET VOEREN VAN
SUIKERBIETEN
ONOORDEELKUNDIG gebruik van suiker-
v bieten kan voor het vee nadelig zijn. De vol
gende regels dienen in acht genomen te worden:
0 Voer hoogstens 10 kg suikerbieten per koe
per dag.
0 Begin suikerbieten voorzichtig te voeren
en gewen het vee er langzaam aan.
0 Voer naast suikerbieten ook hooi, stro of
kaf.
0 Geef per koe per dag Vh eetlepel koolzure
kalk en etelepel keukenzout over de
bieten.
VERSPILLING VAN RUWVOER
UERSPILLING van ruwvoer is altijd fout,
maar dit jaar wel in het bijzonder.
In het algemeen gelden bij het inkuilen van
gewassen, zoals stoppelknollen, klaver, wikken,
bladkool en bietenblad, de volgende regels
1. Kuil snel in (liefst in 1 of 2 dagen).
2. Voeg aan eiwit-rijke produkten (klaver,
wikken, bladkool en stoppelknollen met
veel blad en weinig loof) een conserve
ringsmiddel toe. A.I.V.-zuur).
3. Trap de massa goed aan, zodat de lucht
er zo goed mogelijk uit geperst wordt.
4. Dek de kuil of silo direct af met een laag
grond 80 cm).
5. Voorkom inregenen.
Het zal zaak zijn, met de gewonnen ruwvoeder-
voorraden zo zuinig mogelijk om te springen. Eén
van de eerste dingen is dan het opmaken van
een voederbalans. Men weet dan hoeveel men
van ieder produkt per dier en per dag kan ver
strekken. Maar men weet tevens hoeveel en wat
men tekort komt.
OPSLAG VAN RUNDVLEES IN
KOELHUIZEN
MET het oog op de critieke voederpositie waar-
in vele veehouderijbedrijven in het land
tengevolge van de langdurige droogte zijn komen
te verkeren, heeft het bestuur van het produkt-
schap voor vee en vlees in zijn op 14 oktober j.l.
gehouden vergadering besloten het te verwach
ten ruimere aanbod van slachtvee op te vangen.
Daartoe zullen de slachterijen die rundvlees van
de binnenlandse produktie in koelhuizen opslaan
mits aan bepaalde voorwaarden wordt vol
daan tot nader order uit het vleesfonds een
tegemoetkoming voor de te maken onkosten ont
vangen. Het op deze wijze in voorraad te nemen
vlees zal in de a.s. wintermaanden weer op de
markt kunnen worden gebracht, in welke tijd
een krapper aanbod van slachtvee wordt ver
wacht. Deze regeling is in werking getreden met
ingang van maandag 18 oktober.
GEEN AFBRAAKPRIJZEN
JJOEWEL de markt voor ruwvoeders in het al-
gemeen onoverzichtelijk is, blijkt uit de ter
beschikking staande gegevens wel een zekere
bestaande schaarste en daarmee gepaard gaande
prijsstijging. De prijzen van krachtvoeders wor
den echter op dit moment in het geheel niet door
de droogte beïnvloed. De huidige daling van de
veeprijzen valt binnen het patroon van een nor
maal seizoen verschijnsel. Van gedwongen uit
stoot van vee tegen afbraakprijzen als gevolg van
hoge veevoederprijzen is dan ook nog geen spra-
Jce.
die in exterieur- en productiekwaliteiten boven
het middelmatige peil uit te komen heeft in de
loop der jaren tot een toenemend gunstig effect
op het fok- en gebruiksvee bestand geleid.
De K. I. heeft er voorts toe bijgedragen dat de
interesse voor een georganiseerde veredeling en
het besef, dat men op dit terrein met succes kan
medewerken aan de opbouw van een meer econo
mische veestapel, bij meerdere veehouders is ge
groeid.
Het achter ons liggende stadium van de K. I.
kan misschien worden gekenschetst door het be
grip massa-veredeling, d.w.z. een gemiddeld waar
te nemen verbetering van het productievermogen
en het exterieur met betrekking tot type, adel en
kwaliteit.
Dat hiermede voldoende duurzaamheid en be-
spiering moeten samengaan wil ik gaarne onder
strepen.
Voor vele veehouders in Zeeland heeft het lid
maatschap van een K.I.-vereniging zonder extra
kosten de weg gebaand tot een kwaliteitsverbete
ring van hun veestapels. In het probleem van de
stierenkeuze heeft deze categorie zich weinig ver
diept, aangezien met dit gevoegelijk aan de bestu
ren, aankoopcommissies en adviseurs van hun
vereniging kon overlaten die, afhankelijk van de
financiële middelen en hun inzicht, bij de aan
schaf van de vaderdieren waren betrokken.
Bij de voorbereidingen tot aankoop van de
stieren voor de verenigingen heeft echter van
meet af aan de stierenkeuze wel degelijk een rol
gespeeld, zij het in de beginjaren minder uitge
sproken.
Men ging bij voorkeur naar Friesland of Noord-
Holland, de oudste fokgebieden. Van overheer
sende invloed bij de aankoop was een zo goed
mogelijk exterieur maar vooral een beste pro-
ductie-afstamming.
Gezien de zeer hoge prijzen voor K. I.-stieren
uit de beste bloedlijnen moest op een en ander
echter wel eens worden toegegeven.
Als zodanig .stelt dit de urgentie van grotere
financieel krachtige K.I.-organisaties duidelijk
in het licht.
GEÏNSPIREERD door de grote successen van
de Friese fokkerij en fokrichting in
de na-oorlogse jaren in geheel Nederland, is de
stierenkeus zich practisch geheel op Friesland
gaan richten.
De wenselijkheid hiervan werd versterkt
door vrij omvangrijke aankopen van Fries fokvee
in de inundatie- en herverkavelingsgebieden.
Maar overal elders in Zeeland zette zich de om
schakeling naar het Friese type verder door.
De Friese fokrichting is, kort samengevat,
gericht op het fokken van een goed gesloten even
redig gebouwd en voldoende diep (behangen)
dier met goede geschiktheid voor de productie. In
het bijzonder wordt gelet op adel zoals deze tot
uiting komt in een goed uitgebalanceerde fraaie
bouw van de romp en sprekende kopvorm. Bij de
selectie spelen de maten en de natuurlijke be-
vleesdheid naast hoge melkproductie-kwaliteiten
een belangrijke rol. De Friese tentoonstellingen
wijzen er op dat door doelmatig fokken in het
Friese type adel en massa uitstekend kunnen
worden verenigd.
Voor de genoemde algemene veredeling van de
veestapel bij de z.g.n. gebruiksveehouders in
Zeeland bieden de Friese stieren zeer goede mo
gelijkheden. Zij steunen op uitstekende bloedlij
nen en fokfamilies die reeds geslachten lang zijn
doorgefokt. Het type is courant, ook voor de
handel, de betrouwbaarheid voor een goede pro
ductie-vererving in doorsnee hoog.
Hiervan uitgaande kunnen wij de veehouders
adviseren: maak gebruik van de beste Friese stie
ren. De K. I. biedt hiertoe de meest gunstige voor
waarden, in het bijzonder wat de kwaliteit van het
stierenmateriaal aangaat. Ingeval het veebestand
op het bedrijf geheel of in belangrijke mate van
Friese afstamming is, is het gebruik van een Friese
stier, uit oogpunt van de gewenste bloedaanshii-,
ting, de aangewezen weg.
Het feit dat de Zeeuwse K. I.-verenigingen stre
ven naar de beste stieren, sluit niet uit dat iedere
veehouder zelf moet profiteren van de meest
passendie stier voor zijn koeien en vaarzen. Dit
wordt mogelijk gemaakt door de vrije uitwisse
ling van sperma die de K.I.-verenigingen onder
ling zijn overeengekomen.
Daarom is het noodzakelijk dat men terdege
op de hoogte is en blijft van de kwaliteiten van
de stieren, welke op het Coöp. Centraal stieren
station aanwezig zijn. Uiteraard is er onder het
11-tal stieren verscheidenheid in bouw, afstam
ming en fokmogelijkheden.
resultaten van het afstammelingenonder-
zoek dienen voorts nauwlettend te worden
gevolgd. Elke veehouder zal die stieren moeten
gebruiken die goed zijn of uitblinken in die ken
merken waarin de runderen van de veestapel te
kortkomingen vertonen.
Blijkt een bepaalde stier goede fokresultaten
bij uw dieren te geven, hetgeen wijst op een gun
stige erffactorencombinatie in de nafok, tracht
dan deze stieren zoveel mogelijk te benutten.
Eerst bij de dochters zult U dan de stierenkeuze
moeten wijzigen, teneinde nauwe inteelt te ver
mijden. Vader-aochter-paringen moeten om fok-
technische redenen ongewenst worden geacht.
Enige bloedverwantsschap tussen de stieren en
het te insemineren vrouwelijke fokvee, wat, gelet
ook op het type, feitelijk neerkomt op zuivere
teelt, zal doorgaans de uniformiteit en fokzuiver-
heid van de nakomelingen verhogen. Hierbij
wordt er van uitgegaan dat de dieren waarmee
men fokt gewenste goede eigenschappen bezit
ten. Er dient dus nauwlettend geselecteerd te
worden.
Naast een meer algemene stierenkeuze naar
fokrichting, zoals hierboven aangegeven, zal de
fokker individuele stierenkeuze moeten toepas
sen, teneinde de juiste combinatie te vinden.
In een volgend artikel zullen we hierop nader
ingaan, waarbij speciaal aandacht zal worden
besteed aan de Zeeuwse K. I.-stierenstapel welke
thans ter beschikking staat.
IR. W. L. HARMSEN
Rijks veeteel tconsul ent
Zeer binnenkort wordt een geheel nieuw stie
renboekje uitgegeven. Het is belangrijk uitgebrei
der geworden en bevat waardevolle gegevens
omtrent produktieafstamming en ook de pro-
duktievererving van de stieren, de ouders, de
halfzusters e.d. Bestudeer het nauwkeurig.
door Ir. E. VAF ROON.
planten het volgende jaar schieten. Wegens
de droogte zal hierop wel iets kunnen worden
toegegeven, maar planten met duidelijk dun
nere wortels bloeien volgend jaar niet.
2. In twijfelgevallen kan men er ook op letten
of de plant „is gaan zitten". In dit geval is de
wortelrozet plat; de bladstelen hebben een min
of meer horizontale stand. Spichtige planten
met rechtop staande bladeren zijn niet
„schietrijp".
3. Krachtig ontwikkelde planten hebben in de
oksels van de bladeren kleine knoppen, die met
het blote oog zichtbaar zijn, wanneer het om
hullende blad met de bladschede is verwij
derd. Er zijn echter planten, waarvan de ont
wikkeling wel voldoende is maar de oksel
knoppen nog niet zichtbaar zijn. Dit kenmerk
is dus als criterium niet altijd bruikbaar.
4. In normale jaren zijn voor een redelijke zaad
opbrengst 1530 schietende planten per m2
nodig. Naarmate de planten beter zijn ontwik
keld, kan met minder worden volstaan.
ALS de stand van het perceel zodanig is, dat
omploegen wordt overwogen, dan moet men
wel bedenken, dat een (mogelijk!) hogere prijs in
1960 een wat lagere zaadopbrengst zou kunnen
goedmaken. Er is immers al een flink deel van het
oorspronkelijke areaal omgeploegd.
In de tweede plaats kan een perceel met weinig
schieters in het jaar na inzaai, het jaar daarop zeer
goede opbrengsten geven. Natuurlijk moeten er
daarvoor nu al voldoende planten aanwezig zijn.
In zulke overjarige karwij neemt wel de kans op
wat meer Sclerotinia en „rotkoppen" toe.
DE stand van karwij, die dit jaar onder dek-
vrucht is ingezaaid, is op de meeste plaatsen
slecht. De planten zijn in het algemeen klein ge
bleven. Er is weinig blad gevormd, dat nu in
oktober snel afsterft. De diktegroei van de wor
tels is matig. Het is de vraag of op zulke percelen
de planten voldoende zijn ontwikkeld om volgend
jaar door te kunnen schieten.
Een gunstige uitzondering maken percelen op
zware, kalkrijke en vochthoudende grond. Hier is
de stand vrijwel normaal. Ook overjarige karwij
staat er tamelijk goed voor, evenals percelen, die
in 1958 met vlas en witte klaver zijn ingezaaid. De
planten zijn hier forser en frisser groen, omdat
de beworteling beter is.
De oorzaak van deze slechte stand is in de eerste
plaats de langdurige droogte. Bovendien is vaak de
groei geremd door de wortelluis, die in normale
jaren alleen bij uitzondering schadelijk ia. Het valt
hierbij op, dat percelen uit witte klaver van de
wortelluis minder last hebben.
HET lijkt, ons nuttig erop te wijzen, dat menig
perceel karwij er zo slecht voorstaat, dat het
beter kan worden omgeploegd.
Er zijn verschillende hulpmiddelen, waarvan men
bij de beoordeling van het perceel gebruik kan
maken.
1. Planten, die in 1960 zullen gaan schieten, zijn
forser en blijven langer groen dan de overige.
De wortel is goed ontwikkeld. De juist onder
de kop gemeten dikte is een goede maatstaf.
Zijn op die plaats de wortels zo dik als een
normaal potlood, of nog dikker, dan zullen de