N A het oogsten van de aardappelen is het hoofdzakelijk de suikerbietenoogst die de meeste arbeid vraagt. Het oogsten van de aardappelen en uien heeft grotendeels reeds plaats gevonden. Alleen de latere rassen, o.a. Alpha en Furore moeten gedeeltelijk nog geoogst worden. DE WERKZAAMHEDEN OP HET ZEEUWSE AKKERBOUWBEDRIJF 708 OKTOBER 1959 ZEEUWS LANDBOUWBEAD Op talrijke bedrijven is het oogsten en afleveren van suikerbieten reeds begon nen. De veehouderij blijft de nodige aandacht vragen. Vooral de voederwinning voor de aanstaande winterperiode is belangrijk; deze dient aangepast te worden aan de voederbehoefte van de te houden veestapel. DE BEWARING VAN AARDAPPELEN DAAR er nog niet voldoende luehtgekoelde be waarplaatsen zijn, worden er nog veel par tijen in de kuil bewaard. De kuilbewaring is de laatste jaren vergemakkelijkt door het toepassen van kiemremmingsmiddelen, nadat de knollen vol doende zijn afgehard. Als de knollen ontveld of niet voldoende zijn afgehard> kunnen er bij toe passing van de genoemde middelen direkt na het rooien, huidwoekeringen optreden die de kwaliteit ongunstig beïnvloeden. Vooral nu er dit jaar veel doorwas en ontvelde knollen voorkomen, is het aanwenden van kiemremmingsmiddelen binnen 14 dagen 11a het rooien ten sterkste af te raden. Laat dus eerst de knollen voldoende afharden voordat u tot behandeling overgaat en volgt de voorschriften op de verpakking nauwgezet op. Ook nat maken van droge aardappelen in de kuil moet niet toegepast worden. Worden de knol len nat gemaakt, dan ontstaat namelijk broei. De knollen worden geactiveerd om tot kieming over te gaan. De houdbaarheid wordt door nat maken beslist nadelig beïnvloed. Bij bewaring in lueht gekoelde bewaarplaatsen moet al het mogelijke gedaan worden om de temperatuur te doen dalen. Bij voortdurend droog weer zijn alleen de vroege morgenuren met de hoogste luchtvochtigheid ge schikt om er lucht door te jagen. In natte jaren is zoveel mogelijk ventilatie nodig om te drogen, thans moet nog verder drogen juist vermeden worden. DE SUIKERBIETENOOGST IYE vroegste percelen zijn of worden het eerst gerooid en afgeleverd. Bij het aanhoudende droge weer gaat het rooien niet gemakkelijk, welke oogstmethode er ook toegepast wordt. Welke methode er gevolgd moet worden, is sterk afhan kelijk van de beschikbare arbeidskrachten, toe stand van de grond en bovendien van de afleve- ringsmogelijkheden. De verschillende oogstmetho- den die toegepast kunnen worden, zijn reeds de voorgaande maand beschreven. Lichten van de bieten en 5 dagen daarna kop pen, bevordert het suikergehalte. Echter bij aan houdend droog weer is deze methode niet aanbe velingswaardig. Koppen en blad voor voeder ver minderen sterk in waarde en bovendien treedt door verdamping kg-verlies bij de bieten op. Voor de voederwinning moeten koppen en blad zo volledig mogelijk benut worden. Als het produkt in verse toestand direkt aan het vee vervoederd wordt, moet er geen grotere opper vlakte gerooid worden dan er onmiddellijk aan vers voer nodig is, of er moet een zodanige opper vlakte worden gerooid dat het bijprodukt in een korte periode ingekuild kan worden. Bij droog weer moet er voor gezorgd worden dat het zo kort mo gelijk op het land blijft om verliezen te voorkomen. Er moet altijd, zowel voor verse vervoedering als voor inkuilen, onder welke weersomstandigheden dan ook, schoon bietenloof worden gewonnen. OOGSTEN EN BEWAREN VAN- VOEDERBIETEN Ï>E houdbaarheid van de voederbieten is sterk afhankelijk van het tijdstip van oogsten. De bieten moeten afgerijpt zijn. Dit is veelal eind ok- tober-begin november het geval. Bovendien is bij laat rooien de temperatuur lager en de grond meestal vochtiger, waardoor meer grond in de kuil wordt gebracht wat de houdbaarheid bevordert. De bieten moeten zo licht mogelijk gekopt worden. Beter is om het loof er af te snijden. Direkt na het rooien moeten de bieten in de kuil of de schuur gebracht worden, met 7.0 weinig mogelijk beschadi ging, waardoor bevriezing en uitdroging voor komen worden. Alle beschadigingen bevorderen rotting. De schieters en bieten aangetast door stengelaaltjes, violet wortelrot, enz. moeten niet mee worden in gekuild, maar het eerst worden vervoerd. Ook kan het voorkomen dat, vooral op „verdrogende grond" de biet bij doorsnee bruinkleuring vertoont. Con troleert uw voederbieten hierop en voer de bieten afkomstig van bepaalde plekken eventueel het eerst op. Het is wenselijk om bieten die na 1 april vervoerd worden, tijdens het inkuilen te behandelen met een conserveringsmiddel, o.a. 3JA kg Conserbeta of 2 2u2 kg Aasprutex per 3000 kg bieten. Hierdoor wordt het optreden van rot tegenge gaan. Bovendien werken de middelen luisdodend, waardoor de gevreesde vergelingsziekte wordt bestreden. Door deze adviezen zoveel mogelijk op te volgen, worden bewaringsverliezen beperkt waardoor meer voer Voor het vee beschikbaar blijft. ZAAIEN VAN WINTERTARWE DEZE maand wordt zo mogelijk de wintertarwe gezaaid. Door de vele rassen is de rassen- keuze de laatste jaren niet eenvoudig. Er dient gelet te worden op:- wintervastheid, strostevigheid, vatbaarheid voor ziekten, geschikt heid voor maaidorsen, opbrengst, enz. Om het uitwinteringsrisico zo klein mogelijk te houden (vooral van belang voor de Zeeuwse eilan den), verdienen de goed en vrij goed wintervaste rassen de voorkeur. Dit is speciaal van belang op MAAIEN VAN LUCERNE ONDANKS de droogte kunnen veel overjarige percelen voor de vierde keer gemaaid wor den, hetzij voor hooiwinning of inkuilen, hetzij voor verse vervoedering. Juist de laatste maaidatum is zeer belangrijk voor de ontwikkeling in het volgend jaar. Dit geldt ook voor lucerne die jongstleden voorjaar onder dekvrucht is gezaaid en deze herfst voor de le keer gemaaid wordt. Nu komt dit weinig of niet voor, daar de ontwikkeling dit jaar zeer slecht is. Lucerne gemaaid vóór de tweede week van sep tember kan zich voldoende ontwikkelen om sterk genoeg de winter in te gaan. Dit is eveneens het geval met lucerne die na 15 oktober gemaaid wordt. Het gewas heeft dan reeds voldoende reservevoed- sel kunnen vormen. Het maaien tussen 15 september en 15 oktober moet ten sterkste worden afgeraden. Het gewas is dan niet sterk genoeg om de winter in te gaan. Een slechte stand en ontwikkeling van het ge was in het voorjaar wordt vaak veroorzaakt door een minder goede maaidatum. de geëgaliseerde zwaardere gronden met een min der goede structuur. Bij uitwintering of een te dunne stand van matig of weinig wintervaste rassen is op dergelijke per celen de grond in het voorjaar moeilijk en veelal laat bewerkbaar. Het zaaien van een ander gewas kan dan meestal niet tijdig plaats vinden, met als gevolg een lagere opbrengst. Voor een goede ont wikkeling en opbrengst moeten de goed en vrij goed wintervaste rassen echter tijdig gezaaid wor den Is dit laatste niet mogelijk, dan kunnen beter matig of weinig wintervaste rassen gezaaid worden. Nadere gegevens over de rassen zijn vermeld in het artikel over „rassenkeuze wintertarwe" in het landbouwblad van 19 september j.l. Door het droge weer is speciaal op grasland dat gescheurd is schade te verwachten van ritnaalden (koperwor- men), enz. Deze schade is te voorkomen door het zaaizaad te behandelen met een lindaan-, heptachloor- of aldrinbevattend middel. Ook kan er een gecombi neerd middel op basis van kwik-aldrin of kwik- dieldrin worden genomen. Bij deze middelen wor den insecten, kiemschimmels en steenbrand tegelijk bestreden. Het is noodzakelijk om steeds ontsmet zaaizaad te gebruiken. INZAAI GRASLAND DOOR het droge weer van de vorige maand is de graslandinzaai ernstig vertraagd. Bij gun stige omstandigheden, zoals structuur, vochtig heid, enz. kan in de eerste week van deze maand nog ingezaaid worden. De structuur moet fijn en niet te los zijn. Het zaaien kan nu het beste met de zaaimachine worden uitgevoerd. Hierdoor bereikt men dat het zaad vochtig komt te liggen en daar door spoedig kiemt. Daar de gunstigste tijd voor inzaai voorbij is, moet er voor een zo vlot mogelijke ontwikkeling worden gezorgd, voordat de winter zijn intrede doet. Tijdens de grondbewerking wordt een fosfaat bemesting gegeven in de vorm van superfosfaat. Hierdoor wordt de wortelontwikkeling bevorderd. Na opkomst wordt een lichte N-bemesting gege ven. Wanneer geen gunstige structuur kan worden verkregen, moet niet tot inzaai worden overgegaan. De kans op mislukking is dan zeer groot. STOPPELBEWERKING, BEKALKING EN PLOEGEN OP WINTERVOOR WANNEER het weer gunstig blijft, kan ook in het begin van deze maand nog een goede stoppelbewerking en bekalking uitgevoerd worden. Dit laatste moet op de kalkarme gronden gebeuren aan de hand van het grondonderzoek. Voor een goede werking moet de kalk op droge grond wor den gestrooid en goed door de bouwvoor worden gewerkt. Is dit niet het geval, dan wordt later, bij het wintervoor ploegen, een ontkalkte onderlaag boven gebracht, waardoor de bekalking enigszins zijn doel mist. Stoppelbewerkingen op natte grond zijn zeer nadelig voor een goede structuur. GRONDONDERZOEK, BOUW- EN BEMESTINGSPLAN AOK de maand oktober leent zich uitstekend om "grondmonsters en monsters op het voorkomen van de verschillende aaltjes te laten nemen, temeer omdat de uitslagen dan tijdig terug zijn. Dit is zeer gemakkelijk bij het opstellen van het bouw- en bemestingsplan, daar dit in één keer kan geschieden. Bovendien kunnen de kunstmeststoffen vroeg besteld worden tegen een lagere prijs. VOEDERWINNING, VEEVOEDING DOOR de onvoldoende grasontwikkeling is het bijvoeren van andere voedermiddelen in de weide noodzakelijk om in de behoefte van de dieren te voorzien. In verband met het optreden van meeldauw in bietenloof mag er niet meer verstrekt worden dan 25 30 kg per dier per dag. Wordt er meer gege ven, dan zijn ziekteverschijnselen, zoals minder goede eetlust, diarree en verwerpen bij drachtig vee, niet onmogelijk. Krijgen de dieren met de grasopname en de ge adviseerde hoeveelheid koppen en blad, onvoldoen de voedsel, dan moeten andere voedermiddelen, o.a. stro, natte of gedroogde pulp en koek, worden bij gegeven. Wordt het bietenloof in de weide verstrekt, dan moet dit gegeven worden in een voederbak in plaats van los op de weide. Hierdoor worden de verliezen beperkt (vooral bij nat weer) en er kan meer bietenloof inge kuild worden voor de stalperiode. Het is van groot belang dat er zo veel mogelijk winter- voer wordt gewonnen. Een goed wirïterrant- soen kan gegeven wor den wanneer er 3 kg droog ruwvoer en 35 kg sappig voer per vee eenheid per dag be schikbaar is. Is er te weinig sappig voer, dan kan er nu nog natte pulp besteld wor den of bietenloof worden gekocht om in te kuilen. Het inkuilen in silo's geeft de minste verlie zen. Silo's worden echter veelal gevuld met bie tenloof of kuilgras, de natte pülp wordt meest al bewaard in een grondkuil. Dit laatste is goed mogelijk wan neer de zijkanten schuin aflopen en de pulp

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 8