De maand september op het Zeeuwse landbouwbedrijf
Organisatie, afzet en onderwijs
„Die plaas in die Springbokvlakte'
ZAiËKOAG S KEPTEJKBER 195»
September i» de maand waarin aardappelen en uien wotrdeira geoogst en er een Iiegïiii wordlt
gemaakt met het rooien en afleveren van de suikerbieten.
Nu reeds moet er worden gewerkt om de groei omstandigheden voor het oogstjaar liWO zo
gunstig mogelijk te maken,
De boer zal zich moeten beraden over iMxawplan en bemesting, alsook over de hoeveelheid voed
sel die nodig Is voor het vee tijdens de a.s. win terperiode.
OOGST EN BEWAKING
VAN AARDAPPELEN
OP de meeste bedrijven is het werk zover gevor
derd dat met de oogst van de aardappelen kan
worden begonnen. Tot nu toe is het optreden van
de aardappelziekte vrijwel achterwege gebleven.
Het „doorgroeien" is echter een vrij algemeen ver
schijnsel. Reeds zijn hierover enkele publikaties
verschenen, zodat kan worden volstaan met enkele
korte opmerkingen.
In de vroege soorten, zoals Bintje en Eigenhei
mer, is er groot verschil in mate van doorgroei.
Op vroege percelen valt het mee en kan er normaal
worden gerooid. Doodspuiten is dikwijls niet nodig.
Vooral op de zwaardere grond is het gewas weer
opnieuw gaan groeien. De eerste knollen groeien
niet veel meer. Van de doorwasknollen is in de
meeste gevallen geen belangrijke opbrengstver
meerdering te verwachten. In de Alpha's is de
doorgroei algemeen. Elke teler doet goed zijn ge
was regelmatig te controleren. Bij aanhoudend
droog weer is ook in dit ras geen opbrengst van
de doorwas te verwachten.
Alvorens kan worden gerooid zal meestal eerst
moeten worden doodgespoten. Het middel dat hier-
voor het meest wordt gebruikt is natrium-arseniet;
een zeer giftig middel dat voor mens en dier zeer
gevaarlijk is. Het wordt slechts langzaam in de
grond afgebroken waardoor schade aan gewassen
in de'volgende jaren niet denkbeeldig is. Op lichte
grond is dit gevaar groter dan op zwaardere.
N. O. C. in <»lie is belangrijk duurder, maar
wordt snel in de grond afgebroken.
f N veel partijen komen dit jaar gaatjes in de
knollen voor. die de praktijk dikwijls met de
naam „piersteek" betiteld. Aardrupsen zijn meestal
de boosdoeners. Zijn de gaatjes klein dan kunnen
ook ritnaalden (koperwormen) de veroorzakers
zijn. Het rooien kan op verschillende manleren
plaats hebben. Voorzover nog met een werprad-
rooier wordt gewerkt is een bekleding van de vork
jes met rubber' of nylon noodzakelijk om rooier
slag te voorkomen. Bedenk daarbij, dat deze be-*
schadiging eerst na enkele weken te zien is.
De voorraad rooier wordt steeds meer gebruikt.
Een goede opstelling is ook bij deze machines ge
wenst om beschadiging tegen te gaan. Er kunnen
enige rijen achter elkaar worden gerooid. Als een
aantal personen naast elkaar rapen, kan één man
het leegstorten in de zak best verzorgen. De
raper(sters) behoeven dan niet steeds te gaan scaan.
Het is het handigst om niet meer dan 40 a 50 kg
in een zak te doen.
In hoeverre met de verzamel rooier gewerkt kan
worden, is van verschillende factoren, o.a. weer
en grondsoort afhankelijk. Het gevaar voor be
schadiging is groot. Meestal is een onjuiste aftel
ling de oorzaak.
Veel voorkomende fouten zijn: te lioge rijsnel
heid. de aardapi»elen onder een zak grond doo«°
laten wringen en de opvoer en/of transportketting;
te veel laten schudden. De laatste grond mag pati
kort voor de opzakinrichting door de zeven ver
dwijnen.
DE BEWARING
I\E bewaring heeft plaats in de kuil. of onder dak,
Kuilbewaring moet jammer genoeg nog veel
vuldig toegepast worden. Hierbij is het gebruik'
van een kuilvormer aantrekkelijk. Er komt geen
losse grond in de kuil, terwijl tevens gemakkelijk
een juiste kuilvorm ontstaat.
In verband met het gevaar voor broei kan beter
niet te dik worden gestort; 700 kg per strekkende
meter is beter dan 1000 kg. Dit is vooral ook van
belang als men later met de injecteur (systeem
Den Herder) wil poederen. Een goed stro- of riet-
dek met een dun laagje grond aan de zijkanten is
nodig om groen worden en inregenen te voor
komen.
Zij die over een bewaarplaats met buitenlucht-
koeling beschikken hebben veel voor. Het tempe»
ratuursverloop heeft men veel meer in de hand.
Natte aardappelen kunnen gemakkelijk worden,
gedroogd.
I OEN I
TIE opbrengst zal gemiddeld niet groot zijn. Het
ziet er naar uit dat de prijs veel goed zal ma
ken.
De kwaliteit lijkt goed. Een goede verzorging
van het produkt tijdens oogst en bewaring kan er.
toe bijdragen dat de uitval niet groter wordt dan
nodig is.
GR AS'Z AAPTEELT
UEEL van de ingezaaide percelen zijn als gevolg
van de droogte mislukt. Omploegen mag alleen
na goedkeuring door de contracterende firma
plaats hebben.
Op die percelen die kunnen blijven liggen, kan
chemische onkruidbestrijding nodig zijn.
Meestal komen zowel zaad- als wortelonkruiden
voor. Er zijn thans groeistoffen beschikbaar die
zowel muur als distels doden. Voor deze onkruiden
kan MCPP worden gebruikt. Komt er ook veel
klein-hoefblad (dokken) in voor, dan kan beter
2.4.5 TP aangewend worden. Deze middelen werken
langzaam maar zeker en bezitten een lange na
werking.
In een 2e jaars gewas komt meestal geen muur
voor. zodat hierin kan worden volstaan met een
M.C. P. A. of 2.4 D amine bespuiting. Deze midde
len zijn belangrijk goedkoper dan de eerstgenoem
de. Zie verder ook het artikel van de heer Wolfert
in het nummer van de vorige week.
INZAAI GRASLAND
AP een aantal bedrijven zal nog grasland worden
ingezaaid. De eerste helft van deze maand is
daarvoor het meest geschikt. Een fijn niet te los
zaaibed is gewenst. Voor het zaaien wordt wel de
kunstmeststrooier gebruikt, waarbij het graszaad-
mengsel wordt gemengd met kunstmest. Na het
zaaien licht ineggen en dichtrollen met de Cambrid
ge rol.
j KWEEKBESTRUDÏNG
MAAST de bekende mechanische methoden om
kweekgras te bestrijden, is dit ook met chemi
sche middelen mogelijk. Deze middelen zijn bekend
onder de namen van T. C. A. en dalapon! Zij kun
nen alleen op onbebouwde grond worden gebruikt
De grond blijft minstens drie maanden ongeschikt
voor cultuur. Eerst moet het onkruid met een eg
of cultivator worden bovengehaald. T. A. C. wordt
direkt daarna in een hoeveelheid van 75 kg per ha
verspoten in 600—800 liter water. Na 46 weken
kan weer een mechanische bewerking worden uitge
voerd. T. C. A. wordt vooral door de wortelstokken
opgenomen, dalapon ook door de bladeren. Van
dalapon bedraagt de hoeveelheid 20 kg per ha,
eveneens opgelost in 600800 liter water
Zie r«r«ler
(Vervolg van pag. 635)
ca 50 ha. De kavelgrootte op het bedrijf van de
heer Scheele varieert van 30 tot 150 ha. De kavels
worden zo veel mogelijk met één gewas geteeld,
al kan het tijdstip van zaaien verschillen.
Van de oogst wordt een bepaalde hoeveelheid
achtergehouden om voor zaaizaad te dienen voor
het volgend jaar. De zaaizaadvoorziening daar
is dan ook niet met die in Nederland te verge
lijken. Langzamerhand begint men verbeteringen
aan te brengen. Een door de landbouwhogeschool
gevonden nieuwe variëteit mais wordt weliswaar
in de handel gebracht, maar na drie jaar is het
originele zaad verloren gegaan. „Er valt in dit
opzicht nog veel werk te doen," aldus de heer
Scheele.
Na de oogst gaan we de grond met de schij-
venploeg verkruimelen. Werkelijk ploegen zoals
wij dat in Holland kennen, gebeurt niet in de
turfgrond; de bewerking is wel intensief:
Dan dwaalt ons gesprek af van het boerenwerk
naar de afzet, het organisatieleven en het on
derwijs; op dat moment verlieten wij, in gedach
ten. „die plaas in die Springbokvlakte",
PVENALS in Zeeland zijn de Transvaalse boe-
Mren in plaatselijke verenigingen georgani
seerd". aldus de heer R. J. Scheele. Deze plaat
selijke verenigingen zijn weer districtsgewijze
samengevoegd, waaruit de provinciale en lande
lijke organisatie is opgebouwd. Tot vóór kort was
de organisatie tamelijk zwak, maar na een syste
matisch bezoek van boer tot boer is de situatie
wel verbeterd.
Hoewel er nog vele boeren zijn. die het belang
van een organisatie niet direct inzien, mag de
belangenbehartiging door de landelijke organisa
tie toch niet onderschat worden. ..Wij hebben
namelijk, door deze organisatie een belangrijke
stem bij het vaststellen van het advies voor de
garantieprijzen aan de minister van Landbouw".
Ook op andere terreinen is de organisatie echter
actief. Men interesseert zich vanzelfsprekend in
het bijzonder voor wat er op het platteland ge
beurt, En daarmede staat weer iet onderwijs in
nauw verband. De organisatie geeft het blad „Die
Transvaalse Boer" uit, een blad dat zich vooral
met organisatorische voorlichting bezig houdt.
Het blad wordt zoals alle officiële stukken, twee
talig gedrukt; in het Afrikaans en in het Engels.
BEHEERDE PRODUKTEN EN AFZET
IIE belangrijkste landbouwprodukten zoals mais.
grondnootjes en kaferkoren behoren tot de
z.g. „beheerde' produkten. De adviesprijzen en
ie kwaliteitsklassen worden door een, voor
ieder produkt afzonderlijke, landelijke raad vast
gesteld. In deze raden hebben o.m. zitting ver
tegenwoordigers van de regering, v^n de produ
centen en de handelaren. Somtijds aangevuld met
vertegenwoordigers uit de consumentengroepe
ring. Dit laatste bijvoorbeeld voor het vaststellen
van de maisadviesprijzen. r e gehele maisproduk-
tie bedraagt ongeveer 35 ét 45 miljoen zak; de
binnenlandse consumptie vraagt 25 a 30 miljoen
zak, zodat jaarlijks ongeveer 10 miljoen zak voor
export naar Europa beschikbaar komt.
,,De afzet van de produkten is voor het meren
deel coöperatief georganiseerd", aldus de heer
Scheele. „Dit is gekomen in de crisisjaren van
1930. Negentig procent van de boeren is bij de
aan- en verkoopcoöperatie aangesloten. Door de
regering worden deze coöperaties ook gezien als
het middel om marktordenend te kunnen optre
den.'
De afzet van olienootjes en zonnebloempitten
is nagenoeg geheel in coöperatieve handen. De
„Noord Transvaalse Koöperatie", die overigens
«en nog heel wat groter gebied bestrijkt dan d<9
Springbokvlakte, heeft de beschikking over een
viertal silo's met een capaciteit van 1500 ton elk.
De geldomzet van dit bedrijf bedroeg in 1958
ongeveer ƒ60 miljoen. Opslag van de produkten
bij de bedrijven vindt niet plaats. De boeren zijn
verplicht om hun produkten zelf naar één van de
vijftien ét twintig ontvangststations te brengen.
Wordt bij geval een te nat produkt geoogst, dan
laat men het wel in zakken op het land staan om
het op deze wijze te drogen. In het gehele gebied
zijn ongeveer vijf particuliere handelaren werk
zaam.
De „Noord Transvaalse Koöperatie" verwerkt
ook een gedeelte van de afgenomen produkten. Zo
beschikt men over een eigen pindakaasfabriak,
is men geïnteresseard in oliepersfabrieken en ex
porteert men ongebrande pinda's voor de directe
consumptie.
„Het aantal „speculatieve produkten" bij ons is
maar betrekkelijk gering", aldus de heer Scheele.
Het boeren in dit land. waar men geen gebrek
aan grond heeft, is echter op zich zelf een tame
lijk speculatieve bezigheid door de grote kans op
misoogsten".
ONDERWIJS
BEHALVE dat de landbouwbladen zowel dat
van de boerenorganisatie als de particcliere
bladen de nodige praktische voorlichting
geven, kan men ook naar de Regeringsvoorlich
tingsdienst om inlichtingen gaan. De Regerings
voorlichtingsdienst is echter bij lange na niet
zo citgebreid als in Nederland het geval is.
Het hoogste landbouwonderwijs kan men in
Transvaal op de beide landbouwhogescholen krij
gen. De landbouwscholen zelve zijn meer specia
listisch georiënteerd. Daarnaast kent men in
Transvaal het instituut van landbouwcursussen,
die te vergelijken zijn met de in ons land te hou
den avondcursussen. Deze cursussen, zoals bij
voorbeeld in Potjefstroom, duren echter drie tot
vier dagen en dragen een gespecialiseerd karak
ter.
In verband met de grote afstanden is het las
tig dagelijks naar school te gaan. Tachtig procent
van de kinderen, die de lagere school hebben
doorlopen, gaat dan ook naar kostschool, aldus
de heer Scheele. „Wij zitten wat dat betreft ech
ter gunstig omdat de afstanden van ons bedrijf
tot het plaatsje Nijlstroom, waar enkele zeer
grote scholen tot 1000 leerlingen geconcentreerd
lijn, slechts gering is.
N. S.