Landbouwpolitiek in de E, E. G. KOOLZAAD EN KARWIJZAAD OOGST 1959 Blauwkop C B Breedblad CB Voorlopige oogstraming (31 juli) 1959 ZATERDAG ft AüGÜSftlS 1959 DE 4 industriële werkgeversorganisaties hebben onlangs hun standpunt bekendgemaakt over de landbouwpolitiek in de Europese Economische Gemeenschap. Dit feit geeft aanleiding tot opmerkingen van landbouwzijde welke m.i. tweeledig moeten zijn: Allereerst geloof ik, dat het van grote betekenis is, dat de Nederlandse industrie een geluid over de door de EEG te volgen landbouwpolitiek laat horen. Afgezien dus van de inhoud van dit stuk is het verschijnen ervan een gelukkig teken. Men zou zich kunnen afvragen of het publiceren ervan alvorens overleg met overig Nederland is gepleegd, wel de juiste methode is. Dit echter alleen maar om het feit dat ik vaak de indruk heb, dat onze partners in de E. E. G. dit zeer nauwgezet doen. Aan de andere kant kan niet worden ontkend dat een openbare discussie over dit onderwerp ook zeer nuttig kan zijn. Nu de zaak zo ligt dat het standpunt is gepubli ceerd meen ik mijn bijdrage tot de discussie ook te moeten leveren. Ik zou dan willen beginnen met te wijzen op de vele uitspraken, die in dit stuk aanwezig zijn. waarmee ik mij volkomen kan verenigen, zoals daar zijn: de vier factoren waaraan een landbouw politiek van de EEG zal moeten voldoen n.l.: ,.a. Een vrije markt binnen de EEG moet kunnen ontstaan; b. de productiviteit van de landbouw moet wor den bevorderd; c. het landbouwbedrijf in de EEG moet zonodig beschermd kunnen worden; d. een zekere regulering van de produktie moet mogelijk zijn." en b.v. even verder de uitspraak: ,,Waar nodig zullen hiertoe maatregelen van structuurpolitieke aard moeten worden getroffen, om de positie van de landbouw te versterken en deze in staat te stellen zich aan te passen aan de zich wijzigende economische omstandigheden." Ik zie dit als een pleidooi voor het meerjarenplan voor de ruilverkaveling en voorts Bescherming van de landbouw moet mogelijk zijn, omdat de z.g.n. wereldmarktprijs niet een natuurlijke prijs is, maar een veelal gemanipuleerde prijs, die be langrijk kan afwijken van de kostprijs van het exporterende land. Men mag de landbouw niet aan dumping blootstellen.'' Ook de opmerking: ..Reeds thans, is het uitslui tend aan het beleid van de U.S.A.'te danken, dat de surpïusproduktie niet tot een catastrofe heeft geleid, zoals in 1930. Ineenstorting van de land bouwprijzen heeft niet alleen een landbouw-, maar ook een industriële crisis tengevolge, omdat ruim 60 van de wereldbevolking direct van de inkom sten uit de landbouw afhankelijk is," kan ik bij zonder waarderen. MAAST deze waardering heb ik tegen het stuk "toch ook ernstige bezwaren. Zó zelfs, dat bij het afwegen de bezwaren overheersen. Mijn hoofd bezwaar gaat tegen het feit. dat men de methode van bescherming voor de landbouw nogal erg zwart-wit ziet, öf prijsoptrekking öf toeslag, alsof hiertussen geen enkele middenweg mogelijk was. Het is natuurlijk duidelijk dat men de argumen tatie het best kan opzetten wanneer men één methode, i.e. hier de methode voor prijsoptrekking principiëel afwijst. Toch kan men dan ook nog wel in moeilijkheden geraken. Hebben b.v. invoer rechten geen prijsoptrekkende werking? Toch geloof ik niet. dat men zal willen volhouden dat door invoerrechten de handel onmogelijk wordt. Van prijsoptrekking wordt beweerd dat zij enkel kan worden gehandhaafd d.m.v. een systeem van variabele invoerheffingen met de daaruit voort vloeiende restituties en dit systeem wordt voor de import- en exporthandel onbruikbaar genoemd en in EEG-verband technisch onuitvoerbaar. Het spijt mij bijzonder, dat de industriële ver bonden tot deze uitspraak zijn gekomen. Zij past misschien in hun argumentatie maar in feite zal dit betekenen, dat die landen welke thans de han del in granen vrijwel volledig in overheidshanden hebben geconcentreerd zeer moeilijk tot andere gedachten zullen zijn te brengen. Naar mijn mening is juist de enige weg waarlangs dit zou kunnen gebeuren, de weg van variabele invoerrechten met restitutie. Wanneer men deze weg onbruikbaar noemt is er al heel weinig kans. dat er op het ge bied van granen een vrije markt zal ontstaan. Dit zou kunnen betekenen ..dat er van een vrije markt op het gehele agrarische terrein", niet veel terecht zal kunnen komen, omdat juist de granen als hoeksteen van het beleid worden gezien. Deze uitspraak is echter niet alleen te betreuren, zij is ook onwaar. De Nederlandse im- en export bewijst iedere dag opnieuw, dat het systeem al heeft het wel bezwaren ,-r-- zeker uitvoerbaar is. Het doet enigszins merkwaardig aan als men meent te moeten stellen, dat een systeem, dat in Neder land reeds voor de oorlog lange jaren heeft ge werkt en dat sinds enige jaren opnieuw is inge voerd, onbruikbaar zou zijn. Het lijkt er op alsof het stuk meer op een wensdroom (van de graan handel) dan op de werkelijkheid is gebaseerd. Wan neer men de bezwaren van een omvangrijk admi nistratief apparaat afdoet met één enkele zin n.l. dat elk systeem van landbouwpolitiek uitvoerige administratieve maatregelen meebrengt, dan zou men even gemakkelijk kunnen stellen, dat iedere vorm van hulpverlening aan de landbouw zijn be zwaren voor het overige bedrijfsleven meebrengt. Wanneer men echter, zoals de verbonden terecht doen. op het standpunt staat dat onder sommige omstandigheden hulp bepaald noodzakelijk is, dan zal men zekere bezwaren van deze hulp moeten aanvaarden. Het gaat er dan om deze bezwaren zo gering mogelijk te doen zijn d.w.z. dat die maat regelen die zo weinig mogelijk ingrijpen in de agrarische als niet-agrarische bedrijfsvoering en die het kleinste administratieve apparaat mee brengen, en dus ook dé minste kosten, de voorkeur verdienen. Hoewel ik dus niet wil ontkennen, dat sommige beslissingen van principiële aard zijn, is het toch heel vaak een afwegen van belangen en een kwes tie van doelmatigheid, welke de doorslag moeten geven bij de keuze van de middelen. ■70ALS ik al opmerkte blijkt uit het standpunt van de industriële verbonden, dat men principiëel de keuze wil maken tussen prijsoptrekking en een toeslagsysteem, waarbij voor de prijsoptrekking de bezwaren en voor het toeslagstelsel de voor delen breed worden uitgemeten. Nu is deze materie de laatste tijd uitgebreid in discussie geweest, zodat ook de bezwaren van het systeem van toeslagen wel uitgebreid bekend zijn. De verbonden gaan hieraan voorbij., al wijzen zij nog wel op het feit. dat deze toeslagen uit de schat kist moeten komen. Merkwaardig doet mij aan, dat enerzijds als voordeel van het toeslagstelsel waarbij dus de prijs op de wereldmarkt en bituier», de EEG weinig zal verschillen wordt aange voerd, dat „hierin een natuurlijke prikkel kan zijn gelegen voor een zo efficiënt mogelijke produktie," terwijl daarnaast de toeslagen het voordeel hebben „grotere mogelijkheden te bieden tot regulering van de produktie". De vraag rijst n.l. ogenblikke lijk wil men de produktie reguleren d.m.v. de prijs of door voorwaarden te verbinden aan toeslagen Als de produktie op de prijs reageert, kan men. waarschijnlijk oök hetzelfde bereiken met prijs optrekking en dan behoeft men niet de individuele bedrijfsvoering volledig onder controle te houden, want als men voorwaarden aan een toeslag ver bindt, dan zal men toch moeten nagaan of deze voorwaarden ook zijn of worden vervuld. Dat de mogelijkheid om d.m.v. de toeslagen invloed uit te oefenen op de produktie door de industriële ver bonden als een voordeel wordt gezien, verwondert mij eigenlijk. ik meen dat ook zij inmenging van de overheid in de bedrijfsvoering van de individuele onder nemingen niet bepaald als een gunstige ontwikke ling van de maatschappij zien. Ik zie het als eert groot bezwaar van het toeslagstelsel dat het de mogelijkheid tot een directe inmenging opent en dat is voor mij juist een van de redenen om tegen een dergelijk systeem te zijn. |K zou nog meerdere opmerkingen kunnen maken b.v. over de concurrentiepositie van Duitsland, als dit land ook op het toeslagstelsel overging, maar het wil mij voorkomeij, dat het nog steeds gewenst is dat over dit onderwerp van gedachten wordt gewisseld tussen de organisaties van landbouw en industrie. Zelfs na het publiceren van dit stand punt door de Nederlandse industriële verbonden lijkt het mij nog wel nuttig en kunnen waarschijn lijk nog wel misvattingen worden opgeruimd. De bijzondere positie van Nederland in de EEG, speciaal op landbouwterrein, brengt met zich mee, dat iedere kans om tot een voor Nederland gun stiger regeling te komen dient te worden aan gegrepen, Ir. C. S. KNOTTNERUS. Het C. B. 3. heeft de voorlopige cijfers gepubli ceerd over de opbrengst van koolzaad en karwij- zaad. De opbrengst per ha van het koolzaad ligt 21 hoger dan die in 1958 en 19.% hoger dan het ge* middelde van de jaren 19501958. Door een inkrimping, van het areaal daalde dé totale produktie t.o.v. vorig jaar met 29 procent 'tot 6.300 ton. Hiervan komt 5.000 ton (79%) voor rekening van Oost-Flevoland. Met uitschakeling van dit gebied komt Zeeland na Groningen op de tweede plaats voor zover het de in 1959 uit gezaaide oppervlakte betreft. De opbrengst per ha bedroeg in Groningen 2272 kg. gevolgd door Zee land met 2.524 kg. De hoogste opbrengstcijfers pér ha geeft de N. O. P. n.l. 2600 kg. Voor karwijzaad zal, ondanks een hogere hec tare-opbrengst, de totale produktie, eveneens als gevolg van de verminderde uitzaai, 4.400 ton (20 procent) beneden die van 1958 komen te liggen. In Zeeland werd 485 ha uitgezaaid. De opbrengst bedroeg, per ha, 1.642 kg. (Advertentie) Oogstzeker stoppelknol zaad l Originele halflange Zeer produktief én knol en loof. Speciaal voor vroege oogst, maar toch goed bestand tegen enige nachtvorst. Originele halflange hèt ras voor late oogst. Prima opbrengsten in knol en loof (dat lang groen blijft). Goede re sistentie tegen nacht vorst. CENTRAAL BUREAU "mcrot* JU.J40-- -»o«tn»i ui. Het Centraal Bureau voor de Statis- tiek heeft de uitkómsten gepubliceerd van de voorlopige oogstraming, welke op 31 juli j.l. werd gehouden. De opbrengst van wintergerst blijkt, ondanks een inkrimping van het areaal, ruim 2700 ton of bijna 9 hoger te zijn dan in 1958. Van rogge wordt de opbrengst per ha thans ruim 12 lager geraamd, terwijl een ge ringe inkrimping van de oppervlakte plaats vond, waardoor de totale op brengst" ruim 56.400 ton (-- 13%) be rieden die van het voorgaand jaar ligt. Van groene erwten steeg, zowel door uitbreiding van1 dé beteelde op pervlakte als door een hogere gemid delde opbrengst per ha 8 de totale produktie tot ruim 76.800 ton 18 De lagere ha-opbrengst van schokkers 8 werd ruim schoots goedgemaakt door de grotere uitzaai, waardoor de totale opbrengst nog steeg met 23 tot ruim 28.100 ton. Dooreen aanzienlijke inkrimping van het areaal kapucijners en grauwe erwten daalde, ondanks een hogere gemiddelde opbrengst, de totale pro- duktie met 25 tot even beneden de 4000 ton. De opbrengst van gerepeld vlas daalde, als gevolg var, een verminder de uitzaai met bijna 6.000 ton 7 V Voor lijnzaad wordt slechts een geringe daling 2%) t.o.v. 1958 verwacht. Van vroege aardappelen is de op brengst per ha 14 lager. Daar de oppervlakte vrijwel geen wijziging onderging, daalde ook de totale o^ brengst ca. 14 tot 165.600 ton. NEDERLAND Opbrengst per ha Totale opbrengst Oppervlakte 1959 1959 1959') 1958 1959 1958 1950 58 1958 1959 (1958 100 100 - 100)| ha kg ton Wintergerst 8.301 3.526 4.065 115 114 31.019 33.744 109 Rogge 143.207 2.955 2.591 88 92 427.476 371.036 37 Groene erVvten -) 22.384 3.181 3.433 108 116 65.096 76.851 148 Schokkers 8.9S9 3.394 3.128 92 101 22.888 28.117 123 Kapucijners en grauwe erwten 1.284 2.598 3.080 119 125 5.272 3.955 75 Vlas: gerepeld 14.989 5.536 5.520 100 102 88.694 82.744 93 lijnzaad 14.989 821 864 105 109 13.161 12.944 98 Vroege aardappelen S.966 21412 13.470 36 91 193.375 165.600 86 Stro van: Wintergerst 3.301 3.526 3,986 113 116 31.026 33.085 107 Rogge 143.207 4.829 4.287 89 96 698.626 613 858 38 Groene erwten 2) 22.384 2.148 2.149 100 100 43 957 48.101 109 Schokkers 8.989 2461 2.102 35 91 16.599 18.891 114 Kapucijners en grauwe erwten 1.284 2.211 2.301 104 102 4,486 2.955 06 Voorlopige cijfers D Excl. groengeoogste oppervlakte 1955/'58 100

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 7