e zee en
de
zeven
<2>
KORT VERSLAG
r
J
Zitdagen
Boekhoud
bureau
D1
Nogmaals doorwas
in aardappelen
Deze week
"N
Wo. 2192 Franker mg bij abonnement: Ter neuzen ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1959
47e Jaargang
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
waarin opgenomen
DE BOERENJEUGD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUWMAATSCHAPPIJ
en de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP
ZEELAND
DE onderhandelingen over de kleine Vrijhandelszone zijn nu zo ver gevor
derd, dat binnenkort de officiële tekst van het verdrag door de regeringen
*1 kunnen worden getekend en men neemt aan, dat dit over 3 maanden
vel kan plaats vinden. Hoewel voor die tijd nog moeilijkheden zouden kun
nen rijzen, mag men, dacht ik, op politieke gronden aannemen, dat dit niet
het geval zal zijn. Het doe i van de 7 landen van de kleine Vrijhandelszone is n.l.
steeds geweest een aansluiting bij de E.E.G. als multi laterale associatie maar
men heeft, omdat de onderhandelingen weinig voortgang vertoonden, zich
eerst onderling willen constitueren om sterker te staan in deze onderhande
lingen.
HET is dus vrijwel zeker, dat men
geen onenigheid meer kan ver
dragen, omdat er dan geen positie
verbetering het gevolg is. Toch zijn
T nog twee onderwerpen, die nog
|wel eens flinke moeilijkheden kunnen
veroorzaken. Het eerste is het ge
meenschappelijke buitentarief en het
tweede is het landbouwprobleem. En
geland heeft steeds een vrijhandels-
zóne gewenst, waarbij het vrij zou
blijven tegenover derde-landen zijn
invoerrechten autonoom vast te stel
len. Moeilijkheden die zouden kunnen
voortvloeien uit het feit, dat de in
voerrechten op verschillende plaatsen
in de vrijhandelszone dan verschil
lend zouden zijn heeft Engeland altijd
geprobeerd op te lossen d.m.v. certi
ficaten van herkomst. Ook de con
cessies die de verschillende deel
nemers aan de kleine vrijhandels
zone aan Denemarken hebben ge
daan, schijnt men tot goederen uit dat
land te willen beperken en ook hier
zal dus wel met certificaten van her
komst moeten worden gewerkt. Zo
als de situatie zich momenteel laat
aanzien zijn deze concessies echter op
I bilaterale basis tussen de partners
overeengekomen. De vraag rijst nu
of deze overeenkomsten, als zij be
trekking hebben op tarieven, geen
aanleiding geven tot een beroep op
de meest begunstigingsclausule,
welke in de overeenkomsten met an-
|||dere landen voorkomen. Het is vrij-
§|fwel zeker dat in GATT-verband een
dergelijke bilaterale uitzondering van
invoerrechten moeilijk zal worden
toegestaan. Het GATT kent n.l.
slechts 2 uitzonderingen op de meest
begunstigingsclausule n.l. een dou
ane-unie en een vrijhandelszone en
daarbij is het volkomen duidelijk, dat
i de speciale tarieven voor alle deel
nemers aan de vrijhandelszone zullen
moeten gelden.
HET laat zich aanzien, dat de deel
nemers aan de vrij handelszone
ook wel tot deze conclusie zullen
komen en dan rijst, dacht ik, ogen
blikkelijk de vraag van het gemeen
schappelijk buitentarief en de certifi
caten van herkomst. Het is duidelijk
dat de 7 landen hun uiterste best zul
len doen om hiervoor een acceptable
oplossing te vinden en het is, dacht
ik, ook niet onredelijk om te ver
wachten, dat dit dan ook een eerste
stap zal zijn in de richting van een
acceptable associatie met de 6. Door
Engeland is nu n.l. al op 3 punten
toegegeven aan stellingen welke de
E.E.G. dit land altijd heeft voorge
houden n.l.
Ie. een economische unie in welke
vorm ook leidt onherroepelijk
tot discriminatie tussen leden
en nict-lecien;
2e. er zuilen organen van de ge
meenschap moeten zijn en
3e. er zullen regelen moeten ko
men voor het land l>ouw pro
bleem.
Deze drie punten plus de regeling
van het buitentarief waren de strui
kelblokken van de, wat wij thans
noemen, grote vrijhandelszone. Wan
neer nu daar reeds drie principieel
van zijn overwonnen, lijkt de kans op
een grote Europese associatie aan
zienlijk gunstiger te zijn geworden.
Dit stemt hoopvol, maar men dient
zich momenteel op een realistisch
standpunt te stellen en dan meen ik
dat de Nederlandse regering, zowel
bij de Engelse als bij de Deense rege
ring ten scherpste moet protesteren
tegen de inbreuk van de regels van
het GATT, die zou ontstaan wanneer
Engeland alleen aan Denemarken
tarief concessies toestond voor bacon
en „lucheon meat".
Ook lijkt bet mij noodzakelijk
dat bij de Europese commissie en
onze partners in de E.E.G. aanhan
gig wordt gemaakt de schaden die
voor Nederland uit deze maatrege
len voortvloeien en dat wordt be
sproken op welke wijze hiervoor
compensatie kan worden geboden.
Mij lijkt, dat een terugdringen van
Denemarken van de markt binnen
de (5 bet antwoord zal moeten zijn.
Dit zal onverwijld moeten gebeu
ren omdat nu eenmaal in deze
wereld gedane zaken geen keer
nemen en een te laaf reageren al
tijd wordt uitgelegd alsof de zaak
van weinig betekenis zou zijn.
Ir. C. S. KNOTTNERUS.
van de extra-vergadering van het Dagelijks Bestuur der Z. L. M
gehouden op dinsdag 18 augustus 1959 te Goes
UT OP
OOSTBURG: woensdag 26 aug.
in café „De Windt".
ZIERIKZEE: donderdag 27 aug.
in hotel „Huis van Nassau".
MIDDELBURG: donderdag 27
aug. in hotel „De Eendracht",
KORTGENE: donderdag 27 aug,
in hotel „De Korenbeurs".
SEROOSKERKEvrijdag 28 aug.
in café „Huijsse", van 9 tot
1.30 uur.
DEZE vergadering behandelde in
het bijzonder het toekomstig sui-
kerbietenbeleid, zoals clit dooi' de
Hoofdafdeling Akkerbouw van het
Landbouwschap aan de landbouwor
ganisaties werd voorgelegd. Daarin
werd voorgesteld voor oogst 1959
geen maatregelen meer te treffen,
doch een kontingenteringsregeling
voor oogst I960 in te voeren, geba
seerd op de gemiddelde verbouw van
de jaren 1956 t/m 1958 (met een kor-
rektie voor de watersnoodgebieden).
In beginsel stond het D. B. huiverig
tegenover enig ingrijpen. Indien de
omstandigheden echter toch ingrijpen
onvermijdelijk zouden maken, diende
dit zo beperkt mogelijk te geschieden.
In dat geval zou een proef genomen
kunnen worden met een (globale)
kontingentering per provincie. Indien
de provincie zijn kontingent niet zou
overtreffen, zouden geen maatregelen
noodzakelijk zijn.
Bij een te grote verbouw van sui
kerbieten zouden per provincie of ge
bied, waar dit voorkomt, prijskortin
gen in werking kunnen treden. Men
hoopt hiermede kontingentering per
bedrijf te kunnen voorkomen
Tevens werd opgemerkt dat de kor-
rekües voor de watersnoodgebieden
ook rekening zouden moeten houden
met de gevolgen van de verkaveling,
ais sanering, omzetting van weiland
in bouwland, enz.
Tenslotte werd besloten de volgen
de D. B.-vergadering nader te doen
voorlichten over het in België toege
paste systeem van bietenkontingen-
tering.
KANAAL TERNEUZEN—GENT.
I|E vergadering besprak nogmaals
de gevolgen voor land- en tuin
bouw in de kanaalstreek van deze in
grijpende werken en de noodzakelijk
heid van plaatsverwijzing naar elders
voor de getroffen bedrijven.
Voorts werd de verwachting uitge
sproken dat van betrokken overheids-
zijde overleg zal worden gepleegd met
de georganiseerde landbouw over de
plaatsen van bestemming van de uit
komende grond. De vraag werd opge
worpen of een beperkte administratie
ve ruilverkaveling in het getroffen
gebied niet de beste voorwaarden zou
bieden tot een redelijke landbouwkun
dig verantwoorde konstruktie.
STKUKTUURSCHADE SCHOUWEN.
f|E heer Geluk doet enige mede-
delingen omtrent deze schade, die
nog steeds een rol speelt.
IN aansluiting op het vorige artikel
(8 augustus 1959) over doorwas
in aardappelen blijkt het nodig te zijn
nog enige opmerkingen te maken,
mede omdat een regionaal radiobe
richt hier en daar de vraag deed
rijzen of het advies dat is gegeven
inmiddels is veranderd. Dit is niet
het geval.
Voor de voor Phytophthora vatbare
rassen, zoals Bintje en Eigenheimer,
blijft gelden, dat tot rooien overge
gaan zal moeten worden als doorwas
in ernstige mate optreedt; 2050
van de knollen loopt dan opnieuw uit.
Bij rassen, waarvan aangenomen
mag worden dat ze op een natuurlijke
wijze kunnen afrijpen, zonder zeer
ernstig door de aardappelziekte te
worden aangetast (b.v. Libertas) kan
men iets meer riskeren. Lopen bij
deze rassen echter bijna alle knollen
uit, dan zal men ook het best tot
rooien kunnen overgaan, als reeds
een enigszins redelijke opbrengst kan
worden verkregen.
In de praktijk blijkt nog al misver
stand te bestaan over het effect van
doodspuiten. Uitdrukkelijk wordt hier
nogmaals gesteld, dat doodspuiten
doorwas niet tegengaat, doch eerder
zelfs het proces van glazig worden be
vordert. Daarom doet men het ver
standigst direct te gaan rooien.
Stuit dit op bezwaren, dan kan
men weliswaar gaan doodspuiten,
mits men dan zo spoedig mogelijk
daarna (zeker binnen een week) het
gewas gerooid kan hebben.
Zeer belangrijk is, dat partijen met
veel doorwas goed bewaard worden.
Bewaring in een bewaarplaats met
buitenluchtkoeling is veel beter dan
bewaring in een kuil. Vooral voor
pootaardappelen is dit zeer belang
rijk. In 1957 is gebleken, dat partijen'
met doorwas moeilijkheden op kun
nen leveren bij de bewaring (rot, kie
ming enz.) Daarom is een droge en
koele bewaring verre te verkiezen
boven een warme en vochtige lwwa
ring. Hierop kan niet voldoende ge-
rden.
wezen wor
Dr. Ir. D. E. v. d. ZAAG.
schrijft Ir. C. S. Knottnerus op
deze pagina over „De zes en de
zeven", terwijl hij op pagina 611
de landbouwpolitiek in de E. E. G.
onder de loep neemt naar aanlei
ding van het standpunt van de
vier industriële werkgeversorga
nisaties.
Op pag. 606 beschrijft ir. Hae-
nen de bevindingen met het
doodspuiten van Bintje in 1959.
Aandacht wordt gevraagd voor
doorvvasverschynselen in aard
appelen. Het is verkeerd de aard
appelen nu reeds met kiemrem-
mingsmiddelen te behandelen.
Hoe de kieming kan worden on
derdruk! kunt U lezen op i>ag.
610.
Verder in dit nupimer: De Ne
derlandse export van zaai-uien
naar Engeland (pagina 609) en de
Belgische landbouwnieuwsbrief
over het landbouwkrediet in het
Europa der zes (pagina 607).