ZEEUWSE K.I.-STIEREN 56U voor het voetlicht DE VEESTAPEL IN ONS LAND Voorwaarden bij aankoop van een melkmachine ZEEUWS LANDBOUWBLAD Ap het Coöp. Centraal Stierenstation van de 6 K. I. verenigingen in Zeeland is de stierenstapel door aankopen van een 4-tal Friese fokstieren in afgelopen winter en voorjaar weer aan gepast aan de behoefte. De uitbreiding van de K. I. en opruiming van de oudere stieren Leon en Rotterda Sikkema 89 maakte dit nodig. Op een aantal van tegen de 12000 te insemineren koeien en vaarzen, welke dit jaar verwacht worden, zijn een 11-tal stieren nodig. Deze zijn thans aanwezig, waarbij de nieuwe aankopen reeds enige tijd van aanpassing in hun nieuwe functie achter de rug hebben. In november j.l. maakten we reeds melding van de nieuwe aanwinst Ornea Adolf, 46211 S., geb. 27-l-'57, aangekocht door de K. I.-vereniging Walcheren. Deze nu ruim 2-jarige stier is bij definitieve inspectie met b en 79 punten voor algemeen voorkomen in het Stamboek ingeschre ven. Zijn bevruchtingsresultaten zijn goed, terwijl hij zich goed blijft ontwikkelen. Is een stier met bijzonder mooi zijaanzicht en beste bovenhand. De K. I.-vereniging Walcheren ging in februari over tot aankoop van een 3de stier (naast Dr. Lente's Verwachting en genoemde Ornea Adolf). ROORDA WIETSE. DE keuze viel op Roof da' Wietse, geb. 10-3-1957, van de stal van S. A. Okkinga en Zn. te Roordahuizum (Fr.) en aangekocht bij K. Kanis van hët Kamperërf, Deze stier werd reeds vóór zijn aankomst met b en 80 punten in het stamboek ingeschreven. Heeft voldoende adel en is goed ontwikkeld en behangen maar is wat week in zijn bovenhand. Roorda Wietse heeft de volgende afstamming: V. Friso Evertjes Adema 3 44219 F.R.S. 86 pnt M. Roorda Wietske 4 280895 F.R.S. 84 pnt. 2 4056 4,33 V. M. V. M. Anna's Adema 30587 F.R.S. 84 pnt. Pref. B. Friso Evert je 56, 225427 86 pnt. 2 4273 4,01 331 3,1 5752 4,28 349 V. Kollemer Adema 4. 82 pnt. 29187 Roorda Adema 39576 F.R.S. 79 pnt. M. Evertje 42, 84 pnt. Pref. Stammoeder. d. Adema, Pref. B. 25437 347 3,3 5313 4,60 353 Roorda Wietsche 209306, 82 pnt. 2.2 3992 4.26 3.3 4208 4,34 4,3 4960 4,30 5,3 5207 4,34 6,3 5370 4,27 ZIJN produktieafstamming is vlot, goed en ligt met betrekking tot het vetgehalte heel gunstig. De vader van Roorda Wietse behoort naar exte rieur tot de beste stieren van Friesland die de hoogste bekroningen ten deel viel. Sedert 1955 is Adema 286 359 297 301 295 335 Sikkema 72 is hij in dienst van de K. I.-vereniging „De Samen werking" te Garijp. Exterieur en afstamming ook de produktie-af- stamming van een stier geven echter geen vol- komen waarborgen inzake de te verwachten fok waarde. Betreffende Roorda Wietse heeft reeds een voor lopig onderzoek op exterieur- en produkt]e-ver- erving van de vader en de moeders-vader plaats gehad. We zullen deze hier beknopt weergeven. Het afgelopen jaar vond in Friesland een eerste clficieel onderzoek op exterieur-vererving van Fri so Evertje's Adema o plaats. Er werden 131 doch ters (n.l. 39 tweede kans-, 59 eerste kalfskoeien en 33 pinkenen 5 stieren beoordeeld. De omschrij ving luidde: „uniforme groep goedsoortige, vol doende ontwikkelde doorgaans diepe dieren die wel adel vertonen". De beoordeling van de meeste ëxte- rieur-onderdelen is zeer gunstig. Aangaande de melktekenen laten we de conclusie van de Friese Commissie volgen: „Voldoende soe pele, doorgaans voldoende ruime, een enkele maal iets voorlijk geplaatste uiers; meestal voldoende ontwikkelde spenen, waarvan de verdeling wel eens iets beter kan; goede huid en haarkleur". Een voorlopig beeld van de produktie-vererving bij melk vaarzen kan worden gegeven. De gemid delde produktie van de eerste 55 dochters, met een leeftijd bij afkalven van 2-jaar, bedroeg 3258 kg melk met 3,86 vet in 307 dagen (gemiddelde daggift 10,61 kg). Deze eerste indruk, en ook die van de eerste moeders-dochter-vergelijkingen is dus niet gunstig. In hoeverre dit verbetert bij de doch ters op oudere leeftijd dient te worden afgewacht. Roorda Wietse is echter ook een produkt van zijn moeder, een dochter van Roorda Adema. Deze stier van stal Okkinga werd op 3-jarige leeftijd verkocht naar de Coöp. Vereniging voor K. I. te Emmeloord (N.O.P.). Blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde voorlopige uitkomsten van de landbouwtelling van mei 1959, steeg de rund veestapel t.o.v. mei 1958 met bijna 189.000 stuks (-{- 6 tot bijna 3,4 miljoen. Het aantal melk- en kalf koeien nam toe met 38.300 stuks (-}- 3 tot bijna 1,6 miljoen stuks. Het drachtig jongvee ver minderde in geringe mate, terwijl het gust jong vee steeg met bijna 25.000 stuks 5%). Er werden ruim 14.000 stuks mestkalveren <-j- 33 meer geteld; een nog sterkere stijging vertoont de categorie „ander jongvee voor de mes- terij", n.l. met 59.700 stuks -f- 52 Van „overig mest- en weidevee" nam het aantal toe met ruim 5.700 stuks 6%). De varkensstapel steeg in zijn geheel met 114.700 stuks 5%). De stijging betrof zowel biggen ais fokzeugen, die resp. toenamen met 66.600 7%) en ruim 61.000 17%). Daarentegen daalde het aantal mestvarkens met 13.200 stuks. Deze daling beperkt zich tot de klasse 6095 kg; daarentegen nam het aantal dieren in de zware gewichtsklasse toe niet 14.000 stuks 18%). De schapenstapel omvat 517.700 stuks, hetgeen t.o.v. 1958 een teruggang van 25.500 dieren 5%) betekent. De hoenderstapel heeft nu de nooit gekende om vang bereikt van ruim 43 miljoen dieren, d.i. 5,3 miljoen 14%) meer dan in 1958. Het aantal slachthoenders steeg met 661.000 (-f- 29%), dat der henkuikens voor legdoeleinden nam toe met ruim 3,2 miljoen stuks 15%). Uitkomsten landbouwtelling mei 1959 (voorlopig) 1958 1959 RUNDVEE Jongvee, jonger dan 1 jaar vrouwelijk620.087 659.389 mannelijk68.693 73.720 Jongvee, 1 jaar en ouder: drachtig191.332 190.701 gIMt517.658 542.504 Melk- en kalf koeien 1.525.244 1.563.539 Stieren, 1 jaar en ouder 22.312 24.673 Mest- en weidevee: mestkalveren42.797 57.015 ander jongvee voor de mester ij (incl. ossen)113.993 173.696 overig mest- en weidevee 102.101 107.825 Totaal3.204.217 3.393.002 Ediard. eig. K. I.- Vereniging Schou- wen-Dufveland. IN ons land zijn momenteel ongeveer 30.000 be- drijven, waar machinaal wordt gemolken, 2/3 van het aantal melkmachines is aangeschaft na 1 januari 1956. Het machinaal melken is dus in een korte tijdsperiode snel toegenomen. In Zeeland zijn thans op 135 bedrijven melk. machines aanwezig. De verwachting is, dat dit aan tal nog belangrijk zal toenemen. Het goed functioneren van een melkmachine hangt niet alleen af van haar technische kwalitei ten, doch ook van de wijze, waarop de installatie is aangelegd en in gebruik gesteld. Goede resul taten kunnen worden verkregen, mits een juist ge bruik en onderhoud van de installatie plaats vindt. Ter bevordering van een doelmatig gebruik van de melkmachine is door de Melkmachine Commis sie van het Landbouw schap in overleg met de Ver eniging van Melk machine-Importeurs een regle ment opgesteld, dat voor de leverancier bepalingen bevat betreffende de verkoop, levering en nazorg van de melkmachine-installatie. Nu meerdere bedrijven het aanschaffen van een melkmachine overwegen, menen we dit reglement nog eens onder de aandacht te moeten brengen. Enkele punten, die voor de aspirant-koper, resp. koper van direct belang zijn, laten we hier volgen. op 1. Een afschrift van genoemd reglement moet de aspirant-koper ter hand worden gesteld. 2. Het leveren van melkmachine-installaties proef is niet toegestaan. 3. De verkoper dient een gespecificeerde prijs opgave te verstrekken. 4. Bij het tot stand komen van een verkoop, moet een in duplo opgestekle verkooporder of een ver koopbevestiging door de leverancier worde» op gemaakt en zo mogelijk door beide partijen worden ondertekend. 5. De aanleg van de installatie moet zodanig zijn, dat de bedrijfszekerheid ervan zo goed mogelijk is gewaarborgd en op onderdelen plaats vindt zoals dit is omschreven in het reglement. 6. Het inmelken dient plaats te vinden door een gediplomeerd instructeur. 7. Het inmelken moet tenminste 5 melktijden om vatten. De eerste drie inmelktijden vinden ach tereenvolgens plaats, de vierde inmelktijd on geveer een week later, terwijl de vijfde onge veer één maand na de vierde moet plaats vin den. 8. Na beëindiging van elke melktijd geeft de in- melker uitleg en aanwijziging betreffende rei niging en ontsmetting van het melkapparaat. Tevens dient de reiniging van de gehele instal latie te worden gedemonstreerd. 9. De verplichting tot nazorg van de melk machine-installatie bestaat uit een tweetal con troles. De eerste controle wordt na ongeveer drie weken en de tweede ongeveer vijf maan den na de vjjfde inmelktijd verricht. Deze con trolebezoeken moeten worden afgelegd tijdens een melktijd. 10. Van de eigenaar-gebruiker wordt verwacht, dat hij zijn volle medewerking zal verlenen om de leverancier de bepalingen van dit reglement te doen naleven. Door de dienst van de Rijksveeteelt- en Zuivel- consulent wordt toezicht uitgeoefend op naleving van het reglement en worden de geplaatste instal laties zoveel mogelijk gecontroleerd. Levering van melkmachines volgens het bedoel de reglement geeft tevreden gebruikers. Bij aan koop van een melkmachine dient dan ook als eis te worden gesteld, dat geleverd wordt volgens d© gestelde normen. J. H. LAN TING A.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 8