petting ór ede
ZATERDAG 20 JUNI 1959
No. 2484 Frankering bij abonnement: Terneuzen
waarin opgenomen
DE BOERENJEUGD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUWMAATSCHAPPIJ
en de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP
ZEELAND
uitgesproken door Ir. M. A. Geuze,
Algemeen Voorzitter der Z. L. M. op
de Algemene Vergadering der Z. L. M.
op 18 juni in de St. Baafskerk te
Aardenburg.
ZATERDAGAVOND j.l. werd mijn aandacht getrokken door
een radiobericht, waarin vermeld werd dat te Etten het feit
was herdacht dat daar 50 jaar geleden in Nederland voor het eerst
gevlogen was door kapitein I>ambert. Het werd in het kortst mo
gelijke tijdsbestek gevolgd door het bericht dat in de U.S.A. ge
werkt wordt aan een motor, die een ruimteschip een snelheid moet
geven van 3 miljoen mijl per uur, zodat ver verwijderde planeten
bereikbaar zouden kunnen worden.
Tussen de twee gel>eurens, waarover het hier gaat, ligt de tijds
spanne van nauwelijks de helft van een mensenleven. Zegt het
ons echter nog zo veel, dit alles, of is het voor de gewone mens,
de niet-tecluiisch-gespecialiseerde, zo verbijsterend en zo veraf,
dat de schok vermeden kan worden door het gewoon verder leven
en het vrijwel zonder stilstaan en nadenken aanvaarden van het
in wezen verbijsterende, het ver boven het bevattingsvermogen
uitgaande. Maar zegt de Engelse dichter Davies:
„What of life, if full of care
We have no time to stand and stare."
de produktiebeperking hebben opgeleverd, dan
gaat men zich onwillekeurig afvragen of men het
dan maar niet als normaal moet beschouwen, dat
de produktie, met name in deze sector, hoger ligt
dan het verbruik, temeer waar in andere sectoren,
b.v. met suiker, hetzelfde verschijnsel gaat optre
den. Ik kan mij dit uitermate moeilijk voorstellen.
Een en ander lijkt mij, hoe langer het duurt en hoe
meer de voorraden toenemen, op een zeker mo
ment niet houdbaar en dan in zijn gevolgen bijzon
der gevaarlijk. De pressie vafri de zijde van de
V. S. om onder „special programs" te exportaren
naar .minder ontwikkelde gebieden neemt dan ook
voortdurend toe.
EIGEN VORMGEVING IN DE E.E.G.
ONDERTUSSEN worstelt de E.E.G. om tot een
eigen vormgeving voor zijn agrarische poli
tiek, met name zijn graanpolitiek, te komen. De
Nederlandse boer heeft voor het eerst ervaren (af
gezien van de Benelux-tegenstellingen op agrarisch
gebied), dat een buitenlands college, in dit geval
Rehwinkel, voorzitter van de West-Duitse Boe
renbond, zich in een open brief met zijn interne
problemen ging bemoeien. Rehwinkel pleit voor het
behoud van de eigen hoge Duitse voergraanprijs,
doch hij onderkent en erkent de bezwaren daarvan
voor de Nederlandse broodconsument, voortvloei
ende uit een meegestegen tarweprijs. Hij wil daar
om van E.E.G.-zijde die Nederlandse consument
doen subsidiëren. Hij spreekt echter niet over de
nadelen van de duurdere voergraanprijzen voor
de export van Nederlandse veehouderiiprodukten.
En dit is hem van Nederlandse zijde uitvoerig ver
weten. Ik ben het wel eens met ir. Knottnerus, dat
we met zo'n discussie weinig opschieten.
Wat toch is het geval. Rehwinkel pleit voor hoge
voergraanprijzen in de E.E.G. met het oog op de
inkomensvorming van de Duitse boeren; van onze
zijde stelt men een andere conclusie daartegenover
met het oog op de inkomensvorming van een deel
van onze boeren. Zo blijft het in een kringetje
ronddraaien. Als President De Gaulle er dan nog
aan komt toevoegen, dat Frankrijk onder geen be
ding enige verhoging zal toestaan, is de verwar
ring compleet en zou men de Europese Commissie
de sterkte en wijsheid van een Alexander de Grote
toewensen, zij het dan dat zij zich niet in diens lei
dende positie bevindt. Als er nu straks toch zaken
gedaan zouden kunnen worden, valt niet wel in te
zien, dat Nederland, op een breed front onderhan
delende, alle huidige stellingen zou kunnen behou
den. Als realist op zakelijk terrein is het veel beter
te streven naar het bereikbare, dan in de strijd
voor het principieel wenselijke, steeds weer onder
te gaan. Het is ook te verdedigen ergens offers te
brengen, mits men er voordelen voor terug ver
werft. We hebben de indruk dat delen van het
Nederlandse bedrijfsleven en niet te vergeten an
dere min of meer, en geheel officiële vertegen
woordigers van de Nederlandse standpunten, soms
meer in een droomwereld, dan in de werkelijkheid
t.a.v. de E.E.G. leven.
Wanneer het Landbouwschap en Produktschap-
pen verder bv. principiële bezwaren naar voren
brengen tegen een ontwikkeling, die teveel gaat in
(Zie verder volgende pagina)
REALIST.
UTAT is het leven, als wij vol van dagelijkse
zorgen, geen tijd meer kunnen opbrengen
even stil te staan en te beschouwen. Zoals we het
ook in Zeeland zo kernachtig kunnen tegenkomen
dat de een of ander ons verzekert: k'è gièn tied.
We hebben geen tijd, het tempo van de tijd jaagt
ons op, wie we ook zijn en waar we ons bevinden,
in ons werk en ook in onze vrije tijdsbesteding. Het
land, vroeger het voorbeeld van vrede en rust, des
landsmans lust, is thans evenzeer in de greep van
de vertechnisering de regeringsnota gebruikt
dit ongelukkige woord, laat ik het mij daarom ook
veroorloven gekomen. De mechanisering ver
andert de boer. Men klaagt dat de jongeren niet
meer te krijgen zijn voor allerlei organisatorisch
werk. Te veel jongere boeren zijn gebonden aan
het bedrijf, omdat de machine niet stil mag staan
en het niet uit kan, dat ze er zelf niet op zitten. De
machine heerst over de mens en niet de mens over
de machine. Deze vroeger in de industriële sfeer
ervaren wijsheid, is thans doorgedrongen tot het
platteland en dan niet als een ergens gelezen
spreuk, maar als een eigen ervaring, naar mij o.a.
bleek in een gesprek en uit een uitspraak in deze
zin van een kleine boer uit mijn eigen afdeling.
We hebben geen tijd en ondertussen bezint men
zich over de vijfdaagse werkweek. Of het zal hel
pen, als de geest van onze tijd geen stilstaan en
beschouwen in zovelen verdraagt.
Het mag en moet daarom als een voorrecht ge
zien worden, dat wij in een vrije wereld leven,
waarin bijeenkomsten als vandaag nog een grote
belangstelling toevallen. Het zijn rustpunten in
ons jachtige leven, waarin wij kunnen stilstaan
bij wat ons waardevol voorkomt en waarin wij
kunnen trachten verschillende inzichten te ver
diepen. Het is daarom mede ook dat wij een her
denking als die van het 1000-jarig bestaan van de
St. Baafskerk overmorgen begroeten.
OPNIEUW: HET EVENWICHT IN
DE WERELD.
Ook de Nederlandse positie in de Europese
Economische Gemeenschap bracht ir. Geuze
ter sprake in zijn openingswoord. In dit ver
band merkte hij cp de indruk te hebben dat
delen van het Nederlandse bedrijfsleven
en evenzo officiële en on-officiële Nederland
se woordvoerders ten aanzien van de E. E.
soms in een soort droomwereld verkeren.
Weliswaar kon spr. de bezwaren van het land
bouwschap en andere produktschappen tegen
een te zeer op contracten op lange termijn
afgestemd handelsverkeer volgen en biliy-
ken; wanneer men daardoor echter niet met
de tijd weet mee te gaan heeft men aan een
principiële overwinning niets. Ir. Geuze vroeg
zich dan ook af of een long-term-contract
voor boter met West-Duitsland niet meer
voor ons betekent dan het gelijk krijgen in
idealistisch opzicht. Wij moeten daarvoor
echter realist durven zijn
OPNIEUW:
DE ECONOMISCHE DREIGING.
DAMES en Heren. Een half jaar geleden sprak
ik U op onze algemene ledenvergadering over
de economische dreigingen van achteren het IJze
ren Gordijn. De politieke dreigingen staan thans
in Genève wederom op de voorgrond. Weer komt
den volken voor ogen de inhoud van die regel
„Vest op prinsen geen betrouwen". De worsteling
om de evenwichten blijft voortduren. In hoeverre
is of zal er sprake zijn van een verschuiving van
evenwichten. Hoe denken de Russische machtheb
bers over de aankondiging van Rood-China, dat
dit najaar de eerste proef met een atoombom daar
aanstaande is. Hoe vertalen zij de Chinese expan
sie. naar Tibet op de lange duur, in aanmerking ge
nomen de Chinese bevolkingsdruk en de geringe
waarde, die de Chinese communistische leiders,
blijkens uitlatingen, aan honderden miljoenen men
senlevens toekennen.
De vraag begint zich daarom steeds meer op te
dringen of de balans Washington-Moskou, waarbij
zich thans Peking als derde heeft gevoegd, in his
torische verhoudingen dient te blijven worden be
zien of dat in de toekomst nieuwe verhoudingen,
altijd vooropgesteld dat geen wereldverstoring tus
sentijds optreedt, op de voorgrond zullen schuiven.
Terugkomende op de economische dreigingen in
het algemeen, moet ik voor de zoveelste maal spre
ken over het probleem van de agrarische over
schotten, met name de recordomvang der graan
voorraden in de vier grote exportlanden, de U.S.A.,
Canada, Argentinië en Australië. De totaal voor
raad tarwe, rogge, gerst, haver en mais lag per
1 januari 1959 weer 10 hoger dan het vorige
recordcijfer, dat per 1 januari 1957 werd geregis
treerd.
Wanneer men aldus ziet, dat alle officiële maat
regelen, zoals het Soil Bank-programma in de
V. S., alleen maar het tegendeel van de nagestreef
Sprekend over de economische dreigingen
toonde ir. Geuze zich ernstig verontrust over
de agrarische overschotten. De totale voor
raad tarwe, rogge, gerst, haver en mais van
de vier voornaamste exportlanden lag per
1 januari j.l. weer tien procent hoger dan het
jaar daarvoor. En wanneer men aldus ziet,
zo zei ir. Geuze, „dat alle officiële maatrege
len alleen maar het tegendeel van de nage
streefde produktiebeperkingen hebben opge
leverd, dan gaat men zich onwillekeurig af
vragen of men het dan maar niet als nor
maal moet beschouwen dat de produktie ho
ger ligt dan het verbruik". Ir. Geuze wees
er in dit verband ook op dat eenzelfde ver
schijnsel bijv. bij de suiker gaat optreden. De
Z. L. M.-voorzitter sprak echter als zijn me
ning uit, zich uitermate moeilijk voor te kun
nen stellen dat inderdaad een hogere produk
tie dan de vraag, normaal geacht moet wor
den.