RIJEND UNNERS
GELE ROEST
maken arbeidsspreiding mogelijk!
Een enquête by een vijftigtal gebruikers
binnen en buiten onze grenzen
ZATERDAG 18 ARPIL 195»
2*1
Zondunner met kooiwielen.
HET meest tot de verbeelding sprekende resul
taat van het gebruik van een rijendunner in de
bicten blijkt te ztfn, dat de periode van openzet
ten kan worden gerekt. In feite betekent dit ar
beidsbesparing: voor een gegeven oppervlakte
bieten behoeven minder losse arbeiders te worden
aangetrokken, ofwel er kan een groter aantal hec
taren worden verzorgd met de eigen vaste kern.
Waar er normaal in het Zuidwestelijk kleigebied
voor opéénzetten en wieden op %/z hectare bieten
per arbeidskracht werd gerekend bleek dit by toe
passing van een ryenduimer vaak 3 hectare te zijn
derhalve een verschil van 20
Behalve in bieten werden ryendunners met suc
ces toegepast in blauwmaauzaad, erwten, spinazie,
radijs e.a. voornamelijk ter bestrijding van on
kruid.
PRAKTIJKONDERZOEK.
DE bovenstaande resultaten bleken uit een uit
voerige enquête die in 1958 onder een vijftigtal
gebruikers van rijendunners, voornamelijk op de
Zuidhollandse- en Zeeuwse eilanden, werd gehou
den. De machines werden overwegend gebruikt op
bedrijven groter dan 30 ha, waar meestal 1/6 van
de totale oppervlakte met bieten werd verbouwd.
Op de meeste bedrijven werd polyploïde- en
normaal suikerbietenzaad gezaaid met nokken-
rad-zaaimachines; de gezaaide hoeveelheden be
droegen gemiddeld resp. 16 en 13,5 kg/ha.
De opkomst der bieten liet weinig te wensen
over, zodat de dunners meestal in een regelmatig
dik gewas werden ingezet.
Slechts in enkele gevallen werd er voor de op
komst een bewerking met een lichte onkruidegge
toegepast; waar dat het geval was, werd het re
sultaat daarvan onverdeeld gunstig beoordeeld.
HET WERKEN MET DE MACHINES.
TENEINDE een optimaal resultaat van machi-
naai dunnen te kunnen bereiken is het doen
van tellingen telkens weer aanbevolen, opdat een
juist beeld van de stand der bieten vóór en na elke
rijendun-bewerking kan worden verkregen. Dit ad
vies bleek nog slechts weinig tot de praktijk door
gedrongen in 75 der gevallen werden geen tel
lingen verricht!
Vele gebruikers zijn terecht van mening dat men
veel ervaring moet opdoen om een zo goed moge
lijk resultaat te bereiken. Het ontbreken van erva
ring moet dan als oorzaak worden gezien van het
feit dat in meer dan de helft der gevallen slechts
één bewerking met de rijendunner werd verricht,
overwegend met z.g. verende tanden.
Soms werden twee (dezelfde) bewerkingen toe
gepast met verende tanden; in de overige gevallen
waar twee bewerkingen werden gedaan betrof dit
een eerste bewerking met verende tanden en een
tweede met mesjes.
De tweede bewerking bleek vaak gecombineerd
te worden met schoffelen.
Uit het feit dat sporadisch werd geteld, bleek
wel dat de gebruikers zich weinig zorgen maakten
over theoretische dunintensiteitenhet resultaat
wordt op het oog beoordeeld. Hoewel dit enerzijds
betreurd moet worden, lijkt een juistere werkwijze
anderzijds moeilijk te verwezenlijken. Immers de
dunintensiteit van door de trekkeraftakas aange
dreven rijendunners hangt vooral af van het toe
rental van de aftakas en de daarbij behorende voor
uitgaande beweging. Voor de aandrijving en voort
beweging van de 50 rijendunners, die onder de ge
houden enquête vielen werden 17 verschillende
merken en typen trekkers gebruikt, hetgeen uiter
aard voor eventuele berekeningen van dunintensi
teiten veel (onoverkomelijke?) moeilijkheden zal
opleveren.
Dit punt kan consequenties hebben in die geval
len waar na elkaar twee dunbevverkingen met mes
jes worden uigevoerd. Een inzicht van de juiste af
stelling is dan strikt noodzakelijk!
DE INVLOED OP HET OPEENZETTEN
EN WIEDEN.
NA het gebruik van de machine werd 37 dagen
gewacht voordat met opéénzetten werd begon
nen. De meeste percelen werden daarna in één keer
met de korte schrepel opééngezet. In 12 der ge
vallen gebeurde het opéénzetten in één keer met
de lange hak.
Unaniem waren de gebruikers van mening dat
arbeidsspreiding door het gebruik van een rijen
dunner werd bereikt. Daarnaast werd gemiddeld
een arbeidsverkorting van 1520 per ha bij het
opéénzetten verkregen.
Ten aanzien van het nawieden bleken de meeste
gebruikers zeer gunstige ervaringen te hebben. De
arbeidsbesparing bedroeg hierbij gemiddeld 15
In gevallen evenwel waar altijd veel zomeronkruid
voorkwam en de machine nu op het juiste tijdstip
werd ingezet (men moet het vuil vóórblijven!)
werd een aanzienlijk grotere besparing bereikt.
Gezien het vorenstaande zou men verwachten dat
er ook sprake was van arbeidskostenbesparing.
Dit bleek echter slechts in minder dan de helft
der gevallen waar te zijn; in die gevallen werd bij
het opéénzetten gemiddeld 15 en bij het wieden
20 tot 25 per ha bespaard. Wellicht is in de
C.A.O.'s onvoldoende voorzien in de mogelijkheid
tot het bepalen van lagere tarieven, als achter een
rijendunner wordt gewerkt.
DE MENING VAN GEBRUIKERS EN
ARBEIDERS.
DE meeste gebruikers bleken gunstig te oordelen
over de wijze waarop hun rijendunner had ge
werkt en het resultaat dat daarmee was bereikt.
Gezien het bovenstaande viel ook niet anders te
verwachten. Steeds weer werd als ervaring opge
geven dat men vroeg moet beginnen!
Er waren ook teleurgestelde gebruikers, veelal
degenen die hun verwachtingen te hoog hadden ge
steld.
Een wijze opmerking maakte een landbouwer die
schreef: „Het werktuig voldoet aan de verwach
tingen, doch niet aan de gestelde eisen", m.a.w. er
zou veel meer bereikt moeten kunnen worden!
Niet ten onrechte wordt soms opgemerkt dat men
zou willen dat de planten beter (grondiger) afge
kapt werden! Thans herstellen zich soms half afge
kapte (beschadigde) bietenplanten en worden deze
na opéénzetten teruggevonden als achterblijvende
planten in het eindbestand. Eigen ervaring heeft in
deze uitgewezen dat vooral een losse toplaag on
gunstig is; de mesjes hebben dan onvoldoende vat
op de jonge bietenplanten.
Tenslotte bleken ook de arbeiders, die de bieten
opéénzetten en wieden over het algemeen een
gunstig oordeel te hebben over het resultaat van
rijendunners.
Slechts wanneer ze te vlug achter de machine
aan moesten werken bleek hun mening minder
gunstig te zijn, doch gezien de langere periode die
voor opéénzetten beschikbaar is (arbeidsspreiding)
valt dat te voorkomen.
Instituut voor Landbouwtechniek
en Rationalisatie,
E. STROOKER.
Onderzoek in 18 landen
DLANTENZIEKTEN storen zich niet aan grenzen. Zeker doet de gele roest dat niet. In een
publikatie van de Stichting Nederlands Graan-Centrum lezen we dat deze roestaantasting in
maar liefst 15 Europese landen kan worden waargenomen. Dit rapport over enige resultaten
van het gele-roestvangsortimentenprojekt in 1958", vormt een onderdeel van een breed opgezet
onderzoek. Het doel is namelijk, om inlichtingen te krijgen over het optreden van gele roest
in verschillende streken, de hoogste aantastings graad, de verspreiding van de fysio's van gele
roest en de verschillende reacties van de tarwe rassen bij uiteenlopende klimaatsomstandigheden.
DE schrijver, de heer J. C. Zadoks, biol. drs.,
geeft in dit rapport een interessant overzicht
van de mate van optreden en aantasting in ver
schillende landen. In dit overzicht komen voor:
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk; Groot-
Brittannië en Noord-Ierland, Ierland, Israël, Italië,
Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portu
gal, Spanje, Joegoslavië, Zweden, Zwitserland en
natuurlijk ook ons land. Daarbij wordt melding
gemaakt van een algemene en plaatselijk vrij ern
stige aantasting in Egypte terwijl in de oases van
de Sahara, aan de voet van het Atlas-gebergte,
een ernstige gele-roestaantasting optrad.
Nederland in 1958
A LGEMEEN kwam in ons land in 1958 gele roest
op tarwe voor. Ernstige aantastingen met op
brengstderving waren zeldzaam, maar het optre
den was ook later dan in 1957. Deze gunstige gang
van zaken is ten dele toe te schrijven aan de af
name van het Heine's VII areaal alhoewel ook de
wersomstandigheden in de nawinter de ontwikke
ling heeft beïnvloed.
Op de rassen Capelle en Staring was de Capelle-
fysiogroep aanwezig zonder veel schade aan te
richten. Plaatselijk is het Alba-fysio in Zeeland en
Zuid- en Noord-Holland waargenomen. Het Peko-
fysio breidde zich uit in alle kustgebieden. De
gele roest van gent was erg actief, zo wordt mede
gedeeld.
Onze buurlanden
AL werd in onze Beneluxpartner Luxemburg
geen gele-roestaantasting waargenomen, des
te erger was dit het geval in België. Algemeen
kwam de aantasting voor in de kuststreek, plaat
selijk was deze in de rassen Alba en Heine's VII
ernstig, over het algemeen echter matig.
Een lichte infectie trad op in de Antwerpse pol
ders in het ras Leda, in West-Vlaanderen was
Capelle matig aangetast. In het binnenland werd
plaatselijk meer gele roest waargenomen.
De praktische betekenis van de gele roest in
Duitsland was weliswaar gering, de aantasting
was wel algemeen. In het vorige jaar was de gele
roest van gent vrij algemeen. Ditzelfde geldt ook
voor Engeland en Schotland. Over het voorkomen
in Wales en Noord Ierland is men niet ingelicht.
Wel weet men dat in overig Ierland geen gele
roest werd waargenomen.
Ver over onze grenzen
HERDER over onze grenzen, namelijk in Mont-
pellier in Frankrijk, werd op 14 maart 1958
gele roest waargenomen. In Noord-Frankrijk zag
men die eerst half mei, de aantasting was daar
meestal hevig.
Eind juni verscheen de gele roest in Denemar
ken; er werden daar weinig hoge aantastings
graden gemeld. Ook in Zweden en Noorwegen
werd de aantasting geconstateerd. In Zweden werd
de ziekte in het bekende onderzoek en landbouw
gebied rondom Svalöf gezien.
Uit Polen kwamen geen meldingen binnen, uit
Joegoslavië werd midden juni enige gele roest ge
vonden. Eind april werd de ziekte in de omgeving
van Rome waargenomen, overigens is gele roest
in Italië slechts in zeer geringe mate aanwezig. In
Israël werd de aantasting, die in de maand april
werd geconstateerd, door de hittegolf gestopt.
In sommige bergstreken van Oostenrijk bleek de
ziekte aanwezig te zijn. Uitgebreider komt deze
voor in Zwitserland. Daar is de gele roest alge
meen. Ondanks een epidemie in het noorden van
dit land werd toch een recordoogst verkregen. In
het Rhóne-dal kwam de ziekte een beetje voor op
tarwe en ook wat op gerst. Vermeld wordt dat de
gele roest van tarwe waarschijnlijk behoorde tot
de Capelle-fysiogroep.
De eerste melding van de aantasting in Portugal
kwam op 1 april binnen. Ook in Zuid-Spanje werd
in het begin van die maand een aantasting waar
genomen. Deze werd echter evenals in Israël
door een hittegolf gestopt.
Het is voorlopig nog te vroeg om tot een volle
dige bewerking van het omvangrijke materiaal
over te gaan, zo deelt de secretaris van het Neder
lands Graan-Centrum in het voorwoord van dit
tweede technische bericht mede. Het onderzoek zal
nog over een iets langere periode moeten worden
voortgezet. Niettemin kan men weer uit de in 1958
verzamelde gegevens concluderen, dat óók de boe
ren buiten onze grenzen met het gele-roest-gevaar
te maken hebben. Die wetenschap mag ons ster
ken er ook zelf attent op te blijven!
N. S.