Een plaag van betekenis
307
ERWTETRIPS
Vooral in het zuidwesten
KREEKRAKPLANNEN
VERJAARSGESCHENK
HOGERE
LANDBOUWSCHOOL
ZATERDAG 18 ASPIL 1859
^"NVERAL et» algemeen komt de erwtetrips in het zuidwestelijk zeekleigebied voor. De schade, die
wordt veroorzaakt, kan tot 20 van de oogst oplopen, maar de omvang loopt op verschillende
percelen sterk uiteen, terwijl deze ook weer met de jaren wisselt. De schade aan de bloemknoppen
valt weinig op, maar zij wordt geconstateerd aan het aantal tot ontwikkeling gekomen peulen en
dan is het te laat. De peulzetting wordt echter ook nadelig beïnvloed door de erwtebladluis en de
erwteknopmade, zodat niet alles op de erwtetrips geschoven kan worden.
rN een van de onlangs uitgegeven tech-
nische berichten van de Peulvruchten
Studie Combinatie, beschrijft Dr. C. J. H.
Franssen, van het Instituut voor Planten-
ziektenkundig Onderzoek te Wageningen, de
schade en de bestrijding van de erwtetrips.
Vooral in het zuidwesten wordt door deze
insecten grote schade, tot maximaal een vijfde
deel van de oogst, aangericht.
Nu de eerste rode waarschuwingskaarten
voor de erwtetrips reeds zijn verzonden, is
het hoog tijd om aan de publicatie van Dr.
Franssen wat meer aandacht te besteden.
In het Dagelqks Bestuur van de Z. L M\, zo kun
nen we in het Kort Verslag deze week lezen, is
gesproken over de Kreekrakplannen. Deze plannen
zijn vooral door de provincie Noord-Brabant naar
voren geschoven. De provincie Zeeland doet wel
mee, doch stelt de eigen Zuid-Sloeplannen op de
eerste plaats. De Kreekrakplannen begeven zich
behalve op Brabants gebied, op het gebied van de
gemeente Rilland-Bath, Deze gemeente is een be
langrijke landbouwgemeente, waar meerdere dui
zenden hectare's mede van de beste kleigronden
van Zeeland zijn gelegen. Deze gronden zijn nau
welijks vervangbaar en wanneer elders door land
aanwinning grond op de zee veroverd wordt is dit
een kostbare aangelegenheid. Het is daarom van
groot belang met dergelijke grond zuinig om tie
springen.
We kunnen echter in de kranten lezen, dat Ril
land grotere plannen heeft, dan de havenplannen
en wat daaromheen komt te liggen, alleen. Plan
nen, die als ze door zouden gaan, nog veel meer
grond in beslag zouden gaan nemen.
Wij menen dat zo iets in de laatste plaats dient
te gebeuren. Als de havenplannen door moeten
gaan, zal ook de boer daarvoor begrip hebben, al
grijpt men zijn bestaansbron aan. Maar waarom de
beste grond ten offer moet vallen, als er elders
minderwaardige grond voor bouwdoeleinden be
schikbaar is, dat kan hij moeilijk verwerken.
Er zijn in de loop van de tijd in den lande meer
gemeenten en gemeentebesturen in de positie ge
komen, dat hun agrarisch karakter werd omge
bogen. En vaak zien we dan dat men de van ouds
her voornaamste bestaansbron de rug gaat toe
keren en a.h.w. verloochenen. Wij achten dat een
betreurenswaardig Iets. Op een dorp is het nog
mogelijk te leven als ïn een gemeenschap en het
evenwicht in een dergelijke kleine gemeenschap te
behouden, is veel waard. Laat men in Rilland de
samenleving ook niet onnodig geweld aandoen.
De boeren en landarbeiders zullen en willen zich
niet verzetten tegen de vooruitgang, waar die
mogelijk is; ze willen echter ook niet onnodig over
zich heengelopen zien.
De Voorzitter van het Koninklijk Nederlands
Landbonwcomité, ir. C. S. Knottnerus, schrijft het
volgende:
DE komende verjaardag van Hare Majesteit
Koningin Juliana is een bijzondere. Onze Lands
vrouwe viert 30 april haar vijftigste verjaardag.
Uit alle lagen van onze bevolking is de aandrang
gekomen op deze dag op meer dan gewone wijze
uiting te geven aan onze eerbied, aanhankelijkheid
en dankbaarheid.
Met dat doel heeft zich een nationaal comité ge
vormd, waarin de kerkelijke richtingen, politieke
partijen, centrale standsorganisaties e.a. vertegen
woordigd zijn. Dit Comité „Verjaarsgeschenk Hare
Majesteit de Koningin" heeft zich tot taak gesteld
gelden bijeen te brengen voor een geschenk, dat
namens het gehele Nederlandse volk aan Hare
Majesteit de Koningin zal worden aangel»oden ter
gelegenheid van haar 50e verjaardag. H. M. de Ko
ningin zal het bijeengebrachte bedrag naar haar
eigen inzicht bestemmen voor een algemeen doel.
Daarnaast hoopt het Comité een deel van de bijdra
gen te mogen aanwenden voor een persoonlijk ge
schelde.
Dit huldeblijk wil zijn een werkelijk nationaal
betoon van diep respect en warme genegenheid
voor H. M. de Koningin. Daarin mogen ook wij niet
achterwege blijven.
Wij hopen dat ook in de kringen van onze land
bouworganisaties dit woord zal worden verstaan
en dat zeer velen zullen meedoen aan de totstand
koming van dit verjaarsgeschenk.
Bijdragen kunnen tot 25 april a.s. worden go-
stort op postrekening 640.000 „Verjaarsgeschenk H.
M. de Koningin". Bij alle bankkantoren, boeren
leenbanken en handelsbanken in het gehele land
kan men zijn gave groot of klein op een van
genoemde rekeningen doen overschreven.
Wij vertrouwen dat ook in onze kringen dene
«eest alle bijval zal vindei».
tTET ziektebeeld van het gewas is in hoge mate
afhankelijk van de ontwikkeling van het erwte
gewas op het moment dat de volwassen tripsen en
hun nakomelingen, de larven, verschijnen. Beide
ontwikkelingsstadia veroorzaken geheel uiteen
lopende ziektebeelden.
In de eerste plaats blijkt, dat de volwassen
erwtetrips, bij normale zaaitijd, weinig of geen
schade aanricht. Veel meer doen de larven dit.
De schade wordt in ons land bijna uitsluitend door
de larven aangericht. Vanzelfsprekend loopt men,
bij een abnormaal late zaai, het risico van zware
tripsschade. De tripsen en larven verschijnen dan
immers in een vroeger ontwikkelingsstadium van
de plant.
De volwassen tripsen
\T ERSCHIJNEN de tripsen in een jeugdig ont
wikkelingsstadium van het gewas, dan tasten
ze de groeipunten aan en kunnen ze een ziekte
beeld veroorzaken dat veel lijkt op dat van de
vroege akkertrios. De planten blijven dus sterk in
groei achter, krijgen een dwergachtig uiterlijk, ter
wijl de bloemen van de onderste etages niet tot
ontwikkeling komen.
Daarvoor in de plaats ontstaan zijscheuten, de
bovenste bloemen en bladeren staan dicht bij el
kaar en vele planten komen niet tot bloei. Zijn er
nog geen bloemen op het moment dat de tripsen
komen, dan nestelen deze zich in de groeitopoen.
De bladeren kunnen dan een zilverachtige glans
krijgen. Veel nadeel ondervinden de planten dan
echter niet. Erger is dit. wanneer de tripsen in de
bloemen kunnen binnendringen. De kroonblaadjes
krijgen dan een vuilgroene of bruine kleur en
gaan. bij een erge aantasting, niet verder open.
Na het inzetten van de bloei gaan de tripsen bij
voorkeur naar de geheel geopende bloemen. Bij
aanwezigheid van vele tripsen kunnen de bloemen
er verwelkt uitzien, maar ze ontwikkelen zich toch
nog op de normale wijze tot peulen.
De larven
TNE jonge larven, die na enkele dagen, na het uit-
komen een bleek-gele tot licht-oranje kleur
hebben, leven voornamelijk op de zeer jonge peul
tjes. die nog door de verwelkte of verdroogde
bloemblaadjes omgeven zijn. Na het afvallen van
de kroonblaadjes houden ze zich bij voorkeur
op achter de kelkblaadjes.
Verder worden ze ook aangetroffen in de groei-
toppen, aan de onderzijde van jonge blaadjes, op
de bloemknoppen, in de bloemen en zelfs op de
zaden in de peulen.
Het door de larven veroorzaakte ziektebeeld is
het meest opvallend bij de peulen. De cellen van
de opperhuid worden aangestoken en leeggezogen
zij vullen zich daarna met lucht, waardoor een
zilverachtige verkleuring ontstaat.
Op het door de larven beschadigde weefsel kun
nen daarna schimmels weer tot ontwikkeling komen,
waardoor de peulen zwart verkleuren.
Worden de peulen in een jong stadium zwaar
aangetast, dan krommen ze zich en worden ze later
leerachtig. Deze peulen bevatten min "ar en klei
nere zaden dan normale en volledig uitgegroeide
peulen. Verder kunnen de larven de nog gesloten
bloemknoppen aantasten, waardoor deze zich niet
meer tot bloemen en peulen ontwikkelen.
De zgn. resistentie tegen de erwtetrips is slechts
schijn, aldus de schrijver van het technische be
richt van de Peulvruchten Studie Combinatie,
waaraan wij deze gegevens ontlenen, omdat de
erwterassen des te minder last hebben van een der
gelijke aantasting, naarmate ze vroeger in bloei
komen. Bij vroege bloei komen de zo schadelijke
larven in een steeds later ontwikkelingsstadium in
het gewas en kunnen dus ook minder schade ver
oorzaken. De tuinbouwrassen blijken echter over
het algemeen gevoeliger voor erwtetrips te zijn
dan de landbouwerwten.
De kans op zware aantasting is des te groter,
naarmate de erwten dichter worden verbouwd
Mj percelen, waarop het jaar te voren aange
taste erwten hebben gestaan; deze laatste vel
den zqn immers de natuurlijke infectiebronnen.
Door de erwten zo ver mogelijk daarvan ver
wijderd te verbouwen, kan eventuele schade
aanzienlijk beperkt of zelfs voorkomen worden.
Bij verbouw van zeer vroege rassen kan de
schade worden ontlopen of aanzienlijk ver
minderd.
Waar nodig, is de erwtetrips gemakkelijk te
bestrijden met parathion bevattende middelen
in een dosering van 400 gram werkzaam bestand
deel per ha. Gespoten wordt, zodra er op de
jonge peulen van de bovenste étages kleine
larfjes of zilverachtige verkleuringen worden
waargenomen; men lette daarbij vooral op de
aanhechtingsplaatsen van de peulen. Indien er
geen herinfectie optreedt uit een naburig onbe
handeld perceel, kan meestal met één enkele be
spuiting worden volstaan.
Worden reeds lang vóór de bloei grote aantallen
volwassen tripsen in de groeitoppen van de
erwieplanten aangetroffen, dan zal zo spoedig
mogelijk gespoten moeten worden.
Worden na de bespuitingen weer grote aantallen
tripsen waargenomen, dan moet nog een tweede
keer worden gespoten.
Erwten, die worden diepgevroren of ingeblikt,
mogen tot 10 dagen vóór de oogst worden be
spoten met parathion; rijp te oogsten erwten
of als verse groente te consumeren erwten tot
3 weken vóór de oogst.
Mogelijk kan in sommige gevallen één der be
spuitingen tegen de wormstekigheid samenvallen
met die tegen de larven van de erwtetrips.
Naar wij uit de dagbladpers vernemen liceft de
directeur van de Rijks Middelbare Landbouwschool
te Goes tijdens de woensdag jl, gehouden eindles
ten sterkste gepleit voor de stichting van een
Zeeuwse Hogere Landbouwschool. Ir. J. Versteeg
zou betoogd hebben dat er in Zeeland thans plaats
is voor een dergelijke school, gezien de leerlingen-
cljfers. Het idee van Ir. Versteeg vond bij verschei
dene aanwezigen weerklank, onder wie de voorzit
ter van de Z. L. M. ir. M. A. Geuze. Hij betoogde
dat de woorden van ir. Versteeg een aansporing
moeten zijn om verder te zoeken.
Zonder twijfel mag het stichten van een Hogere
Landbouwschool in Zeeland een aanlokkelijk plan
genoemd worden. Naar wij vernemen zou men in
Goes daar niet afwijzend tegenover staan! Vooral
gezien de landbouwonderwijsmogelijkheden in
onze provincie zou de stichting van een dergelijke
school het geheel vervolmaken. In belangrijke
mate zou het onderwijs afgestemd kunnen worden
op de omstandigheden in het Zuid-westelijk zee
kleigebied, Van harte mag gehoopt worden dat do
mogelijkheden voor de stichting van een dergelijke
school nader worden onderzocht.