Garantieregelingen en Tuinbouw TUINBOUW Zeeuwse veilingen hadden lagere omzet DINGEN VAN DE WEEK ZATERDAG 11 APRIL 1959 297 WIJ ontvingen van de afdeling Tuinbouw van het Landbouwschap een nota over bovenge noemd onderwerp. Deze nota is samengesteld door de secretaris van de afdeling Tuinbouw drs. M. J. A. Camps. In de afdeling Tuinbouw van het K.N.L.C. is deze nota ook besproken en met de inhoud konden de leden over het algemeen wel accoord gaan. Daarom menen we er goed aan te doen deze week hieraan aandacht te schenken. Daarbij is het ons uiteraard onmogelijk de vol ledige nota van drs. Camps over dit onderwerp weer te geven. Dit zou enkele pagina's vergen. We willen slechts de hoofdgedachten en de voor naamste punten er van, weergeven. In de aanhef zegt de samensteller dat in de laat ste vergadering van de hoofdafdeling Tuinbouw ^jVan het Landbouwschap is verzocht om in een Bj nota enkele gedachten samen te vatten inzake de Pj mogelijkheid iV$p een garantieregeling in de tuin bouw. Öiret.t; daarmee samenhangend is het vraag- f stuk vain de 'wenselijkheid van garantieregelingen in de tuinbouw. Op beide aspecten van het vraagstuk wordt nader ingegaan. VERSCHIL MET LANDBOUW. BIJ gesprekken over garanties in de tuinbouw wordt vaak gewezen op het garantiebeleid in DEZER dagen is het jaarverslag over 1958 ver schenen van het Centraal Bureau van de Tuin bouwveilingen in Nederland. Een uitvoerig en rijk gedocumenteerd verslag dat een nauwkeurig in zicht geeft van de gang van zaken in de Neder landse tuinbouw in het afgelopen jaar. In dit jaarverslag zijn ook opgenomen de omzetcijfers van de Nederlandse veilingen. Daaruit blijkt dat de totale omzet in 1958 ruim 543 miljoen gulden bedroeg, tegen bijna 568 miljoen gulden in het voorgaande jaar. Een teruggang dus van 25 mil joen gulden, wat vrijwel geheel voor rekening komt van het fruit. Het grootst was de teruggang, verhoudingsgewijs in Zeeland, wat ook te begrij pen is, gezien het zeer goede fruitjaar 1957 in on ze provincie. In 1957 werd op de Zeeuwse veilin gen geveild voor 33,1 miljoen gulden en in 1958 voor 22,8 miljoen gulden. Opmerkelijk is de sterke stijging van de veiling- omzetten in Zuid-Holland. In 1950 veilden de ge zamenlijke Zuid-Hollandse veilingen voor 130 mil joen gulden. Daarna zien we elk jaar een hogere omzet en in 1958 werd dp record omzet bp reikt van 270 miljoen gulden. In negen jaar tijds dus meer dan een verdubbeling van de veilingomzet, dank zij de intensivering van de bedrijfsvoering en het steeds meer overschakelen op de fijnere cultures. Uiteraard is het ook wel interessant de omzet cijfers van de verschillende Zeeuwse veilingen af zonderlijk te bekijken en te vergelijken. Over de afgelopen drie jaar zijn deze als volgt: Veiling: 1956 1957 1958 in guldens Goes 6.993.830 11.040.074 6.021.827 Kapelle-Biezelinge 7.731.027 11.445.294 7.755.028 Krabbendjjke 2.065.986 2.991.652 2.617.137 Middelburg 1.882.071 2.494.604 1.795.800 St. Annaland 1.969.904 1.727.101 1.518.344 St. Maartensdijk 1.038.656 1.062.258 1.021.576 Stavenisse 175.056 271.283 388.293 Terneuzen 968.711 1.254.242 971.070 Tholen 381.029 841.369 784.860 Totaal Zeeland 23.206.270 33.127.877 22.873.935 HE omzet van de Zeeuwse veilingen is dus weer u teruggekomen op het peil van 1956. De terug gang van de omzet komt praktisch geheel voor rekening van de twee grote Zuid-Bevelandse fruit veilingen, namelijk Goes en Kapelle-Biezelinge. Relatief is daarbij de daling in Kapelle-Biezelinge het geringst wat hoofdzakelijk komt door de grote aanvoer van zachtfruit op deze veiling. Hiervan was in 1958 een grote oogst en deze kon worden verkocht tegen bevredigende tot hoge prijzen. On geveer de helft van de veilingomzet in Kapelle komt voor rekening van het zgn. kleinfruit. Ten overvloede vestigen wij er nog de aandacht op dat deze omzetcijfers betrekking hebben op het kalenderjaar. Per 31 december was er nog een flinke hoeveelheid fruit in voorraad in koelhuizen en bewaarplaatsen. In 1957 was dat belangrijk minder. Tenslotte vermelden we nog, dat de totale Ne derlandse export van verse en verwerkte groen ten en fruit in 1958 ten opzichte van 1957 steeg met ca. 13 wat betreft de hoeveelheid. Ruim 684 miljoen kg werden uitgevoerd voor een be drag van ruim 432 miljoen gulden. De waarde toonde ten opzichte van het voorgaande jaar een stijging van 1 de landbouw; men zoekt naar aanknopingspunten en men wijst op de onbillijkheid, dat de tuinbouw dergelijke regelingen niet kent. Daarom wordt in het kort een kenschets gegeven van het land bouwbeleid en de middelen welke worden gebruikt om dat te verwezenlijken. De landbouwpolitiek heeft tot doel het scheppen van „een redelijke bestaansmogelijkheid voor de werkers op het sociaal en economisch verantwoorde bedrijf". Dit schakelt niet alle risico's uit voor de indivi duele boer. Enerzijds zijn de garanties afgestemd op landelijk gemiddelde kostprijzen, anderszijds blijft b.v. het oogstrisico voor de boer volledig be staan. Vervolgens wordt in de nota een overzicht gegeven van de belangrijkste motieven van en middelen voor het in Nederland gevoerde land bouwbeleid. Hoewel dat alles op zichzelf belangrijk en in teressant is, kunnen we daar nu niet verder op in gaan. Maar we gaan zien hoe het is met de tuin bouw. De overwegingen die de basis vormen voor het landbouwbeleid, kunnen in beginsel ook voor een tuinbouwbeleid gelden. De tuinbouw vormt slechts in zoverre een uit zondering dat zij zich sneller kan aanpassen aan gewijzigde vraag- en aanbod verhoudingen, terwijl zij ook geen wereldmarktprijzen kent. De samensteller van de nota komt echter tot de conclusie dat een beleid, gericht op het scheppen van een redelijke bestaansmogelijkheid voor de werkers op het sociaal en economisch verantwoor de bedrijf, in beginsel zowel voor landbouw als voor tuinbouw moet gelden. MOGELIJKHEID IN DE PRAKTIJK. UERVOLGENS wordt door drs. Camps nagegaan of een dergelijk beleid ook in de praktijk mo gelijk en gewenst is. Daarbij komen allereerst naar voren de verschil len tussen landbouwproductie en tuinbouwpro- duktié. Voor vrijwel alle tuinbouwprodukten geldt, dat de jaarlijkse binnenlandse produktie groter is dan de binnenlandse vraag. Er moet export zijn. Een aan de grens (invoerrechten, monopolieheffingen enz.) is dus niet mogelijk. Bij het landbouwbeleid staan deze middelen wel ten dienste. Verder heeft de tuinbouw een veel grotere variatie van produkten dan de landbouw, terwijl de elasticiteit van het aanbod van tuinbouwpro dukten veel groter is dan van de landbouwpro- dukten. Het tuinbouwareaal in ons land omvat slechts pl.m. 5 van de in gebruik zijnde cultuurgrond. Uit een oogpunt van beschikbare grond, is het dus aanzienlijk uit te breiden. Al deze factoren hebben tot gevolg, dat de over heid niet zonder meer tot een garantiebeleid zal willen en kunnen overgaan. Er zal immers een waarborg moeten zijn, dat de garantieregeling geen zelfstandige oorzaak wordt van een toename van het prijsrisico, dat de overheid wil dragen. Een toename van het aanbod vergroot immers het prijsrisico. Een garantieregeling voor tuinbouwprodukten is daarc.n slechts mogelijk, wanneer deze gepaard gaat met een sterk ingrijpen in de teeltvrijheid. Een stringente teeltbeheersing per produkt is voorwaarde voor een garantieregeling per pro dukt. Hieruit vloeit voort dat de aard van de tuin- bouwproduktie en de marktpositie van de tuin bouwprodukten het verwezenlijken van een garan tiebeleid voor tuinbouw, analoog aan het land bouwbeleid, hetzij onmogelijk, hetzij moeilijk uit voerbaar maken. Vergelijkingen tussen land- en tuinbouvv ter verdediging van een garantiebeleid in de tuinbouw zijn, hoewel in principe aanvaard baar, in de praktijk onvruchtbaar. Daarom stelt drs. Camps in zijn nota de vraag of Nederlandse tuinbouw en garantiebeleid met elkaar te verenigen begrippen zijn. Daarbij moet dan uiteraard onderscheid worden gemaakt tussen economisch normale en economisch abnormale toestanden. In normale jaren kent de tuinbouw schommelende uitkomsten. Deze horen bij de aard van het bedriif. De afhanke lijkheid van de natuur is bij een produkt met een dagmarkt nu eenmaal groter dan bij stapelprodukten. Er zijn grote en kleine oogsten. Dat alles schept goede en kwade kansen voor de tuinbouw. De uitersten worden weggenomen door de minimumprijsregelingen van het Cen traal Bureau van de Tuinbouwveilingen aan de ene kant en de teeltregelingen aan de andere kant. In een dergelijke sfeer moet een gezonde tuinbouw met de schommelingen die eigen zijn aan die tuinbouw en daar niet van weg te den ken zijn, zich staande kunnen houden WAT ons in deze dagen het meest imponeert ifl wel de geweldige ontwikkeling in de natuur. Met de dag zien we alles in kracht uitspruiten. Als het niet teveel meer wordt afgeremd zal dil jaar de bloei heel vroeg zijn. Dat alles heeft er toe meegewerkt dat veel werk in ijltempo moest ge beuren. Alle voorgenomen snoeiwerk kon waar schijnlijk niet uitgevoerd worden, of het is althans wat grover gebeurd dan men van plan was. Zo dikwijls is het het geval dat we hiermee niet vroeg genoeg beginnen. Nu is het weer het vroege voorjaar dat ons overvalt. Een andere keer is het juist de harde winter die het ons onmogelijk maakt het werk uit te voeren zoals we van plan waren. Evenwel zien we vele boomgaarden prachtig ge snoeid, al is het dan met vele variaties van uit voering. Het is ook moeilijk uit te maken wie het nu pre cies bij het rechte eind heeft, leder bedrijf heeft zo zijn eigen structuur en doelstelling. Het voor naamste is dat men weet waarom men snoeit en met werk doel ne dit werk doet. De zomer is er dan om na te gaan of men heeft bereikt wat men bereiken wou en of het voldoende en goed was. Ondanks de rijke oogst van 1958 belooft het mi weer een rijke bloei te worden. Dit houdt ook in dat men weer oogstverwachtingen mag hebben. Velen zijn bang voor een vroege bloei. Misschim is er inderdaad wel wat meer risico aan verbon den, maar wie zal het zeggen? We hebben wel grote nachtvorstschade meege maakt, laat na de bloei. In een tijd toen de groene kruisbessen bijna groot genoeg waren voor de pluk. Kersen zo groot als knikkers vielen toen van de bomen. Laat ons alles rustig afwachten en genie ten van het mooie voorjaar, dat ons het werk zo plezierig doet zijn en vlot doet verlopen. Laten we niet vergeten dat ook onze vijanden een goede winter hebben gehad en ze zullen zeker vroeg en kerngezond in grote getale een aanval doen op onze cultures. De sproeimachines zullen het druk krijgen in de naaste toekomst. De eerste klap is hier meer waard dan een daalder. Het kleinfruit ontwikkelt zich schitterend. De aardbeien hebben niet van de winter geleden. De frambozen vertonen een beste stand. De bramen toonden zoveel energie dat men ze nauwelijks op tjjd aangebonden kon krijgen. Al met al ziet het er hoopvol uit en is het een lust om te zien hoe alles met de dag mooier wordt. De mensen die er in werken hebben het wel druk, maar ze doen het met een glimlach op hun gezicht. Het is immers voorjaar en de zon stimu leert geheel onze arbeid. Wat een voorrecht dat we dit alles in ons eigen land mogen doen zonder angst en vrees. Wat den ken we weinig aan al die ellende die er is en nu b.v. weer in Tibet wordt beleefd. Daar wordt het gehele leven ontwricht en er heerst dood en ellende. Wat een voorrecht dat alom in het land naar voren komt de drang om op 30 april ons te her enigen rondom ons Oranjehuis. We gevoelen dat we ondanks de versplintering van zoveel dat niet nodig is, we toch iets moeten hebben waarin we elkaar gezamenlijk kunnen vinden. Daarom zijn we verheugd dat ondanks het vele dat is losge laten, het drievoudig snoer: GodOranjeNeder land nog niet als afgedaan wordt beschouwd. Laten we er allen aan meewerken dat die dag vooral ook op ons platteland een dag mag zijn van blijdschap en dankbaarheid. Een dag van binding van zoveel dat bij elkaar hoort. Tot de volgende week. zonder dat de overheid garanties geeft, aldus de secretaris van de hoofdafdeling tuinbouw van het Landbouwschap. Wanneer de tuinbouw, of bepaalde be drijven, zich in deze sfeer niet kunnen staande houden, dan mankeert er iets aan de tuinbouw of aan die bedrijven. Er zal dan gestreefd moeten worden naar het wegnemen van die mankementen. De opsteller komt dus tot een van de hand wijzen van een garantiebeleid voor de tuinbouw. Dit wordt als volgt gemotiveerd: Garantieregelingen dragen zeer snel het karakter van een produktie-subsidie. Het belang van de export noodzaakt ons steeds protest aan te tekenen indien andere landen kunstmatig hun produktie in stand houden of vergroten. We kun nen ons dat dus zelf ook niet veroor loven. De veelheid van produktie maakt het moeilijk uitvoerbaar. De prijs voor een garantiebeleid zou een te diep over-' heidsingrijpen zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 13