Het financieringsvraagstuk (9) W NEDERLANDSE VERENIGING VOOR LANDAANWINNING BEROEPENTENTOONSTELLING THOLEN v.w.v.%* AFSCHEID SUIKERBIETEN EN FOSFAATBEMESTiNG LANDBOUW TELLING DECEMBER 1958 ZATERDAG 28 FEBRUARI 1959 m Bedrijfseconomie THANS willen wij aandacht schenken aan de vermogensbehoefte, voor de levende inven taris in verband met de natuurlijke aangroei. Over deze zijde van het financieringsvraagstuk kunnen wij tamelijk kort zijn. Jonge dieren in het bedrijf opfokken kost vrij veel tijd. Bij het kleinvee en pluimvee wat min der, bij paarden en rundvee is een vrij aanzien lijke periode hiermede gemoed. Gedurende deze periode zijn in de jonge dieren de aanschaffing of de voortbrengingskósten ge bonden, terwijl door de voortdurend bijkomende opfokkosten het hierin opgesloten vermogen steeds toeneemt. Veevoederkosten, verzorging, verzekering, etc. In deze vermogensbehoefte kan voor een aan zienlijk deel door bedrijfscrediet worden voor zien, maar voorzover het betreft de kern van re gelmatig op een bedrijf voorkomende dieren, dient vermogen op langere termijn beschikbaar te zijn. (zie schets 8) Een nadere beschouwing van dit soort vermo gensbehoefte is voor ons niet zo belangrijk, daar het niet zo heel veel zin heeft om de vermogens behoefte van alle onderdelen afzonderlijk te be spreken. Zo kan b.v. de behoefte aan steeds meer vermogen ter financiering van de opgroeiende dieren geheel of gedeeltelijk worden gecompen seerd door de uit verkoop van andere dieren of dierlijke producten vrijkomende middelen. Het is niet zo eenvoudig om hier uit de som der delen een goed geheel samen te stellen, voor al ook door de seizoenschommelingen in de ver mogensbehoefte. Na het voorgaande willen wij nu aandacht schenken aan de financiering van de inventaris in totaal. Wij willen nu eens onder het oog zien hoe in deze middellange credietbehoefte kan worden voorzien en welke moeilijkheden zich hierbij voordoen. Over het verloop der vermogensbehoefte schre ven wij in schets 7, met nog enkele aanvullingen in schets 8. Op welke wijze kan nu de boer die geen eigen vermogen of niet voldoende eigen vermogen heeft aan de middelen komen om zijn inventaris te fi nancieren. Als het eigen vermogen voor de financiering van de grond is gebruikt bestaat de mogelijkheid dat deze grond een zodanige waarde heeft dat door het sluiten van een hypotheek de middelen kunnen worden verkregen. Tegen deze financieringswijze bestaat geen be zwaar. Zij heeft het voordeel d \t meestal de cre- dietduur voldoende lang is, terwijl de uit afschrij ving vrijkomende middelen vcor aflossing'kunnen worden aangewend. Voor die boer welke echter geen beschikbare overwaarde van zijn grond heeft bestaat deze mogelijkheid om gelden te lenen niet. Ook de pachtboer mist uiteraard deze mogelijkheid. ELKE mogelijkheden staan nu dezen voor de financiering ten dienste, a- Het familiecrediet de geldlening van familieleden is een veel voorkomende vorm. Men leent van ouders of andere familieleden op de meest uiteenlopende voorwaarden. SteLig is dit een zeer goede fi- nancieringsvorm, mits maar de credietcver- eenkomst behoorlijk schriftelijk is geregeld. Men dient de credietovereenkcmst zuiver zakelijk te regelen en rente, aflossing en ver dere voorwaarden schriftelijk vast te leggen. Hierdoor kan veel narigheid worden voorko men, daar partijen dan beide weten waar ze aan toe zijn. b. Voorschot Boerenleenbank Hier moeten speciaal de 10-jarige voorschot ten van de Boerenleenbanken worden ge noemd. Voor hen die geen hypotheek kunnen stellen zal op andere wijze zekerheidstelling moeten worden verstrekt. Hier is de borgtocht een bekende vorm van zekerheidstelling. Borgtocht is echter een vorm die meermalen op vrij grote bezwaren stuit, en dus rijst de vraag op welke wijze nu b.v. de pachtboer aan de nodige middelen moet komen als hij ook geen borgen krijgen kan. De effectenbezitter, die deze niet verkopen wil zal deze in onderpand kunnen geven, maar bij vele beginnende boeren zal van effecten bezit geen sprake zijn. Stel voor het enige bezit van een pachtboer is zijn landbouwinventaris. In principe kan deze keer wel als onderpand dienen, maar practisch komen hier grote moeilijkheden. Volgens ons B. W. is pand onbestaanbaar op goederen welke in de macht van de schul denaar blijven. Een boer die dus op zijn in ventaris geld lenen wil, zou deze aan de geld gever of een derde moeten afgeven. Uit den aard der zaak is dit dus onmogelijk. Toch heeft de practijk hier een weg gevon den om ook de pachtboer en de eigenaar-boer in de positie als boven geschetst te helpen. In een volgende schets zullen wij hierover een behandeling geven. B. MEIJERS. Directeur Boekhoudbureau Z. L. M. De Nederlandse Vereniging voor Landaanwinning houdt een openbare ledenvergadering op vrijdag 13 maart 1959 in „Esplanade", Lucas Bolwerk te Utrecht. Deze vergadering begint om 10.30 uur. Prof. ir. J. P. Thijsse, oud-adviseur van de Rijks dienst voor het Nationale Plan te 's-Gravenhage, zal een inleiding houden over de vraag: „Zal in het IJsselmeer de Markerwaard dan wel Zuidelijk- Flevoland, gezien vanuit de gezichtshoek van de planoloog het eerst voor inpoldering in aanmerking komen?" Na de middag worden de „landaanwinningspro blemen buiten Nederland" besproken door de heer ir. J. M. van Staveren, directeur, en de heer dr. Ch. A. P. Takes, socioloog van het Internationaal In stituut voor Landaanwinning en Cultuurtechniek te Wageningen. Op donderdag 26 februari werd in Tholen een beroepententoonstelling geopend door de burge meester van deze gemeente, mr. A. J. van de Hoe ven. Deze tentoonstelling geeft een beeld over ver schillende beroepen, zowel in de land- en tuin bouw als in daarmee verwante bedrijfstakken. Tijdens de opening voerden o.m. drie personen het woord namelijk over de verschillende aspecten van de emigratie, over voorlichting over verse lil lende beroepen en over omscholingsmogelijkheden. Deze tentoonstelling duurt tot en met van-laag (28 februari) en is ook vanavond nog geopend. i- Vnw T N een sfeervolle bijeenkomst van leerkrachten, A leerlingen en Commissie van Toezicht werd op intieme wijze afscheid genomen van de heer W. Huitema, leraar A. V. O. en Lichamelijke Opvoe ding aan de Landbouwhuishoudschool te Axel. De directrice Mej. M. Geluk opende deze bijeen komst met een hartelijk welkom aan allen en bood de heer Huitema een programma aan, dat met zeer veel smaak en fantasie door de leerlingen van de school onder leiding van mevr. M. Sickenga was gemaakt. Hierna werd hij door z'n leerlingen het Friese en Zeeuws-Vlaamse volkslied toegezongen. In een revue, geestig en origineel van opzet wer den door de leerlingen onder leiding van Mej. Geluk de vele goede kwaliteiten van de scheidende leraar naar voren gebracht, die tijdens zijn 6%- jarige loopbaan met zoveel enthousiasme aan deze school heeft gewerkt. Dat het aanstaande vertrek de leerlingen aan het hart gaat, moge blijken uit de volgende woorden uit deze revue: Onze nieuwe school wordt machtig, licht, modern, en mooi waarachtig, toch krijgt ook die een kruis weldra, wat moeten we er doen zonder de heer Huitema. Ook uit een quiz-programma kon hij vele van zijn herinneringen opdiepen. Van collega's, leerlingen en commissie van toe zicht werd door de oudste leerlinge als aandenken een vulpen aangeboden. In de eerste plaats sprak de directrice, mede namens de leerkrachten woorden van dank tot de scheidende leerkracht, die, alhoewel zij slechts korte tijd met hem samen mocht werken hieraan de beste herinneringen zal bewaren. Ook Mevr. De Feijter als presidente van de com missie van toezicht, dankte de heer Huitema voor zijn vele werk, prettige samenwerking en de vriend. schap steeds van hem on dervonden en ziet het ver- Advertentietrek als Sroot £srnis voor de school. Tot slot sprak do heer Huitema zelf woorden van dank, tot allen, die op .vel- xxxxxic ke wijze dan ook zijn leven 8888w en werken aan de Land- ?88888s! bouwhuishoudschool te Axel tot een onvergetelijke tijd hebben gemaakt. Het zaad van de suikerbiet is een vruchtkluwen waarin één of meer zaadjes voorkomen. Doordat deze zaadjes zeer klein zijn moet het jonge bietenplantje voor verdere uitgroei al vrij snel overgaan van het in 't zaad aan wezige fosforzuur naar het door bemesting in de grond gebrachte fosfaat. Daarom zien we bij de teelt van suikerbieten direct na het opkomen van het gewas reeds invloed van de fosfaatbemesting, vooral wanneer het fosfaat in de rijen is toegediend. Een gewas met een snelle begingroei blijft altijd vóór op een traag groeiend gewas en geeft een hogere opbrengst. Het gunstige resultaat van de rijenbemesting is dan ook een gevolg van een snelle begingroei. Dat die snelle begingroei alleen wordt bereikt met direct voor de planten opneembaar fosfaat behoeft geen betoog. Neem dus het best opneembare, in water oplosbare fosfaat SUPERFOSFAAT. Ook het suikergehalte, het grote probleem bij de suikerbietenteelt, wordt verhoogd door een ruime gift superfosfaat. In 1958 werden op een suikerbietenproefveld de volgende opbrengsten aan bieten en suiker verkregen: fosfaatbemesting wortel opbrengst suiker gehalte suiker- opbrengst geen 300 kg sup per ha 600 kg sup per ha 900 kg sup per ha 57000 kg ha 58000 kg/ha 67000 kg/ha 72000 kg/ha 15.7 16.0 °/o 16.2 16.3*/. 8941 kg/ha 9257 kg ha 10914 kg/ha L1 712 kg/ha Uit de resultaten blijkt duidelijk de gunstige invloed van een superfos faatbemesting op de wortelopbrengst en het suikergehalte van de biet. ONS ADVIES: BEMEST SUIKERBIETEN in dit voorjaar met 500-750 kg SUPERFOSFAAT per HA. Er wordt dan een hoge opbrengst met goed suikergehalte verkregen. .V.V.V.V.V.NV. STICHTING VOORLICHTINGSDIENST VOOR JuPERFOSFAAT POSTBUS 24 WAGENINGEN Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de uitkomsten van de in de cember 1958 gehouden landbouwtelling gepubli ceerd. Hieraan zijn de vol gende gegevens ontleend: De rundveestapel nam sedert december 1957 met 142.500 dieren 5 toe. In totaal werden ruim 3 miljoen stuks vee ge teld. Het aantal melk- en kalfkoeien steeg met ruim 36.000 stuks 2,5%). Het mestvee omvat thans ruim 185.200 dieren of rond 50.700 meer dan in 1957 38%). Ook het vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar breidde zich uit, n-1. met rond 40.000 stuks (+7%) tot bijna 650.000. De varkensstapel ver minderde met 203.300 stuks 7%). Het aantal big gen liep terug van 1.027.000 tot rond 914.500 (—1.1%), terwijl het aantal mest- varkens verminderde met ruim 82.000 (—6%). Het aantal landbouw- paarden bedraagt thans rond 196.000 stuks, waar van 160.600 werkpaarden (3 jaar en ouder). Hiervan was 36 ouder dan 11 jaar tegen 28 in mei 1957 en 24% in mei 1956. De hoenderstapel is in vergelijking met december 1957 met bijna 2,8 min 11 uitgebreid tot rond 27.382.000. Het aan tal leghennen was 11 groter. De eendenstapel nam toB met ruim 202.000 stuks <39%) tot rond 717.000 eenden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 11