DE TUINBOUWAFZETVERORDENING 1958 dingen van de week
Heeft de vollegrondstuinbouw nog toekomst?
TUINBOUW.
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959
147
HET zal onze lezers bekend zijn, dat de afzet van de tuinbouwprodukten niet zo maar in het
wilde weg kan plaats vinden, maar dat dit is geregeld in een verordening van het Produkt-
schap voor Groenten en Fruit.
Op het ogenblik thebben we te maken met de Tuinbouwafzetverordening 1958. Het blijkt
echter, dat vele tuinders nog niet volledig op de hoogte zijn met de eigenlijke inhoud van deze
verordening en nog niet precies weten wat zij op grond hiervan voor rechten en plichten hebben.
Daarom willen we in dit artikel in het kort de voornaamste bepalingen van de Tuinbouw
afzetverordening 1958 weergeven en tevens wijzen op verschillen die er zijn ontstaan in verge
lijking met de oude verordeningen.
If LLEREERST zien we dat pastinaken vroeger on-
der de veilplicht vielen, maar nu niet meer.
Voor Zeeland is dat van geen belang, want die teelt
kennen we hier niet. Ja, de mogelijkheid is groot,
dat er een heleboel tuinders zijn, die niet eens
weten wat pastinaken zijn en zeker geldt dat voor
fruitkwekers.
In de periode van 15 maart tot 1 september vie
len vroeger ongewassen, van loof ontdane peen,
zwaarder dan 50 gram, onder de veilplicht. Nu
geldt hiervoor het gehele jaar geen veilplicht meer.
De telers van breekpeen in Zeeland hebben hier
mede herhaaldelijk te maken gehad, want lang niet
altijd waren deze op 15 maart verkocht. Wat na
die datum werd verkocht, moest over de veiling.
Nu dus niet meer. Pootuien vielen vroeger onder
de veilplicht, nu vallen alleen groen geoogste uien
hieronder. Sjalotten vielen vroeger onder de veil
plicht, nu niet meer.
De veilplicht houdt voor de telers in een ver
bod om groenten, fruit en vroege aardappelen, op
andere wyze te verhandelen dan door deze te doen
veilen.
Met betrekking tot de telers zijn de volgende
uitzonderingen gemaakt: het verkopen aan parti
culieren van 50 kg appelen of peren en van 2Vz kg
andere produkten is toegestaan, mits dit niet als
kleinhandelaar geschiedt.
De oude Tuinbouwafzetverordening kende drie
veilmethoden, de Tuinbouwafzetverordening 1958
kent er vier.
Geheel nieuw is de mogelijkheid dat de veiling
namens een teler contract sluit met een koper.
Een der vroegere veilmethoden was het veilen
op monster. Deze methode is uitgebreid tot het
veilen van niet-aanwezige produkten, hetgeen nu
ook zonder monster mogelijk is. Verder is de mo
gelijkheid geopend, nog niet geoogste produkten te
doen veilen. Onder de oude Tuinbouwafzetverorde
ning was dat slechts in beperkte mate mogelijk.
De vier methoden van veilen, welke we nu ken
nen, zijn:
A) Het veilen van ter veiling aangevoerde pro
dukten.
Dit is de methode, die op onze Zeeuwse veilingen
het meest wordt toegepast.
B) Het veilen van niet-aangevoerde produkten.
Hieronder kan worden verstaan het veilen van
een reeds geoogste partij op monster, verder het
veilen van een reeds geoogste partij zonder mon
ster en het veilen van ongeoogste produkten.
C) Het door een veiling registreren van een tussen
teler en koper gesloten verkoop-overeenkomst.
Ook hierbij doen zich verschillende mogelijk
heden voor. .We denken b.v. aan de verkoop van
een bepaalde partij, die reeds gesorteerd is; verder
aan de verkoop van een reeds geoogste, nog niet
Gesorteerde partij en aan nog niet geoogste pro-
uk ten.
D) Alle transacties, als bedoeld onder C, doch nu
afgesloten namens één of meer telers door de
veiling.
Voorwaarden, verbonden aan de sub B, C en D
genoemde veilmethoden zijn:
vóór de aflevering moet er een kopersnota aan
de koper zijn uitgereikt.
vóór de aflevering moet de veiling in staat
worden gesteld tot controle op hoeveelheid,
kwaliteit en sortering.
de betaling moet via de veiling geschieden.
TpRUITPACHTERS behoefden tot 1 januari van dit
jaar het door hen gepachte fruit niet te doen
veilen. Fruitpachters, die niet erkend zijn als ex
porteur of groothandelaar, moeten nu wel hun fruit
doen veilen.
Ook voor de veilingen heeft de veilplicht ge
volgen en wel ten eerste dat de veiling, welke voor
de telers is „aangewezen" ook verplicht is voor
die teler te veilen.
De veiling is verplicht dit te doen volgens één
der onder A, B, C en D genoemde methoden, zulks
naar keuze van de teler.
Interessant zijn de bepalingen over wie be
voegd is groenten en fruit te verhandelen en wat de
veilingen verboden is. We zullen ze echter hier
niet behandelen, omdat de ruimte ons ontbreekt.
Wel willen we nog iets zeggen over de minimum-
maat voor appels en peren.
In de T.A.V. 1958 is namelijk opgenomen de
bepaling dat het verhandelen van appelen, kleiner
dan 45 mm doorsnede en van peren, kleiner dan
40 mm doorsnede op de binnenlandse markt voor
consumptie in verse toestand is verboden. Het is
wel toegestaan dergelijke kleine appels en peren
aan te voeren en te verkopen aan fabrikanten.
Over de vraag op welke veiling geveild moet
worden, zegt de nieuwe T.A.V.
A. Voor telers en fruitpachters, welke reeds vroe
ger een veiling aangewezen kregen, blijft deze aan
wijzing van kracht.
B. Is aan een teler of fruitpachter nog nimmer een
veiling toegewezen, dan vindt deze aanwijzing
plaats, indien een schriftelijk verzoek gedaan wordt
en een verklaring van de aan te wijzen veiling
overlegd wordt, dat deze met de aanwijzing in
stemt.
C. Indien voor een teler of een fruitpachter reeds
eerder een veiling was aangewezen, kan een an
dere of een tweede veiling worden aangewezen, in
dien dit schriftelijk wordt verzocht en een ver
klaring van die andere of tweede veiling wordt
overlegd, dat- deze met de aanwijzing instemt.
D. Indien geen veiling is aangewezen, moet ge
veild worden op de dichtst bijgelegen veiling.
HLS waarborg voor de telers is in de T.A.V. 1958
opgenomen dat aan telers die aantonen, dat
de veilplicht een kennelijke onredelijke aantasting
van hun belangen tengevolge heeft, ontheffing van
de veilplicht wordt verleend, tenzij de aanwijzing
van een andere veiling de bedoelde aantasting te
niet doet.
Dit zijn zo enkele van de belangrijkste bepalin
gen van de T.A.V. 1958, die we helaas niet uit
puttend konden behandelen. We hopen er toch een
inzicht mee gegeven te hebben in hetgeen de telers
is verplicht en welke rechten zij hebben.
£"\VER deze vraag heeft dezer dagen de heer
W. J. van Kampen, voorzitter van de afdeling
Tuinbouw van het Kon. Ned. Landbouw Comité,
zijn visie gegeven op de jaarlijkse tuinbouwdag
van de Overijsselse Landbouw Maatschappij. Ook
in onze provincie neemt de vollegrondstuinbouw
een belangrijke plaats in en daarom willen wij in
het kort aandacht schenken aan deze belangrijke
rede van de heer van Kampen.
Hij gaf eerst een summier overzicht van de ont
wikkeling van de Nederlandse tuinbouw. Oorspron
kelijk was deze in hoofdzaak georiënteerd op de
binnenlandse markt. Er volgde echter een enorme
expansie, hoofdzakelijk in de provincies Zuid- en
Noord-Holland en dit leidde tot een tuinbouw,
grotendeels gericht op export. De verhouding is
thans zo, dat ongeveer een derde deel van de pro-
duktie zijn bestemming vindt in het binnenland en
2/3 deel wordt geëxporteerd. Spr. concludeerde dat,
als de Nederlandse tuinbouw zich enkel zou wil
len richten op de binnenlandse markt, een inkrim
ping van de produktic met gemiddeld 60 tot 70 °/a
zou moeten plaats vinden. Op de vraag of de volle
grondstuinbouw nog toekomst heeft, zei de heer
van Kampen, dat een uniform antwoord hierop niet
te geven is. Voor het ene bedrijf zal dit zeker het
geval zijn, voor het andere misschien niet. Per
soonlijk inzicht, vakkennis, doorzettingsvermogen,
etc. van de individuele tuinder bepalen de uit
komst van het bedrijf.
Spr. wees verder op het belang van sterke
centra, welke noodzakelijk zijn voor een goede af
zet en een ruime ontwikkeling. De leden moeten
beseffen dat zij persoonlijk verantwoordelijk zijn
voor hun bestaan.
In dit verband sprak de heer van Kampen ook
over de taak van de organisatie, waarvan hij
noemde: zorg dragen voor goed onderwijs, juiste
verkaveling, gunstig fiscaal klimaat, culturele ont
wikkeling, bevordering van de export, kortom, alle
factoren, welke men individueel niet kan be-
invloeden.
Hij zei verder dat de organisatie geen verzekerd
bestaan „van de wieg tot het graf" kan geven. Met
nadruk wees hij op het verkeerde dat er in schuilt,
wanneer men zich uit traditie vast bijt aan een be
paalde cultuur, waaraan minder of geen behoefte
meer is. Het gaat er echter niet om wat de tuinder
wil, maar om wat de consument wil. Voortdurend
hebben er veranderingen van behoeften en in le
vensgewoonten plaats. De producenten hebben zich
hierbij aan te passen. Ook geldt dit voor intensieve
cultures. Indien er een te groot areaal koude grond-
teelt is, dan moet de teler daaruit de consekwenties
trekken (koolteelt).
lyTET grote nadruk wees spr. er op, dat de wereld
ontwikkeling ook door de tuinder gevolgd
moet worden. Honderd, procent arbeidsbenutting op
het bedrijf is een eis van de tijd. Een belangrijke
TTET is half februari en nog steeds worden we ge
vangen gehouden door de mist, die soms zo
dicht is, dat men het gevoel krijgt, dat men afge
sloten is van zijn naaste omgeving. Stilte heerst er
in de natuur. Somber en eenzaam liggen de velden
en boomgaarden.
Het snoeien was niet meer mogelijk, daarom zyn
we er maar mee gestopt. Het werk van de fruit
teler beperkt zich nu tot „het binnenwerk". Vooral
veel „zaagwerk" hoort men thans uitvoeren. On
dertussen een geschikte tyd voor de griep om zyn
kans waar te nemen. Velen hebben er iets van te
pakken of staat het nog te wachten. Laten we
hopen dat het niet van ernstige aard zal zyn.
Al met al bunkert een ieder naar de zon, die
alles weer een ander aanzien zal geven. De mens
kan heel veel, maar toch blijkt in deze tyd weer
zo heel duidelijk, dat hjj ondergeschikt is aan de
natuur. Mist opruimen gaat nog niet
Vooral onze Zeeuws Vlamingen zouden dat zeker
toejuichen, want voor velen betekent het veel hin
dernis en schade als „De Schelde" dicht zit. Eén
lichtpuntje is hier misschien ook te noemen en wel
dat juist de drukkerij van ons „Landbouwblad" op
Zeeuws Vlaamse bodem staat en ik het vermoeden
heb, dat „zjj" hun blad zaterdag in hun bus heb
ben gekregen en wij het hebben gemist, wat we ook
echt als een gemis hebben gevoeld.
Maar ook dit gaat voorbij en wanneer u deze
regels leest, is het leed hopelijk weer geleden en
zitten ook vele van onze Zeeuws Vlaamse vrienden
in het veilingsgebouw van Kapelle te luisteren naar
de verschillende sprekers op de Zeeuwse kleinfruit-
middag. Mijn ruimte is deze keer erg beperkt, maar
toch wil ik nog wijzen op het belangrijke artikel
over onze. nieuwe tuinbouwafzetverordening, op
deze pagina. Mogelijk dat we daar later nog eens
dieper op willen in gaan. Tot de volgende week.
kwestie is de hoedanigheid van de grond. Spr. zei
dat hieraan hoge eisen gesteld mogen en moeten
worden.
Kwaliteit en waterhuishouding moeten verant
woord zijn voor de uitoefening van de tuinbouw.
Als niet aan deze hoge eisen voldaan kan worden,
dan dient betere grond te worden gezocht.
Spr. achtte een garantie voor eendagsprodukten,
zoals de tuinbouw er vele kent, tot de onmogelijk
heden. De markt zou overstroomd worden. Geen
minister zal zich aan een dergelijk systeem wagen.
De tuinbouw berust op vraag en aanbod, het bui
tenland bepaalt voor een groot deel de mogelijk
heden van de produktie. De tuinbouw heeft zich
ontwikkeld van plaatselijk, via gewestelijk tot een
nationale teelt, maar thans staan we voor een
Europese tuinbouw.
Deze ontwikkeling zal, aldus spr., nog onover
zienbare gevolgen hebben. Het bedrijf zal zich aan
deze Europese tuinbouw hebben aan te passen. Er
zullen bepaalde cultures moeten verdwijnen en
nieuwe moeten ontstaan.
In dit verband heeft de organisatie tot taak,
voorlichting te geven over het bepalen van de rich
ting, waarin de ontwikkeling dient te gaan.
Afgevraagd moet worden, of alle facforen gun
stig zijn voor de komende ontwikkeling. In dit
verband wees de heer Van Kampen er op, dat de
credietverlening voorzieningen vraagt. Deze is nog
te veel op akkerbouw en veehouderij gericht. Uit
breidingsplannen zullen gebaseerd moeten zijn op
ontplooiingsmogelijkheden voor de tuinbouw.
Aan het eind van zijn rede wees de heer Van
Kampen nogmaal op de individuele verantwoorde
lijkheid. Hij zei de tuinders, dat hun lot, ook eco
nomisch, in eigen hand ligt. Men moet moed heb
ben om vooruit te zien en zijn tijd te verstaan. Dan
is er maatschappelijk voor hen een plaats. Al te
grote zekerheid echter leidt tot maatschappelijke
ondergang.
Spr. was van mening, dat er bij het stijgen van
de welvaart der wereld schone kansen liggen voor
de Nederlandse tuinbouw.
In de mededelingen van de Directeur van de
Tuinbouw van januari j.l. lazen wij, dat in Baren-
drecht men zich zorgen maakt over het virus
(complex virus), dat in de aardbeien in Brabant en
Zeeland vrij veel voorkomt, en naar dit gebied is
overgebracht met plantmateriaal. Door dit virus
groeien de planten niet meer en is de produktie
zeer laag.
De aardbeiknotshaarluis blijkt de overbrenger te
zijn. De uitbreiding van de ziekte moet waarschijn
lijk worden toegeschreven aan de voor de luis
gunstige weersomstandigheden in 1958. Allerwege
worden acties gevoerd om de bestrijding met kracht
ter hand te nemen. Een strenge winter zou daarbij
goede diensten kunnen bewijzen.