TREKRERBE VEILIGIN G
97
thans wettelijk voorgeschreven
BROUWGERST
BEDRIJFSBEHEER
AARDAPPELEN
Z. L. M.-NIEUWS
KORT VERSLAG
VERBETERING
BIETENCYSTEN AALTJES-
ONDERZOEK
ZATERDAG 17 JANUARI 1959
Nu <le Europese Economische Gemeenschap zich
scherper aftekent, begint men zich nauwkeurig
bezinnen over de plaats die de verschillende tak
ken van nijverheid en handel van de onderscheidene
landen, in het grote Europa kunnen innemen. De
industrie is hiermede reeds geruime tijd bezig. Ook
de landbouworganisaties uit de zes landen vergade
ren regelmatig en het is zeker ook noodzakelijk
dat zij zich van produkt tot produkt een oordeel
vormen. Een bijdrage hiertoe levert drs. H. Hoelen
van het Centraal Brouwerij Kantoor, over de gerst
in het 23e jaarboekje 1959 van het Nacobrouw.
Over de grondstoffenbehoefte en grondstoffen-
produktie in de E.E.G.-landen in 1957 lezen wij dat
de brouwgerstbehoefte in Nederland 51.000 ton, in
Duitsland 1.100.000 ton. in België 180.000 ton, in
Luxemburg 9.000 ton, in Frankrijk 200.000 ton en
in Italië 33.000 ton bedraagt. De produktie in 1957
bedroeg 1.350.000 ton. Dat is 223.000 ton minder
dan de totale behoefte van 1.573.000 ton. De brouw -
gerstleveranciers zijn in 1957 geweest: Nederland
120.000 ton; Duitsland 770.000 ton; België 110-000
ton en Frankrijk 350.000 ton. De brouwgerstpro-
duktie in Luxemburg was in dit jaar nihil; die in
Italië gering. Deze cijfers hebben betrekking op de
behoefte aan brouwgerst voor de bierproduktie en
niet bijvoorbeeld voor de moutexport; hetzij naar
de partnerlanden, hetzij naar andere gebieden.
Meer van dergelijke studies voor de voor onze
gebieden zo belangrijke produkten zien wij met
belangstelling tegemoet.
Veel meer dan vroeger het geval was, is er voor
het landbouwbedrijf geld nodig. Meer en meer is
men afhankelijk geworden van industriële produk
ten. Naarmate de techniek vorderde werd de land
bouw gedwongen mee te gaan in de produktie ver
hoging. De machines die een steeds groter aandeel
in het werk leveren zijn onmisbaar geworden. Niet
alleen omdat de industrie de landarl>eiders aan
trekt, maar ook omdat het huidige teeltplan on
denkbaar is zonder mechanische hulpmiddelen.
Sneller werken is het devies. Dus een snellere
geldomzet. Daarbij is de produktieverhogif.'r on
denkbaar zonder kunstmest. En ook die moet be
taald worden. Voor de post bestrijdingsmiddelen
geldt hetzelfde. Het financiële bedrijfsbeheer is
door al deze ontwikkelingen een studie op zich zelf
geworden. Gelukkig kan men altijd te rade gaan
bij verschillende deskundigen (o.a. het Boekhoud-
bureau van de Z. L. M.maar dat neemt niet weg,
dat men zelf de verantwoordelijkheid blijft dragen.
Inzicht in het financieel bedrijfsbeheer is dan ook
van groot belang. De kapitaalbehoefte en de
voorziening in deze behoefte de voordelen van
een bedrijfseconomische boekhouding en het ver
schil tussen de fiscale en de bedrijfseconomische
boekhouding, de meewerkende kinderen in het be
drijf, het werken met vreemd geld (zekerheidsstel
lingen en borgstellingsfondsen), het zijn even
zovele uitdrukkingen voor problemen waaraan men
de nodige aandacht moet schenken. Lezing van
het boekje „Financiëel bedrijfsbeheer in de land
bouw" (door storting van 1,op giro 9G6643 van
het Proefstation voor de Akker- en Weidebouw te
Wageningen) wordt daarom zeer aanbevolen.
In gebieden waar de gemiddelde levensstandaard
hoog ligt, zoals Europa en Noord-Amerika, loopt
het aardappelareaal terug. Juist het omgekeerde
is echter het geval in Latijns Amerika, het Verre i
het Nabije Oosten. Over al deze gebieden kan
echter worden waargenomen dat de opbrengst per
ha stijgt. Onderstaand staatje toont dit aan:
Oppervlakte rendement
in 100 kg per ha
1948—'52 1956
Europa 138 163
Noord-America 153 188
Latijns Amerika 52 57
Nabije Oosten 86 106
Verre Oosten 68 67
In Latijns-Amerika liep de produktie in 1956 op
tot 5,7 miljoen ton (1948-'52: 4,7 miljoen ton); in
het Nabije Oosten tot 1,6 miljoen ton (1948-'52: 1
miljoen ton) en in het Verre Oosten tot 9,7 mil
joen ton in 1956 (1948--'52: 9,3 miljoen ton).
De redactie van het blad „De Nederlandse Aard
appel" acht dit een zeer belangrijke ontwikkeling
en is van mening dat er nog heel veel kan gebeu
ren tot bevordering van een verdere uitbreiding
van de aardappelproduktie in gebieden waar een
groot deel van de bevolking onvoldoende voedsel
tot zich kan nemen. In dit blad, dat behalve in het
Nederlands, ook in het Engels, Frans, Duits,
Spaans, Italiaans en Portugees verschijnt, vraagt
men zich af, of uitzending van aardappelspecialis
ten er niet toe zou kunnen leiden dat de produktie
per hectare in die gebieden waar deze voor ver
hoging vatbaar is, inderdaad verder opgevoerd
Wordt.
NOG kort geleden hebben meermalen artikelen
in de landbouwbladen gestaan over de bevei
liging van trekkers t.a.v. het achteroverslaan.
Vooral doordat er een goede beveiligingsappara
tuur aan de markt gekomen is en mede door pro
paganda door de R.L.V.D. over de beveiliging in
het algemeen, is de belangstelling van de zijde
van de boeren zeer groot geworden.
Op de gevaren van het achteroverslaan van
trekkers behoeft niet nader te worden ingegaan.
Toch zijn er altijd nog berijders die menen dat
hun dat niet zal overkomen of dat hun trekker
niet achterover kan. Zij denken niet voldoende na
of laten om andere, niet nader te omschrijven
redenen, het aanbrengen van een beveiliging na.
Deze mensen dienen daarom tegen zichzelf be
schermd te worden en het is vooral daarom dat
per 1 februari de beveiliging wettelijk is voorge
schreven. Voor de nuchter nadenkenden „is dit
voorschrift niet nodig, omdat deze toch tot een
beveiliging zijn overgegaan of dit nog zullen doen.
Het wettelijk voorschrift houdt in, dat met een
trekker geen werkzaamheden meer mogen worden
verricht, waarbij het gevaar voor achteroverslaan
bestaat. Het bezit van een trekker, of het werken
ermee, behoeft dus niet in te houden, dat er ook
een beveiligingsapparaat bij voorhanden moet zijn.
Bij het werken met aanbouwwerktuigen of met
een zodanige aanspanning dus onder de achter
as waarbij geen gevaar te duchten is, behoeft
niet van een beveiliging gebruik gemaakt te wor
den.
Het achteroverslaan van de trekker kan op twee
manieren worden voorkomen, namelijk door lager
aanspannen dan de achteras van de trekker en
door het aanbrengen van een beveiligingsapparaat.
In het eerste geval zou dit, theoretisch, een punt
kunnen ziin, dat lager dan het middelpunt van de
achteras is gelegen. Aankoppeling van het werk
tuig tussen het middelpunt en de onderzijde van
de achteras, houdt echter in dat de trekker nog
zeer ver omhoog kan, waardoor achteroverslaan
nog niet is uitgesloten. Naarmate meer naar on
deren aangespannen wordt, wordt het gevaar ge
ringer. Daarom wordt een i nt, dat onder de ach
teras gelegen is, beter geacht.
Deze mogelijkheid is misschien de eenvoudigste,
maar ook voor de praktijk de minst aanvaardbare.
Het is nu eenmaal in vele gevallen noodzakelijk
om boven de achteras aan te spannen om goed
werk te kunnen leveren.
UOOR zover bekend, zijn momenteel twee soor-
ten van beveiligingsapparaten toegestaan, n.l.
het aanbrengen van een extra ketting vanaf het
werktuig, onder de achteras door naar de onder
zijde van de trekker en het bevestigen van de
„life-safer". Deze tweede ketting wordt iets slap-
pe.r gespannen dan de trekketting. Wanneer de
trekker van voren omhoog gaat, komt de tweede
ketting strak en zal als tegenkracht gaan werken.
Hoe verder de ketting naar voren onder de trek
ker wordt bevestigd, hoe groter het effect zal zijn.
De Life-saver, van de heer K. Mol te Lewedorp,
is onlangs nog beschreven. Het is een buisconstruc
tie, die ons inziens vlokomen beveiliging biedt.
Uiteraard is deze constructie Guurder dan een ket
ting. Zij zal echter ook beter voldcen.
De belangstelling voor de Life-saver is groot.
De fabricage en aflevering ging eerst wat stroef,
maar schijnt nu op gang te komen. De moeilijk
heid voor de heer Mol schuilt in het zeer grote
aantal merken en typen trekkers. Voor vele daar
van moet en andere bevestigingsmogelijkheid wor
den bedacht, getekend en gefabriceerd. Dit remt het
fabricageproces.
Ten aanzien van het eerste, indertijd beschreven
tijpe, is het gelukt om belangrijke verbeteringen
aan te brengen. Zo kan in de meeste gevallen de
apparatuur achter de achteras, in plaats van er
onder bevestigd worden. Het bezwaar dat de door-
laatruimte geringer wordt, is daarmee grotendeels
opgeheven.
Opgemerkt moet worden dat momenteel bij het
De aardappel is een van de belangrijkste Neder
landse landbouwprodukten. Van de 900.000 ha
akkerbouwgrond wordt ongeveer 16 of 150.000
ha ingenomen door aardappelen. De bestemmingen
van de oogst zijn verschillend: 25 wordt gecon
sumeerd in het binnenland; 28 wordt verwerkt
in 17 aardappelmeelfabrieken (de helft van het
meel wordt uitgevoerd)20 wordt verwerkt ?:i
veevoeder; 18 wordt bestemd voor pootgoed
waarvan de helft wordt geëxporteerd terwijl 6
van de oogst wordt uitgevoerd als consumptie
aardappelen. Dit laatste natuurlijk voorzover er
exportmogelijkheden zijn. Al met al wordt bijna
1/3 deel van onze aardappeloogst uitgevoerd.
Nederland is daarmee de grootste aardappel-expor
teur ter wereld.
I.L.R. te Wageningen meer ontwerpen voor bevei
ligingen in onderzoek zijn. Zodra er één of meer
daarvan eveneens toelaatbaar worden geacht, zal
er wel publiciteit aan worden gegeven.
De mogelijkheden ter beveiliging zijn er. Het is
aan de eigenaar ze aan te schaffen tot lijfsbehoud
van de berijder. Deze berijder zal daarbij goed
moeten bedenken dat een beveiliging dan alleen
kan werken, als zij aan de trekker is aangebracht.
Hij zal dus de moeite van het monteren niet mogen
ontzien.
Zowel eigenaar als berijder dragen dus in deze
verantwoordelijkheid. Alleen door een goede
samenwerking kunnen mensenlevens worden ge
spaard. En één mensenleven moet meer waard ge
acht worden dan de kosten en moeite van alle be
veiligingen in Nederland samen.
J. G. VAN LIERE.
In de vergadering van 28 januari jl. van de
Afdeling Stavenisse van de Z. L. M. werd de heer
J- B. de Rooy in het bestuur herkozen.
In het Kort Verslag van de Dagelijks Bestuurs
vergadering van de Z. L. M. d.d. 19 januari jl.
wordt melding gemaakt van het zeer uitvoerige
gesprek dat met de heren ir- Y. de Boer en J. S.
Brandsma werd gevoerd over het brouwgerstbe-
leid. Daarbij werd door de heer De Boer naar voren
gebracht dat de prijs, waarvoor de brouwgerst in
het binnenland afgezet kon worden, op het moment
van het tot stand komen van de overeenkomst, bij
de belanghebbenden slechts weinig critiek ont
moette.
De heer De Boer verzoekt ons hier het volgende
aan toe te voegen: De prijs ontmoette toen welis
waar slechts weinig kritiek maar het toegepaste
stelsel en de argumentatie worden door niemand
bevredigend geacht terwijl, na dat moment, de nor
male ontwikkeling ten koste van de export werd
belemmerd. Het ontbreken van een vergoeding
voor de bewaarkosten maakte, dat een uiteindelijk
lagere prijs werd ontvangen naarmate de tijd van
levering verschoven werd.
Doordat de redactie met haar gedachten nog te
veel in het verleden was is in het stukje „Besturen
geïnstalleerd" op pagina 75 van ons vorige num
mer een hinderlijke fout geslopen. Er staat name
lijk dat de Commissaris van de Koningin reeds
eerder het Bestuur van het nieuwe Waterschap
Schouwen installeerde.. Dit moest natuurlijk zijn
het Bestuur van het nieuwe Waterschap Schouwen
en Duivelantl.
In ons bericht „Honderd jaar Klein Wanzleben
E", staat in de eerste regel dat aan de meeste
landbouwrassen van dezelfde naam geen lang
leven is beschoren. Van belanghebbende zijde
wordt er op gewézen dat hier beter had kunnen
staan; „dat de meeste rassen nauwelijks aan een
lang leven toekomen". Zulks om te voorkomen
dat hiermede ook bedoeld zouden zijn verschillende
rassen van dezelfde naam, hetgeen ook niet in ae
bedoeling van de eerste zinsnede lag.
Hebt U het bouwplan al opgesteld? Zo ja, bent
U er dan zeker van dat het perceel waarop U
bieten wilt verbouwen hiervoor wel geschikt is?
Als U de grond nog niet hebt laten onderzoeken
op aanwezigheid van bietencystenaaltjes, dan
wordt het nu hoog tijd. De kosten, die U hier
aan besteedt, wegen niet op tegen de voordelen.